Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

David, de man naar Gods hart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

David, de man naar Gods hart

10. David door Saul achtervolgd

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op een keer hoorde David dat de Filistijnen tegen de plaats Kehíla streden en vervolgens het koren en andere vruchten wegroofden. Toen hij dat vernam, vroeg hij aan de Heere of hij de mensen van Kehíla zou mogen bevrijden. Meteen sprak de Heere: Ga heen en gij zult de Filistijnen slaan en Kehíla verlossen (1 Sam. 23:2). Nee, David dacht niet: ‘Laten de Filistijnen het rijk van koning Saul, de man die mijn dood zoekt, maar afbreuk doen en zijn rijk verzwakken!‘ Hij dacht niet aan koning Saul, maar aan het verdrukte volk van de Heere en daarom wilde hij Kehíla uit de macht van de Filistijnen verlossen.

Toen zijn mannen echter bevreesd werden om naar Kehíla af te trekken, vroeg David opnieuw aan de HEERE om naar Kehíla te mogen gaan. Voor de tweede keer sprak toen de HEERE: Maak u op, trek af naar Kehíla, want Ik geef de Filistijnen in uw hand (vers 4). Wat de Heere belooft, komt Hij ook na. We lezen dat David daarna met zijn mannen de Filistijnen versloeg met een grote slag (vers 5).

Juist in die tijd was priester Achimélech tot David met de efod gekomen. Door middel van de Urim en de Thummim kon de priester raad aan de Heere vragen. De priester was juist op tijd gekomen, want opnieuw brak er een zeer gevaarlijke tijd voor David aan. Koning Saul had vernomen dat David en zijn mannen zich in Kehíla bevonden en hij sprak: ‘God heeft David in mijn handen gegeven, want Kehíla is een stadje met poorten en muren. Ik ga meteen de stad belegeren en David gevangen nemen.’ Saul dacht dat David als een muis in de val zat en ogenschijnlijk leek dat ook zo. Maar David had de Heere aan zijn kant.

Toen hij vernam dat Saul met heel veel krijgsvolk oprukte naar het stadje, liet hij priester Achimélech tot zich roepen en gaf hem opdracht om opnieuw door middel van de efod de Heere om raad te vragen. De kanttekening zegt dat de priester dan zijn mantel met de borstlap aantrok om door de Urim en Thummin de Heere om raad te vragen (kanttek. 16).

In buitengewone gevallen kon de priester van de efod gebruik maken. Via de priester vroeg David: ‘HEERE, ik heb gehoord dat Saul naar Kehíla komt. Zullen de inwoners van het stadje mij in zijn hand overgeven?’ Meteen antwoordde de HEERE: ‘Als u in de stad blijft, zullen de inwoners u zeker aan Saul uitleveren!’

Daarom trok David haastig met zijn zeshonderd mannen de stad uit. Dat de inwoners van Kehíla David in handen van Saul wilden geven, was mogelijk uit vrees voor Saul. Had hij niet alle inwoners van het plaatsje Nob laten doden omdat hij dacht dat ze het voor David opnamen? Mogelijk dat daarom de inwoners van Kehíla uit zelfbehoud geen partij voor David durfden kiezen, maar voor Saul kozen! Op die manier wilden ze in een goed blaadje bij de koning komen.

Toen koning Saul vernam dat David Kehíla verlaten had, staakte hij de vervolging en rukte niet verder naar de stad op. David week vervolgens uit naar de woestijn Zif, terwijl Saul verder ging met het vervolgen van David. In de Bijbel staat: Saul zocht hem alle dagen, doch God gaf hem niet over in zijn hand (vers 14).

Terwijl David in de vestingen van de woestijn verkeerde, kwam kroonprins Jónathan hem opzoeken. Hij sterkte de voortvluchtige David met hem de beloften van de Heere voor te houden en te zeggen: ‘David, vrees niet voor mijn vader Saul, want u zult koning over Israël worden en ik zal de tweede bij u zijn, ook weet mijn vader Saul zulks wel (vers 17).’ Opnieuw sloten de twee vrienden een verbond voor het aangezicht van de Heere. Het zal in deze moeilijke omstandigheden tot grote troost voor David zijn geweest. Daarna ging Jónathan weer naar huis en David bleef in de vestingen van de woestijn Zif.

Toen de inwoners, de Zifieten, dat aan de weet kwamen, boodschapten zij het koning Saul en zeiden: ‘Koning, David bevindt zich in onze streek en wij zullen proberen hem in uw handen te geven. Kom zo snel mogelijk naar ons toe.’

Wat werd de koning blij met dat bericht. Meteen antwoordde hij: Gezegend zijt gijlieden de HEERE, dat gij u over mij ontfermd hebt (vers 21). Voor de tweede keer misbruikte koning Saul de Naam des Heeren. Toen David in Kehíla was, sprak de koning ook: ‘God heeft mij hem in mijn hand overgegeven’ en nu zegende hij de Zifieten in Gods Naam omdat zij hem wilden helpen om David in handen te krijgen. De kanttekening merkt op: ‘Aldus misbruikt Saul de heilige Naam van God om hen (de Zifieten) tot een lelijke verraderij aan te porren’ (kanttek. 36).

Vanwege de aanhoudende achtervolging door Saul vluchtte David naar de woestijn van Maon en bij een berg werd David met zijn mannen zelfs helemaal door Saul ingesloten. Toen de koning wilde toesnellen om hem te grijpen en David in een zeer hachelijke positie verkeerde, kwam er onverwachts een ijlbode tot koning Saul, roepend: ‘Koning, haast u en verlaat deze plaats, want de Filistijnen zijn in het land gevallen.’ Tot zijn grote spijt moest koning Saul zijn prooi, die bijna in het net zat, laten gaan en op die manier werd David ternauwernood door de Heere uitgered. In deze tijd moet David Psalm 63 gedicht hebben, waarin hij sprak uit de praktijk van zijn leven, toen hij dichtte: Want Gij zijt mij een Hulp geweest, en in de schaduw Uwer vleugelen (onder Uw beschutting, zegt kanttek. 18) zal ik vrolijk zingen (Ps. 63:8).

Wanneer ik, op mijn legersteê,

Aan U gedenk in stille nachten;

Dan peinst mijn ziel met al haar krachten,

Hoe Gij voorheen in angst en wee,

Als mij de vijand wild’ omringen,

Mij vaardig zijt ter hulp geweest;

Dies zal ik nu ook, onbevreesd,

In schaduw van Uw vleug’len, zingen (Ps. 63:4).

(Volgende keer D.V. 11. David spaart het leven van koning Saul)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's

David, de man naar Gods hart

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's