Armoedebestrijding en bestaanszekerheid bij de lokale overheid
De SGP en het sociaal domein is niet altijd een voor de hand liggende combinatie. Toch zijn er ook SGP-bestuurders en -politici op lokaal niveau bij onderwerpen op dit terrein betrokken. Aan twee van hen is hierover een aantal vragen voorgelegd. Hoe gaan hun gemeenten om met vragen rond bestaanszekerheid? Welke maatregelen neemt de lokale overheid? En hoever reikt de verantwoordelijkheid van de (lokale) overheid op dit terrein eigenlijk? Bert van Roekel (1993) is raadslid in Ede en richt zich daar voornamelijk op sociale vraagstukken. In de gemeenteraad van Vlissingen houdt raadslid Lilian Janse (1973) zich met soortgelijke onderwerpen bezig.
Hoe bent u vanuit de lokale politiek betrokken bij het thema armoedebestrijding en bestaanszekerheid?
Lilian Janse: ‘Als raadslid stel ik mede het armoedebeleid van de gemeente vast. Dit beleid wordt in de nabije toekomst herzien. Aan de voorkant wordt de gemeenteraad meegenomen in het denkwerk over hoe dit beleid kan worden herijkt en verrijkt. Samen met zeven andere raadsleden zat ik in een werkgroep die voor de gemeenteraadsleden een beeldvormende bijeenkomst heeft georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst werden uitdagende stellingen gepresenteerd waarover we met de raadsleden in discussie konden gaan en een mening konden vormen. Zo kon de ambtelijke organisatie informatie en meningen ophalen om het armoedebeleid te herschrijven. Deze nieuwe nota komt weer uitgebreid aan de orde in de commissie- en raadsvergadering.’
Bert van Roekel: ‘Armoedebestrijding, met name rond het thema bestaanszekerheid, vertoont veel overlap met andere sociale kwesties. Om die reden komt dit onderwerp regel-matig aan bod in de raadszaal, zowel in droge beleidsdocumenten als in besprekingen van anonieme casussen. Daarnaast streven we er als gemeenteraadsleden naar om door middel van werkbezoeken voeling te houden met de praktische uitwerking van het beleid.’
Wat doet uw gemeentelijke overheid zoal op dit gebied?
Bert: ‘In Ede hebben we een uitgebreid en ruimhartig aanbod aan mogelijkheden en daarbuiten bieden we ook maatwerk. Zo hanteren we een inkomensgrens van 130% van het sociaal minimum, ook voor regelingen met betrekking tot energiearmoede. Daarnaast maken we gebruik van vroegsignalering bij schuldenproblematiek. Wanneer er sprake is van een groeiende betalingsachterstand, krijgen we daar als gemeente signalen van van grote partijen zoals energieleveranciers. Op dat moment nemen we proactief contact op met de betreffende inwoners om hulp aan te bieden, om te voorkomen dat zij in de schulden terechtkomen.
Verder hebben we in Ede de ‘meedoenregeling’, waarmee alle volwassenen jaarlijks €225 kunnen besteden aan sport, cultuur en recreatie. Hierbij kan gedacht worden aan sportclubcontributies, lidmaatschappen bij een spelotheek of een museumkaart. In Ede hanteren we een beleid dat vrij ruimhartig is. In de meeste gevallen hebben we geprobeerd de regelingen aan te passen naar onze politieke opvattingen voordat we ermee instemden. Dit hebben we voornamelijk gedaan om gezinnen tegemoet te komen en de armoedeval te verzachten.’
Lilian: ‘In Vlissingen kunnen inwoners met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum een beroep doen op de bijzondere bijstand voor uitgaven waar ze zelf geen draagkracht voor hebben (denk aan de aanschaf van witgoed, eigen bijdrage rechtshulp, bewindvoerderskosten, kosten voor verhuizing en stoffering en inrichting van de woning, zorgkosten, woonkostentoeslag, studietoeslag, enz.). Jaarlijks kunnen deze inwoners ook een beroep doen op de individuele inkomenstoeslag, het fonds Sport, cultuur & onderwijs en het fonds Chronisch zieken en gehandicapten. Ook biedt de gemeente schuldhulpverlening aan in de vorm van de regeling Minnelijke Schuldhulpverlening Natuurlijke Personen (MSNP) of door het verstrekken van een saneringskrediet waarmee schuldeisers worden betaald tegen een voorstel van finale kwijting.’
In hoeverre is de sociaaleconomische positie van de burgers een verantwoordelijkheid van de (gemeentelijke) overheid?
Lilian: ‘De individuele verantwoordelijkheid van inwoners moeten we blijven benadrukken. Wanneer iemand gezond is en in staat om te werken, zou diegene op deze manier in staat moeten zijn om voldoende inkomen te genereren. Dat zou dan voldoende moeten zijn om te voorzien in de vaste lasten, voldoende leefgeld en geld dat overblijft voor het kopen van nieuwe kleding, eigen vervoer en eventueel een dagje uit. Als inwoners om fysieke of mentale redenen echt niet in staat zijn om te werken en zo in het eigen inkomen te voorzien, dan is het een noodzakelijke, sociale taak van de overheid om hen van een inkomen te voorzien, met aanvullende minimaregelingen, zodat zij al hun noodzakelijke kosten voor levensonderhoud kunnen betalen.’
Wat kan er overgelaten worden aan private liefdadigheid/het maatschappelijk middenveld?
Bert: ‘In principe zou ik zeggen: zo veel mogelijk. Maar als overheid moet je wel het vangnet zijn. Het mooiste is als bijvoorbeeld een voedselbank volledig door het maatschappelijke middenveld bekostigd wordt. Als overheid doen we er verstandig aan om terughoudend te zijn in het volledig adopteren van dergelijke initiatieven. Dit kan namelijk leiden tot een terugtrekkende beweging van het maatschappelijk middenveld. Een voedselbank is een typisch voorbeeld van een initiatief dat met een klein beetje overheidssteun (bijvoorbeeld het dragen van de huurkosten) van grote betekenis kan zijn. Buurtactiviteiten en andere sociale activiteiten kunnen ook van grote toegevoegde waarde zijn en vinden vaak hun weg zonder al te veel overheidsbemoeienis. Om dit te ondersteunen en te stimuleren, krijgt elke Edenaar twee keer per jaar een cheque van €7,50 die ze kunnen doneren aan een sociaal initiatief.’
Lilian: ‘Het maatschappelijk middenveld is er voor uitgaven die niet vallen onder de regelgeving van bijzondere bijstand of waar de jaarlijkse bijdrage uit de individuele inkomenstoeslag, het fonds Sport, cultuur & onderwijs of het fonds Chronisch zieken en gehandicapten niet (voldoende) in voorzien. Denk bijvoorbeeld aan de aanschaf van een complete bril (montuur en glazen). Er zijn veel maatschappelijke en kerkelijke fondsen die op het gebied van individuele noden een bijdrage willen geven voor dit soort kosten, mits de noodzaak daartoe voldoende aangetoond en gemotiveerd is. Maar ook de Voedsel- en Kledingbank en Stichting Leergeld zijn waardevolle initiatieven. Meestal zijn dit stichtingen, vaak mede gesubsidieerd door gemeenten.’
Waar houdt de verantwoordelijkheid van de burgers op en begint die van de overheid (bijvoorbeeld wanneer het gaat om burgers met problematische schulden)? Welke afwegingen maakt u voordat u een besluit neemt op dit terrein?
Lilian: ‘Wanneer de schulden zodanig problematisch zijn (bijv. >€30.000) en het inkomen zodanig laag is dat van de inwoner niet kan worden verwacht dat deze schulden met betalingsregelingen kunnen worden afgelost, is aanmelding bij de schuldhulpverlening noodzakelijk. Ook wanneer het een gezin met kinderen betreft, dient de overheid deze kinderen tegen de gevolgen van de schrijnende armoede die bij problematische schulden ontstaat (denk bijv. aan beslag op loon of uitkering, beslag op inboedel) te beschermen. Het minnelijke schuldhulpverleningstraject duurt tegenwoordig anderhalf jaar. Tijdens dit traject worden vaak de schulden afgelost door middel van het aflossen van een saneringskrediet bij de Kredietbank. Belangrijk is dat inwoners daarna een cursus wordt aangeboden om financieel zelfredzaam te worden om dezelfde problemen in de toekomst te voorkomen. Het is belangrijk dat de inwoner daarvoor gemotiveerd is.’
Bert: ‘In de basis is de burger zelf verantwoordelijk. Deze verantwoordelijkheid kunnen wij ook niet overnemen. Wel kunnen wij onze hulp en ondersteuning hierbij aanbieden. Hierin hebben wij een breed aanbod waarin we op verschillende manieren de inwoner kunnen ondersteunen. Als er kinderen bij betrokken zijn, is het daarnaast van belang dat de regelingen die erop gericht zijn de kinderen zo ‘normaal’ mogelijk op te laten groeien ingezet worden.’
Houdt de SGP zich wat u betreft genoeg met armoedebestrijding en sociale zekerheid bezig?
Bert: ‘De SGP heeft een sociaal programma en doet veel wat betreft het ondersteunen van gezinnen. Toch nemen we mijns inziens soms ook te weinig verantwoordelijkheid en verschuilen we ons onder termen als ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘niet onze verantwoordelijkheid’. Ik denk dan met name aan de hulp aan (ex-)arbeidsmigranten en daklozen. Als SGP’ers zijn we allemaal gedreven om politiek te bedrijven met een geopende Bijbel. In de dagelijkse praktijk is het soms zoeken naar wat de Bijbel nu zegt over concrete politieke onderwerpen. De Bijbel is tenslotte geen politiek handboek. Waar we in de Bijbel wel veel over kunnen lezen is over hoe we met de kwetsbaren en armen om moeten gaan. In de praktijk geven we hier veelal vorm aan door goede doelen over heel de wereld te steunen. Maar sluiten we onze ogen niet teveel voor de kwetsbaren in eigen samenleving?
Bijna iedere stad heeft wel daklozen. Bij de supermarkten en stations heb ik ze al vaak zien staan. Tot voor kort zei ik ze altijd vriendelijk gedag en liep ik door met de gedachte: ‘gelukkig hebben we het Leger des Heils dat zich bekommert om deze mensen.’ Ik ging dan weer rustig verder met mijn leven. Inmiddels heb ik meer informatie en ben ik erachter gekomen dat de praktijk veel weerbarstiger is. Bij ons in Ede slapen tientallen mensen in de bossen, zonder sanitaire voorziening en zonder beschutting tegen de weerselementen. Afgelopen winter is er in Ede nog een onderkoelde dakloze man gevonden die korte tijd later is overleden.
Op dit terrein blijkt het Leger des Heils te functioneren als een zorginstelling. Zonder contract kunnen ook zij niets doen. Er is wel gecontracteerde zorg, maar je moet daarbij vooral denken aan hulpmiddelen als beschermd wonen. Helaas worden veel van deze mensen aan hun lot overgelaten. Bij deze mensen is er vaak sprake van meervoudige problematiek: actief gebruik van middelen, psychosegevoeligheid en soms ook een verstandelijke beperking. En ja, deze mensen maken vaak keer op keer de verkeerde keuzes. Maar moeten we hen daarom laten vallen en de gevolgen laten dragen van hun keuzes? Als christenen weten wij dat wij allemaal van dezelfde lap gescheurd zijn. Niets in onszelf zorgt ervoor dat wij betere keuzes maken. Kunnen we dan zeggen ‘eigen schuld’? Of moeten wij ons juist om deze mensen bekommeren en voor hen een menswaardig bestaan creëren?’
Lilian vult aan: ‘De SGP heeft zeker een sociaal programma. SGP’ers zijn echter wel erg gericht op initiatieven vanuit de samenleving en de kerkelijke gemeente. Men helpt elkaar vooral op die manier, en doet daardoor ook minder vaak een beroep op de overheid.’
Zijn er lokale particuliere initiatieven in uw gemeente? Zo ja, welke?
Lilian: ‘Vanuit diverse kerkelijke gemeenten wordt er wekelijks een voedselpakket uitgereikt aan mensen met een minimuminkomen. Zij kunnen zich hiervoor opgeven. Ook zijn er kerken die maandelijks boodschappen inzamelen en doneren aan de Voedselbank. De ene maand zijn dan potten pindakaas, de volgende maand ontbijtkoek, daarna hagelslag, enzovoorts. Maandelijks zijn er zo’n 250 stuks van deze boodschappen nodig om alle voedselpakketten die worden uitgedeeld te voorzien van dat product. Ook zijn er diverse particulieren die hun huis op bepaalde ochtenden openstellen voor mensen met lage inkomens. Die kunnen daar terecht voor een kopje koffie/thee, iets lekkers erbij en een goed gesprek. Ook zijn er in wijkgebouwen initiatieven voor het koken van goedkope warme maaltijden. Mensen kunnen zich ook opgeven voor deelname aan dit gezamenlijke diner.’
In welke opzichten is aanvulling van de particuliere initiatieven door de overheid nodig?
Lilian: ‘De overheid is verantwoordelijk voor haar eigen minima-/armoedebeleid. Hiervoor moet altijd voldoende geld in de begroting worden opgenomen. Regelmatig dient te worden gemonitord of het armoedebeleid in de behoeften voorziet. Daarnaast kan de overheid functioneren als verbinder tussen organisaties. Denk hierbij aan organisaties voor maatschappelijk werk, geestelijke gezondheidszorg, jeugdinstellingen, onderwijs, financiële dienstverlening voor mensen met financiële problemen (budgetbeheer/bewindvoering), maar ook incassobureaus en deurwaarders. Wat ook belangrijk is, is dat gewerkt wordt aan de vindbaarheid en zichtbaarheid van allerlei (particuliere) initiatieven. Hierin kan de overheid een nuttige rol vervullen door informatie te verspreiden via haar website en sociale media, lokale weebladen en posters in wijk- en schoolgebouwen.’
Bevordert de overheid in uw gemeente ook particuliere en kerkelijke initiatieven?
Lilian: ‘Onze gemeente geeft subsidie aan diverse stichtingen en initiatieven (bijv. Stichting Voedsel- en Kledingbank en Stichting Leergeld). Er is onlangs een motie aangenomen waarin de gemeenteraad het college de opdracht heeft gegeven om via haar communicatiemiddelen bekendheid te geven aan diverse particuliere initiatieven, zodat deze beter vindbaar worden voor onze inwoners.’
Bert: ‘In Ede zijn er veel particuliere en kerkelijke initiatieven zoals de Formulierenbrigade en Schuldhulpmaatje. Deze worden vaak vanuit meerdere kanten gefinancierd.’
Het Belang Van Preventie
Tot slot wijst Lilian nog op het belang van preventie: ‘Het is belangrijk om te voorkomen dat inwoners in financiële problemen komen. Als overheid hebben we het voor onze inwoners heel makkelijk gemaakt om veel spullen aan te schaffen op betaling achteraf en zo in de schulden te geraken. Lang niet iedereen kan met deze vrijheid omgaan. Het bijbrengen van financiële verantwoordelijkheid in een vroeg stadium is heel belangrijk. Goede samenwerking tussen onderwijs en overheid is in dezen hoogst noodzakelijk. Jong geleerd is oud gedaan. Verder maakt het heel erg uit in wat soort gezin iemand opgroeit en in welke wijk. Lang niet ieder kind is kansrijk, niet elk dubbeltje wordt zomaar een kwartje. Het leven is tegenwoordig erg duur. Voor Jan Modaal en inkomens daaronder is het gewoon sappelen om rond te komen. Vaak houdt men aan het eind van het geld een stuk maand over. De overheid moet beseffen dat veel producten en diensten als gevolg van allerlei heffingen en belastingen steeds duurder zijn geworden. Salarissen stijgen niet in die verhoudingen mee. Dit vraagt van overheden bewustwording in het maken van keuzes om bepaalde belastingen jaarlijks te verhogen. Daarbij is het ook noodzakelijk dat de overheid, middels regelgeving, haar inwoners beschermt tegen het doen van grote uitgaven (kopen op afbetaling, afsluiten van persoonlijke leningen) en zeker ook tegen bijvoorbeeld digitaal gokken en het maken van reclame hiervoor. Bekendheid geven aan particuliere initiatieven en daar goed mee samenwerken is en blijft belangrijk. Vaak hebben deze organisaties zaken beter in beeld dan de overheid. Preventie moet een belangrijk onderdeel zijn en blijven in het armoedebeleid, niet alleen in theorie, maar vooral in de praktijk.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 2024
Zicht | 98 Pagina's
