Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een verfrommeld portret van Kohlbrugge

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een verfrommeld portret van Kohlbrugge

Werkheilige Kuyper begreep heilig nietsdoen van Elberfeldse prediker niet

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Weinig theologen zijn tijdens hun leven zó verguisd als Hermann Friedrich Kohlbrugge. Maar hij heeft zijn eerherstel gekregen. Theologen van nationale en internationale faam verwezen met ere naar de Elberfelder. Kohlbrugge, schreef één van hen, staat in de lijn van Paulus, Augustinus en Luther. Groter eerbetoon is voor een reformatorisch theoloog niet denkbaar. Des te merkwaardiger is het dat dr. A. Kuyper ooit een portret van Kohlbrugge verfrommeld heeft.

De Zwitserse theoloog Karl Barth gaf Kohlbrugge een plaats in zijn boek "Die protestantische Theologie im 19. Jahrhundert" (1947). Hij figureert daar tussen theologische smaakmakers van Schleiermacher tot Ritschl. Dat is opmerkelijk. Want zoals Barth zelf aangaf, ontbrak de naam Kohlbrugge in de tot dan toe verschenen overzichten van de theologiegeschiedenis.

Barth prijst Kohlbrugge om zijn verkondiging van de vrije genade. Dit was een sinds de Verlichting ongehoord, radicaal, echt reformatorisch geluid. Kohlbrugge bereikte daarin de diepte van Calvijn. Maar Barth heeft ook zijn kritiek. Waar Calvijn natuur en schepping een plaats wist te geven, komen deze bij Kohlbrugge in het gedrang. Bij geen van de theologen die Barth bespreekt, zo schrijft hij, is hij in de verleiding gekomen hen te vergelijken met de Reformatoren. Alleen bij Kohlbrugge was dat onvermijdelijk. En dat tekent de grootte van zijn gestalte.

De Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer verwijst in zijn werk op enkele plaatsen in positieve zin naar Kohlbrugge. In zijn "Nachfolge" (1937) bijvoorbeeld, prijkt in een van de voetnoten een prominent citaat van de Elberfeldse theoloog. Juist tegen het Kohlbrugge-citaat in "Nachfolge" maakte Barth bezwaar, "omdat daarin tenminste het gevaar van perfectionisme dreigt."

Heet bad

Kohlbrugge heeft in de loop van de twintigste eeuw internationale rehabilitatie ontvangen. Ook in Nederland, waar hij in eigen tijd uitgespuwd, veracht en bespot werd, ontdekte men het gewicht van zijn woorden. Oepke Noordmans plaatste hem onder de kerkelijke klassieken en trok een lijn van Paulus, Augustinus en Luther naar Kohlbrugge inzake de verkondiging van vrije genade. Hij noemde hem "een oecumenische geest, sterk belezen in kerkvaders en reformatoren."

A. A. van Ruler vond Kohlbrugge zoiets als een heet bad: Je moet je daar af en toe aan laven, maar niet te lang. Van Ruler brengt hier de doorsneewaardering op formule. Kohlbrugge bespeelde een éénsnarig instrument: dat van de rechtvaardiging van de goddeloze. Daarmee kwamen echter, zoals Barth ook al vond, natuur en schepping, ofwel de heiligmaking in het gedrang.

Merkwaardig in het verband van zoveel waardering is het feit dat Abraham Kuyper in 1887 aan een van Kohlbrugge's volgelingen het portret van de meester terugzond in verfrommelde staat, "opgerold, met blazen in de photografie." Het briefje van Kuyper, gedateerd 24 januari 1887, luidt als volgt:

"Wel Eerwaarde Heer, Na uw optreden om in uw ambt hulde te bieden voor de redding van diezelfde Synodale Hiërarchie, die wijlen Dr. Kohlbrugge kerkelijk vermoord heeft, mag het beeld van dien getrouwen getuige niet langer, als geschenk van uw hand, onder mijn dak zijn. Het mij eertijds gezondene gaat daarom hierbij aan u terug. Het heeft u veel te zeggen! Inmiddels heb ik de eer enz. (w.g.) A. Kuyper."

Verscheurend dier

Wat was hier aan de hand? Heinrich Lütge was de man die Kuyper ooit het portret geschonken had. Hij was in Elberfeld onder Kohlbrugge's gehoor grootgebracht. In de jaren zeventig werd hij predikant in Amsterdam. Bij de orthodoxe richting stond deze discipel van Kohlbrugge goed bekend.

Lütge behoorde in Amsterdam dus tot dezelfde partij als Kuyper, die daar eerst predikant was en na zijn intrede in de politiek ouderling werd. Lütge kwam hervormd Amsterdam bedienen toen het kerkelijke drama van de Doleantie (1886) eraan zat te komen. Daar kon hij als rechtgeaard kohlbruggiaan niet in mee gaan. Hij bleef hervormd.

In januari 1887 vergaderde de hervormde kerkenraad voor de eerste maal weer in de consistorie van de Nieuwe Kerk op de Dam. Het gerucht ging toen, dat Lütge tijdens deze vergadering dr. Vos, de belangrijkste tegenspeler van Kuyper, in lovende bewoordingen had toegesproken. Als dank voor zijn ijveren kreeg Vos, aldus het gerucht, een pelsjas aangeboden.

Zoiets was kaasje voor Kuyper. Hoe ironisch! Vos kreeg "het vel van een verscheurend dier" omgehangen, schreef hij honend in De Heraut. Aan Lütge stuurde hij Kohlbrugge's portret met begeleidend briefje retour.

Lütge had in werkelijkheid als voorzitter van de kerkenraad enkele woorden gesproken tot zijn collega's in verband met de Doleantie. Niet hij, maar iemand anders, had Vos toegesproken. En van een omgehangen pels wist hij helemaal niets.

Zeldzame diepte

Het was Kuyper die de term neo-kohlbruggianen uitvond. Hij wilde ermee aangeven dat de leerlingen anders waren dan de meester. En dat niet alleen in theologisch opzicht. Zij -de leerlingen- wilden geen afscheiding van een ongereformeerde kerk, geen doleantie van het hervormde genootschap. Maar de meester had in Elberfeld het opzicht over een volstrekt op zichzelf staande gemeente.

De werkheiligheid van Kuyper en het heilig nietsdoen van Kohlbrugge verdroegen elkaar niet. Beide mannen waardeerden elkaar, brachten wederzijdse bezoeken en wisselden brieven uit. Maar Kuyper heeft volgens dr. K. Groot Kohlbrugge's theologisch standpunt niet geheel doorgrond. "Ich hab' es sehr schwer mit dem Mann gehabt", verzuchtte Kohlbrugge op zijn beurt over een bezoek van Kuyper.

Na Kohlbrugge's sterven schreef Kuyper in zijn Standaard: "Een godgeleerde van zeldzame diepte, een prediker van ongewone kracht, een kenner der Schrift zooals weinigen, een warm vaderlander is met Kohlbrugge ten grave gedaald."

AMSTERDAM, 1887

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2003

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Een verfrommeld portret van Kohlbrugge

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2003

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's