Staat of maatschappelijk middenveld?
Accentverschillen bij SGP en ChristenUnie
De overheid als schild der zwakken is een ideaal dat door beide christelijke partijen, de SGP en de ChristenUnie wordt omarmd. Het ideaal is afkomstig uit de antirevolutionaire traditie die beide partijen in meer of mindere mate heeft beïnvloed.
Het christelijk-sociale gedachtegoed, zoals deze onder de oprichter van de Antirevolutionaire Partij, Abraham Kuyper, vorm kreeg is in het bijzonder aan te wijzen als de oorsprong van het beginsel van de overheid als beschermer der zwakken in de Nederlandse, christelijke politiek.
Hoe er invulling moet worden gegeven aan dit beginsel was en is toch dikwijls een politieke splijtzwam. Tegenwoordig zien we de verschillende benaderingen van dit principe in de sociale visies van de SGP en de ChristenUnie, waar we dadelijk op terug zullen komen.
Ook Kuypers ARP was niet immuun voor politieke strubbelingen op dit terrein. Bepalend daarbij is de verhouding tussen het christelijk-sociale beginsel en een ander beginsel dat in het denken van Kuyper een belangrijke rol speelt: dat van de soevereiniteit in eigen kring. De kern van deze politieke worsteling lag toen en ligt nu vaak in het vinden van een balans tussen staatsingrijpen ten behoeve van de zwakken en de soevereiniteit en verantwoordelijkheid van het maatschappelijk middenveld.
Daarbij rijst de vraag in hoeverre de verschillen tussen de SGP en de ChristenUnie in hun sociale visie zijn terug te voeren op de spanning binnen de antirevolutionaire traditie tussen het beginsel van soevereiniteit in eigen kring enerzijds en zijn sociale politiek anderzijds.
Soevereiniteit In Eigen Kring
Het principe van soevereiniteit in eigen kring, wellicht Kuypers meest bekende beginsel, is door de ChristenUnie in haar beginselverklaring opgenomen en wordt door de SGP in de praktijk doorgaans onderschreven. Het principe was bedoeld om het maatschappelijk middenveld en het individu te behoeden tegen vergaande staatsbemoeienis. Kuypers organische maatschappijbeeld lag ten grondslag aan het welbekende beginsel.
Zo zag hij de samenleving als een organisme, bestaand uit een web van verschillende maatschappelijke kringen, elk met eigen verantwoordelijkheden en specialisaties. Voorbeelden van dergelijke maatschappelijke kringen reiken van het terrein der wetenschap, de landbouw, de handel en het gezin, om er maar een paar te noemen. Elk van deze maatschappelijke verbanden is soeverein in hun eigen domein. Deze soevereiniteit was volgens Kuyper direct van God afkomstig en werd dus niet aan de staat ontleend. Zo behoort een kind zijn ouders toe, niet omdat de overheid dit toestaat, maar omdat dit de vanuit God afkomstige orde is.
Naast de vele organische maatschappelijke kringen is er de staat – ernaast en dus niet erboven. Met deze horizontale indeling onderscheidt Kuypers soevereiniteitsprincipe zich van het hiërarchische, katholieke subsidiariteitsprincipe, waar de staat wel boven de rest van de samenleving wordt geplaatst. Binnen de antirevolutionaire traditie wordt de staat onder andere de rollen van rechtspraak en wetshandhaving toebedeeld, waarbij de staat ook het geweldsmonopolie heeft. Kuyper zag de staat als een mechanisch instrument om de orde in de organische, maar gebroken wereld te handhaven, waarbij het publieke domein binnen de verantwoordelijkheid van de staat valt. De staat had zich echter verre te houden van de soevereiniteit van de andere maatschappelijke kringen. Eventueel ingrijpen diende tot een minimum beperkt te blijven.1
Waar de staat en de overheid een rol speelde in de verschillende kringen, was dat in het bewaren van de balans en de verhoudingen tussen de kringen, bijvoorbeeld tussen het terrein van de landbouw tegenover de natuur, of tussen het terrein van de arbeid en dat van de nijverheid. Abraham Kuyper gebruikte zelf een metafoor waarin de samenleving, ironisch genoeg, als een machine werd neergezet waarbij elke maatschappelijke kring als tandwielen in mekaar haakten en zo de samenleving draaiende houden.
Wanneer de tandwielen niet meer goed op elkaar inhaakten of op elkaar botsten, dan was het aan de staat om in te grijpen en de verhoudingen weer te herstellen zodat de machine weer soepel kan draaien. Zo diende elk staatsingrijpen erop gericht te zijn om de samenleving weer op eigen kracht te kunnen laten draaien en eventuele barrières weg te nemen en dus niet om zelf de verantwoordelijkheden van de samenleving op zich te nemen of de soevereiniteit en vrijheid in te perken.2
Daar komt bij dat de staat een gelijke behandeling van de verschillende kringen diende na te streven. Kuyper pleitte zo, na de invoering van een Wetboek voor de Koophandel, ook voor een Wetboek voor de Arbeid, opdat de kring van de Arbeid niet zou worden achtergesteld tegenover dat van de Koophandel, waar ook de industriëlen en andere werkgevers onder vielen.
Christelijk-Sociaal Denken
Het soevereiniteitsprincipe werd een van de basisbeginselen van de Antirevolutionaire Partij. Hoewel Kuypers soevereiniteit in eigen kring veel ruimte bood voor interpretatie betreffende de macht dat de overheid kon uitoefenen, was de geest van het beginsel gericht op het indammen van de staatsmacht. Daarnaast was er het christelijk-sociale gedachtegoed, dat eveneens haar wortels heeft in de antirevolutionaire traditie, en wat tot enige wrijving leidde binnen de antirevolutionaire gelederen. Het was Abraham Kuyper die in 1891 het eerste Christelijk-Sociale Congres organiseerde in de hoop een christelijk, antirevolutionair antwoord te formuleren op de sociale kwestie. De sociale kwestie betrof de erbarmelijke leefomstandigheden en wijdverbreide armoede onder de arbeidersklasse in de tweede helft van de negentiende eeuw, als gevolg van de industriële revolutie. Kuyper zag de onhoudbaarheid van de ‘tegenwoordige toestand’ als een appel op de politiek – zowel overheid als maatschappelijk middenveld – om maatschappelijke ontwrichting tegen te gaan.
In het zoeken naar een balans tussen overheidsingrijpen en de soevereiniteit in eigen kring werd er gezocht naar maatregelen die het maatschappelijk middenveld weer in staat zouden stellen om zelf de samenleving weer draaiende te kunnen houden. Directe stoffelijke hulp aan de armen, zoals door middel van uitkeringen, werd gezien als enkel symptoombestrijding en diende volgens de deelnemers aan het Christelijk-Sociaal Congres tot een minimum beperkt blijven. Daar komt bij dat de liefdadigheid vanuit de staat inbreuk zou maken op het terrein van de liefdadigheidsorganisaties en de kerk. In plaats daarvan werd er gekeken naar faciliterende maatregelen, zoals het opzetten van een Kamer van Arbeid als tegenhanger van de Kamer van Koophandel. Deze Kamer zou kunnen helpen in het bemiddelen van conflicten tussen werknemers en werkgevers, in de hoop dat er zo vanuit de samenleving zelf een meer permanente oplossing voor de maatschappelijke problemen zou worden gevonden.3
Abraham Kuyper zag in deze verzekeringsplicht een oplossing voor de vele arbeiders die door ongevallen op de werkvloer in de armoede belandden. Ook deze plicht zag Kuyper als een tijdelijke maatregel, zij het dat er wel een halve eeuw overheen zou gaan. Hij hoopte namelijk dat men in de loop der tijd zou wennen aan deze verzekering en deze zouden gaan waarderen, waardoor zij deze ook zouden afsluiten wanneer de plichtmatigheid zou worden weggenomen. De verzekering zelf zou vanuit de samenleving, door het particulier initiatief, moeten worden verzorgd. Dit zou de samenleving in staat stellen zelf deze verantwoordelijkheid te dragen, ook wanneer er geen verzekeringsplicht meer zou zijn en het zou volgens Kuyper overmatige staatsbemoeienis tegengaan. Het instellen van de Staatsverzekeringsbank als uitvoeringsorgaan in de uiteindelijke Ongevallenwet van minister Cornelis Lely in 1901 deelde in Kuypers ogen de staat dan ook een te grote invloed toe over de maatschappij.
De verzekeringsplicht stootte velen, ook onder de antirevolutionairen tegen, de borst. Onvrede over onder ander deze wetgeving was voor de Gereformeerde Gemeente predikant G.H. Kersten reden om de SGP op te richten. In zijn kritiek op de verzekeringsplicht kon Kersten zich dikwijls beroepen op criticasters vanuit de rechterflank van de ARP, waaronder ook Dr. D.P.D. Fabius. Fabius zag de verzekeringsplicht als een verloochening van de antirevolutionaire beginselen, waarbij hij zich in zijn onderbouwing veelal beriep op Kuypers eigen uitspraken. Zo had Kuyper zelf gesteld dat de enige blijvende oplossing kan worden verwacht vanuit een sterk particulier initiatief en dat overheidsingrijpen de staat dikwijls op een pad stuurt waar het steeds verder op de weg van staatsbemoeienis wordt voortgedrongen.4 Kersten voegde zich onder andere achter de kritiek van Fabius dat de verzekeringsdwang het volk en met name de arbeiders, als kinderen aan vadertje staat zou onderwerpen. Het zou de Nederlanders onder curatele van de staat stellen, aangezien de staat dacht te weten wat het beste voor hen was en hen dit met dwang oplegde.5 Zo bleek de verzekeringsplicht een van de meest duidelijke splijtzwammen binnen de antirevolutionaire visie op sociale politiek.
Niets Nieuws Onder De Zon
Het principe van de overheid als schild der zwakken is dus allerminst een vaststaand begrip en met name mate van overheidsingrijpen heeft binnen de confessionele politiek veel onenigheid en discussie aangewakkerd. Waar de ChristenUnie doorgaans een actievere overheid op het sociaal domein beoogd, vanuit hun christelijk-sociale profilering, houdt de SGP, in de lijn van dr. Fabius en ds. Kersten, vast aan de eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van het maatschappelijk middenveld.
Dat wil echter niet zeggen dat de Christen- Unie het principe van soevereiniteit in eigen kring, dat nog altijd in de beginselen van de partij is opgenomen, volledig heeft losgelaten. Dit bleek onder andere bij de debatten rondom de transitie naar een participatiesamenleving in 2014. Hier was ook de Christen- Unie voorzichtig positief over het idee dat de overheid een stapje terug zou nemen en de maatschappij wat meer verantwoordelijkheid zou dragen in het zorg dragen voor elkaar. Toch bestond er binnen de ChristenUnie enig scepticisme betreffende de daadwerkelijke draagkracht van het maatschappelijk middenveld. Zo noemde het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie het idee van een vitale en zelfredzame samenleving een mythe.6 Gert-Jan Segers sprak daarnaast zijn zorgen uit over mensen zonder een sterk sociaal netwerk die zonder het sterke sociale vangnet buiten de boot zouden vallen.7
Vanuit de SGP was het geluid daarentegen positiever, waarbij Van der Staaij wel opriep om de regeldrang vanuit de overheid sterk terug te dringen, aangezien dit vaak particuliere initiatieven vanuit de samenleving in de kiem smoren. Wanneer enkele ouders doordeweeks beslissen op elkaars kinderen te passen moeten zij bijvoorbeeld plots aan allerlei eisen voldoen aangezien ze dan dienst doen als kinderopvang.8 De SGP zag zo de regeldrang uit Den Haag als grootste belemmering voor een participatiesamenleving, waar de ChristenUnie het zwakke maatschap- pelijk middenveld als grote risicofactor zag. Meer dan honderd jaar na de invoering van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering kwam deze kwestie in de afgelopen jaren weer aan de orde, in dit geval rondom het vraagstuk of zzp’ers ook verplicht verzekerd dienen te zijn. De CU pleit al jaren voor de invoering van de verplichte AOV voor zzp’ers. In lijn met Kuyper zien zij het feit dat slechts 1 op de 5 zzp’ers verzekerd en de risico’s van armoede en andere schrijnende situaties voor onverzekerden als reden om het verplicht te stellen. Ook wil de CU hiermee dat het beleid rondom zzp’ers meer gelijk wordt getrokken met dat van de werknemers, aangezien het nu voor werkgevers vaak goedkoper is om onverzekerde zzp’ers in te huren dan om vaste werknemers aan te nemen.9 De verzekeringsplicht voor zzp’ers is dan ook in het regeerakkoord van Rutte-IV opgenomen.
Net zoals Kersten iets meer dan eeuw geleden had de SGP ook dit keer weer positie ingenomen tegen de verzekeringsplicht. De SGP beriep zich op de vrijheid, eigen verantwoordelijkheid en de gemoedsbezwaren waar deze wetgeving inbreuk op zou maken. SGP-kamerlid Chris Stoffer wees in zijn kritiek op reeds bestaande maatschappelijk opgezette initiatieven zoals het Broodfonds, die zzp’ers in staat stelt zich in te dekken tegen arbeidsongeschiktheid.10 In de lijn van Fabius zet de SGP zich dus nog altijd in voor het particulier initiatief tegenover overheidsbemoeienis.
Tenslotte
De invulling van het principe van de overheid als schild der zwakken is dus al sinds het begin van de Nederlandse partijpolitiek met de oprichting van de ARP door Abraham Kuyper een punt van discussie in de confessionele hoek. Het vinden van een balans tussen overheidsingrijpen en particulier initiatief en wanneer de overheid de verantwoordelijkheden op zich moet nemen is en blijft een vraagstuk dat ons bezighoudt. En hoewel directe vergelijkingen tussen heden en verleden het risico met zich meebrengen te vervallen in anachronismen tonen zich hier genoeg gelijkenissen om te eindigen met de woorden van Prediker: ‘Er is niets nieuws onder de zon’.
Noten
1 Abraham Kuyper, Ons Program. Vierde door den auteur herziene druk (Amsterdam 1900).
2 Souvereiniteit in Eigen Kring. Rede ter inwijding van de Vrije Universiteit. Tweede Druk (Amsterdam 1880). 3 Proces-verbaal van het sociaal con
3 Proces-verbaal van het sociaal congres, gehouden te Amsterdam den 9, 10, 11, 12 November 1891.
4 D.P.D. Fabius, Staatkundige Gedachten. Twee brieven van Dr. A. Kuyper besproken (Kampen 1908).
5 Ds. G.H. Kersten, ‘Tegen verzekering en verzekeringsdwang. Onze bezwaren geschetst, ons verzet verdedigd’, In het spoor (1 juli 2012), pp. 139-140.
6 Robert van Putten en Wouter Beekers, Coöperatiemaatschappij. Solidariteit organiseren in de eenentwintigste eeuw. Christelijk-Sociaal 2030 Deel 3 (Amsterdam 2014), p. 86.
7 Gert-Jan Segers, Hoop: Voor een verdeeld land (2016).
8 Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nr. 2014D25508 (2 juli 2014), https://www.tweedekamer. nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/ detail/2013-2014/101.
9 ChristenUnie, Hoopvol Realistisch. Voorstellen voor een samenleving met toekomst. Verkiezingsprogramma 2017-2021 (november 2016), 53-54.
10 ‘Pensioenakkoord prima, maar geef ZZP’ers meer vrijheid’, SGP, (19 juni 2019) https://sgp.nl/actueel/ nieuws/pensioenakkoord-prima-maar-geef-zzpers-meer-vrijheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 2022
Zicht | 104 Pagina's
