Smartphone - Een Slimme Zet…? -3-
Of wij wel zonder smartphone kunnen
Wij leven in een intense tijd. Chaotische ontwikkelingen alom. Ontwikkelingen die deels welbewust gestuurd worden. Vertechnisering, robotisering, intensivering. Ontwikkelingen die ons zeer alert moeten maken op wat er gebeurt in de eindtijd, zeker ook met het oog op de antichrist en de verleidende macht van hem en zijn helpers. 1 Ontwikkelingen die ons ook huiverig moeten maken om er zelf in op te gaan. Dat geldt zéker voor de smartphone. Het lijkt zo’n slim (smart betekent slim) apparaat, dat het bijna dwaas is om er niet aan mee te doen. Maar is het niet vooral een slimme zet geweest van de duivel…?
In mijn vorige artikel heb ik opgeroepen om vooral jongeren geen smartphone toe te vertrouwen. 2 Duidelijke grenzen stellen. Nee, natuurlijk niet alleen dat. Maar wel óók grenzen stellen, ‘nee’ (leren) zeggen. Er zullen ongetwijfeld lezers zijn die daarmee instemmen. Ik heb inmiddels heel wat opvoeders gesproken die ook voor deze lijn kiezen. Maar ik heb nog méér opvoeders gesproken die het gevoel hebben dat deze lijn onhaalbaar is. Sommigen van hen vinden het ook niet nodig. Heel wat anderen zouden het wel mooi vinden, maar menen stellig dat het niet (meer) lukt. Er rijzen ontzettend veel bezwaren die u als opvoeder ófwel zelf hebt, ófwel waar anderen u mee tegemoet treden. Ik meen echter dat niet een van deze bezwaren standhoudt als wij er allereerst vanuit de Bijbel en dan ook vanuit de praktijk naar kijken.
In dit artikel wil ik ze maar eenvoudigweg één voor één behandelen. Omdat er zoveel bezwaren zijn (al de onderstaande bezwaren ben ik in het pastoraat, bij mijn lezingen en naar aanleiding van mijn artikelen tegengekomen), moet de beantwoording noodgedwongen kort zijn.
1. ‘Dit is een achterhoedegevecht. Voer de strijd op andere fronten.’
We worden op allerlei terreinen gewaarschuwd om geen achterhoedegevechten te voeren. We moeten echter vaststellen dat ook een achterhoedegevecht wel degelijk gevoerd moet worden. Denkt u maar aan de aanval door Amalek (Ex. 17). Als het geestelijke gevecht in de achterhoede niet gevoerd wordt, dan kan de duivel des te gemakkelijker de voorhoede verzwakken door die in de rug aan te vallen!
Daarbij moeten we echter onder ogen zien dat dit niet slechts een achterhoedegevecht is! De vragen en gevaren van media - en daar is de smartphone een belangrijk onderdeel van - spelen zich af in de voorhoede. Hier ligt naar mijn overtuiging voor de duivel een van de belangrijkste fronten in de strijd tegen de kerk en het ware geestelijke leven. Het front is breder, dat is waar. Maar op dit front moet er ook een legeronderdeel staan, op de plaats van de aanval door de smartphones.
2. ‘Je houdt de ontwikkeling niet tegen.’
Dit is waar. De ontwikkelingen in de techniek en in de maatschappij zullen doorgaan (zie 2 Tim. 3:13). Het is menselijk gesproken ook heel waarschijnlijk dat de reformatorische wereld hierin meegaat. Maar we merken ook dat er bij veel ouders een bewustwording begint door te breken dat we de smartphone veel te klakkeloos hebben geaccepteerd. Bovendien geldt toch dat ieder kind dat wij in de middellijke weg voor veel kwaad kunnen bewaren, er één is.
Hierin hoeven wij ons niet te laten weerhouden door ontwikkelingen buiten ons, maar hebben wij, eenieder van ons, te letten op wat goed is voor ons eigen kind, en daarbij bewogen te zijn met de jeugd om ons heen (in het bijzonder in de gemeente, zie Hebr. 10:25).
3. ‘Het handhaven van dit standpunt is niet meer haalbaar.’
Waarom is het niet haalbaar? Omdat het ouders niet meer lukt om deze grens te trekken? Ongetwijfeld is dat moeilijk, maar als het echt niet lukt, dan wijst dat op een dieperliggend probleem: het ontbreken van gezag. Het kan niet zo zijn dat de kinderen bepalen wat de ouders al of niet toestaan!
Het kan ook om een andere reden onhaalbaar schijnen. Bijvoorbeeld omdat een smartphone voor school nodig is. Dat maakt het juist des te noodzakelijker om hierin samen op te trekken. Als er op een school slechts één ouderpaar is met een bepaald standpunt, dan wordt het voor hen heel moeilijk. Maar als ouders hierin elkaar vasthouden en in overleg gaan met de school en dergelijke, dan vervalt deze moeilijkheid.
Anderen menen dat het niet meer haalbaar is omdat de samenleving het vereist. Dat is echter niet waar. Wellicht komt er een moment waarop de smartphone (bijvoorbeeld om te betalen) nodig is, maar zo ver is het nu nog lang niet. We hebben alle vrijheid om de smartphone te laten voor wat die is. Het is veelzeggend dat juist diverse werknemers van bedrijven als Google en Apple hun kinderen naar een computerloze school sturen!
4. ‘Hantering van dit standpunt maakt ons wereldvreemd.’
We kennen het adagium: ‘wel in de wereld, niet van de wereld’, ontleend aan Johannes 17. In kloosters en wellicht soms ook in vroeger tijden in onze traditie lag de nadruk te veel op het ‘niet van de wereld’. In onze tijd is echter de balans doorgeslagen. Ook de meest strenge refo’s drinken vaak ruimhartig mee met het genot van deze wereld. We kunnen als gezindte wel een scheutje meer anders-zijn gebruiken. We worden echt nog geen ‘Amish’ alleen maar omdat we de smartphone (en dergelijke) afwijzen. Terwijl daarentegen de neiging om aan alles mee te willen doen, impliceert dat wij precies tegengesteld worden aan Jezus’ adagium van Johannes 17, namelijk ‘niet in de wereld, maar wel van de wereld’… Overschat uzelf en uw kinderen hierin niet. Wie overvloedig drinkt van het vocht van deze wereld, zal die daarvan niet dronken worden (Openb. 17:2)?
5. ‘Jongeren moeten worden voorbereid op het omgaan met zulke media.’
Tot op zekere hoogte is dit waar. Maar het is echt niet waar dat het nodig is dat een jongere reeds op 12-jarige leeftijd een smartphone moet bezitten om daarmee als hij 20 is op zijn werk om te kunnen gaan. Het gevaar is veel groter dat hij op zijn 20 e eraan verslaafd is, juist doordat hij er al zo vroeg mee begon.
Het is trouwens niet gezegd dat de jongeren van nu over 6 jaar een smartphone moeten hebben. Maar al zou dat zo zijn, dan is de beste voorbereiding daarop niet het bezit van een smartphone, maar het krijgen van doorzicht in zichzelf, inzicht in de ontwikkelingen in de wereld en uitzicht op God door bekering. Wat dus nodig is, is opvoeding: met het oog op de media, maar ook praktische en geestelijke opvoeding in zijn algemeen.
Vergelijk het opnieuw met de auto. Om op 18-jarige leeftijd daarmee te kunnen rijden, hoeft een jongere niet al op 12-jarige leeftijd daarmee te kunnen oefenen (laat staan die te bezitten!), maar is het het meest nuttig om hem/haar te brengen tot inzicht in het verkeer.
6. ‘Dit standpunt laat ouders tegenover hun kinderen staan.’
De gedachte achter dit bezwaar is dat de door mij bepleite maatregel te negatief is. Natuurlijk, als het alleen maar een kwestie zou zijn van ‘je mag niet’, dan bestaat het risico van negativiteit, van ouders die hun kinderen iets moois onthouden alleen maar omdat zij het niet willen.
Echter, als nu ten eerste blijkt dat de smartphone helemaal zo mooi niet is en ten tweede dat ouders dit doen uit liefde, dan doen zij het niet als vijand, maar juist als vriend van hun kind! Wie zou beweren dat een ouder die zijn jong kind verbiedt om vrijelijk in het keukenkastje met schoonmaakmiddelen te neuzen, een kind-vijandige ouder is?
7. ‘Jongeren zonder smartphone komen hierdoor in de klas alleen te staan.’
Er zijn ouders die hier al ervaring mee hebben. Een kind kwam huilend thuis. Klasgenoten hadden via WhatsApp afgesproken ergens naar toe te gaan, maar zij zat niet in de app-groep, zij wist niets van de afspraak, zij viel buiten de groep. Een moeilijke ervaring, zeker voor jongeren die zo op zoek zijn naar houvast en voor wie de leeftijdsgenoten zo belangrijk zijn. Toch kan dit bezwaar nooit doorslaggevend zijn. Het is immers geestelijk gezien verkieslijker om alleen te staan dan om de meerderheid in het kwade te volgen (Ex. 23:2). Denkt u aan het voorbeeld van Daniël en zijn vrienden. De opvoeding die zij thuis ontvangen hebben, heeft hen door Gods genade ervan bewustgemaakt dat zij beter met de Heere ‘alleen’ kunnen staan dan zonder de Heere een ‘gemakkelijk’ leven te leiden. Zeker in onze tijd zal het in de opvoeding een belangrijke plaats moeten krijgen om onze kinderen erop voor te bereiden dat zij wellicht alleen komen te staan. Misschien al in de puberteit (net als Daniël). Vergeet trouwens niet: er zijn alle jaren door ook ouders geweest die hun kind naar algemeen- Christelijk onderwijs lieten gaan. Zij hebben met dit alleenstaan al veel langer te maken. Misschien is de behoefte aan geborgenheid op een reformatorische school ook wel eens een beetje te veel een luxebehoefte geworden…
Het voorbeeld van Daniël wijst ons trouwens ook op iets anders. Het helpt jongeren al als zij niet helemaal de enige zijn, maar enkele gelijkgestemden om zich heen hebben. Zo had Daniël zijn vrienden, ook om voor hem te bidden (Dan. 2:17). Het is daarom waardevol als ouders elkaar meer vasthouden. Als een kind niet de énige is in de klas, maar er meer zijn van wie de ouders dezelfde lijn volgen. Dan verdwijnt deze zorg voor een groot deel.
8. ‘Als sommige ouders deze lijn hanteren, zorgt dit voor groepsvorming en verdeeldheid onder ouders.’
Natuurlijk zou dit wegvallen als álle ouders hieraan zouden deelnemen, maar dat is ongetwijfeld in de huidige situatie een utopie. Op zichzelf is het waar: als een zogenaamd ‘oudercollectief’ zich organiseert, dan hebben zij die daarbij aangesloten zijn, een bepaalde afzondering ten opzichte van anderen. Laten we echter niet vergeten dat het momenteel meestal andersom is: juist degenen die hun kind geen smartphone geven, voelen zich vaak buitengesloten; zij zijn vaak degenen die op onbegrip stuiten en van wie het kind alleen staat. Dan is het alleen maar begrijpelijk als zij steun zoeken bij hen die de opvoeding op een vergelijkbare manier willen vormgeven.
Maar hiermee blijven we toch steken in een wij-zijdenken. Het is te wensen dat wij leren om ondanks verschillen in principes en opvoedingspraktijk tóch met elkaar in gesprek te blijven. In de reformatorische wereld zijn velen daar niet zo goed in. Wij hoeven het niet in alles met elkaar eens te zijn om met elkaar inhoudelijk in contact te blijven en van elkaar te leren.
9. ‘In plaats van dit standpunt kan er beter aangesloten worden bij het model van het lectoraat Nieuwe Media.’
Het is waar dat er vanuit dit lectoraat (waarvan tot begin 2017 dr. ir. S.M. de Bruijn de kartrekker was) veel goed werk is verricht op het vlak van doordenking en het peilen van de gevaren. Ik ben daar veel dank aan verschuldigd! Het media-attitudemodel dat daar is ontwikkeld, biedt ook zeker aanknopingspunten voor mediaopvoeding. Daar kunt u gebruik van maken.
Het spijt mij echter dat vanuit dit lectoraat op het punt van de smartphone een onduidelijk geluid heeft geklonken, hoofdzakelijk gericht op ‘ermee leren omgaan’. Ik voel bepaald geen behoefte om me hiertegen af te zetten, maar wél om een - in mijn ogen zo noodzakelijk - duidelijker geluid te laten horen: geef zeker de jongeren geen smartphone! En wees ook als volwassenen hierin meer gericht op onthouding.
10. ‘In plaats van het trekken van scherpe grenzen kunnen we beter inzetten op gewetensvorming.’
Hier wordt een tegenstelling neergezet die er niet is. Als wij op bepaalde terreinen scherpe grenzen trekken, kunnen wij nog heel goed voor het overige aan gewetensvorming doen. Sterker nog, het afwijzen van bepaalde zaken is zelf een vorm van gewetensvorming! Het geweten van een kind wordt gevormd iedere keer dat het weer hoort dat iets echt niet mag. Het kind leert dan langzamerhand dat dit een reële grens is. Net als wanneer ouders het pertinent niet tolereren dat een kind vloekt. Gewetensvorming is zeker méér. Het gaat om uitleg, gesprek, luisteren naar de Bijbel. Maar ook waar nodig ‘nee’ zeggen, hoort erbij!
Het geweten van een kind wordt daarentegen juist afgestompt als het volwassenen wel hoort mopperen over een smartphone en beseft dat dingen die het zelf (en wellicht ook zijn ouders…) daarop doet, niet deugen, en toch daarmee doorgaat. Het handhaven van zo’n halfslachtig leven leidt tot gewetensmisvorming. Natuurlijk is niemand daar een voorstander van. Maar in de praktijk gebeurt het zo helaas bij zeer velen.
11. ‘In plaats van het helemaal niet geven van een smartphone kunnen we beter zorgen voor software zoals filtering en accountability.’
Opnieuw, het is niet een kwestie van óf-óf, maar van én-én. Deze zaken kunnen samen opgaan. Ook op een pc is immers filtering nodig; ook tussen echtparen die samen één computer gebruiken, kan accountability een goede rol vervullen.
Echter laten we van dergelijke technische maatregelen niet te veel verwachten. Veel jongeren weten ze wel te omzeilen. Bovendien kunnen technische maatregelen nooit een basis vormen voor morele oordelen. Te snel zou een gebruiker dan kunnen denken dat een bepaalde site wel kan, want het filter laat het door…
Als laatste, dergelijke maatregelen zijn slechts heel basaal. Een groot deel van de bezwaren tegen het gebruik van smartphones kunnen zij niet wegnemen. Daarom is het louter leunen op filters en dergelijke net zoiets als het gebruik van gasmaskers in een huis waar giftige dampen opstijgen. Het probleem moet grondiger aangepakt worden.
12. ‘Als je jongeren weghoudt bij de smartphone, zullen ze via vrienden alsnog dezelfde dingen volgen, maar dan zonder toezicht.’
Dat kan gebeuren. Zoals het vroeger ook gebeurde dat kinderen uit een gezin waar geen tv was bij de buren tv gingen kijken. Of zoals sommige jongeren die thuis geen alcohol krijgen, hiervoor naar hun vrienden gaan.
Het is echter volstrekt niet waar dat genoemde jongeren daardoor méér tv-keken of alcohol dronken dan hun leeftijdsgenoten die het thuis deden. Het is zelfs zo dat de meeste jongeren die thuis geen tv hadden, dit ook niet structureel bij de buren deden. De maatregel werkte over het algemeen wel degelijk. Waardoor? Doordat het geweten gevormd werd. Zo is het ook hier. Natuurlijk zullen er jongeren zijn die dan zonder ouderlijk toezicht ‘helemaal losgaan’. Wat overigens doorgaans een gevolg is van het feit dat de maatregel wettisch opgelegd werd zonder liefde te laten voelen. Maar over het algemeen zal de duidelijkheid thuis een remmende werking hebben.
13. ‘Een zo afwijzende houding stimuleert stiekem gedrag.’
Dit bezwaar ligt in het verlengde van het vorige. Een jongere die geen smartphone mag, zal - zo vrezen sommigen - stiekem een smartphone aanschaffen, maar dan zonder filter, ouderlijk toezicht en gesprek. Dit kan uiteraard gebeuren. Maar vergist u zich niet hoe vaak dit juist ook gebeurt bij hen die wél een smartphone krijgen. Er zijn jongeren die twee smartphones hebben: één voor thuis (vaak van de ouders gekregen) en één voor buitenshuis. Anderen verwisselen de simkaart. Enzovoorts. Als kinderen stiekem zijn, komt dat niet doordat zij geen smartphone mogen, maar dat komt dan door hun aard en/of door het gebrek aan openheid en geborgenheid in het gezin.
14. ‘Als je je kind niet toestaat een smartphone te hebben, dan getuigt dat van te weinig vertrouwen in je kind.’
Deze houding getuigt inderdaad in zeker opzicht van weinig vertrouwen in je kind, maar is dat te weinig? Het is goed om je kind (als de verhouding goed is) te vertrouwen in het dagelijkse verkeer. Dat is echter heel iets anders dan dat wij erop zullen moeten vertrouwen dat het kind de vrijheid van een smartphone aan kan. De zonde trekt. En jongeren verkeren ook nog eens in een leeftijdsfase waarin zij opzoeken waar eigenlijk de grens loopt tussen goed en kwaad. In dit opzicht getuigt het toestaan van een smartphone juist van een misplaatst optimisme. In geestelijk opzicht hebben wij ons kind te wantrouwen. Hoe kun je dat leren? Door je eigen hart te wantrouwen… Wij hebben het nodig eerlijk gemaakt te worden; dat leren we op de leerschool van genade.
15. ‘Er zijn veel positieve voorbeelden van ouders van wie de kinderen echt op een goede manier leren omgaan met de smartphone.’
Ik denk dat deze voorbeelden er zijn; ik waag het echter te betwijfelen dat het er veel zijn. Ga er niet van uit dat ú wel zo’n voorbeeld zult worden. Vergeet niet dat er ook voorbeelden zijn waarbij het in eerste instantie goed leek te gaan, terwijl enige tijd later de smartphone toch een zodanige vrijheid aan de puber bleek te geven dat de afstand met de ouders toch groter werd. En ten slotte wil ik die enkele ouders bij wie het wel echt goed mag gaan, oproepen tot solidariteit met de vele ouders bij wie dit zó niet zal gaan. Neem omwille van die ‘zwakkeren’ ook afstand, opdat uw kind niet de oorzaak zal zijn dat een klasgenoot tegen zijn/haar ouders zegt: ‘Maar die en die mag het ook!’ Lees 1 Korinthe 8, vooral vers 13!
16. ‘Het is niet nodig om de grens te trekken bij 18 (of 16) jaar. De huidige grens die ongeveer bij 12 jaar ligt, is geschikter.’
Deze tegenwerping gaat gepaard met de gedachte dat een kind op middelbareschoolleeftijd toe is aan zo’n apparaat en dat het op die leeftijd goed mogelijk is om een kind te leren ‘nee’ te zeggen. Het is echter zeer de vraag of er enige reden voor is om zo optimistisch te zijn. Integendeel, deze gedachte lijkt mij naïef:
- In de puberteit zijn kinderen voluit in ontwikkeling. Zij hebben dan niet hun grenzen bepaald, maar zijn grenzen aan het aftasten. Daarbij hoort niet dat zij zélf de beschikking krijgen over onbegrensde mogelijkheden, maar dat grenzen voor hen bepaald worden.
- In de puberteit zijn de hersenen nog volop in ontwikkeling en de smartphone heeft onmiskenbaar (negatieve) invloed op de vorming van de hersenen.
- In de samenleving is het jongeren pas als zij 18 jaar zijn, toegestaan zonder toezicht alcoholische dranken te kopen of een auto te besturen.
- In reformatorische kerken kunnen jongeren pas geloofsbelijdenis afleggen als zij nagenoeg volwassen zijn. Niet omdat zij eerder niet bekeerd kunnen zijn, maar omdat zij niet eerder verantwoordelijk gehouden kunnen worden.
Dit alles pleit er zeker voor om met de smartphone te wachten tot de volwassenheid. Bedenkt u bovendien dat de leeftijdsgrens bij onduidelijkheid steeds naar beneden opschuift. Inmiddels hebben ook veel reformatorische kinderen al een smartphone als zij in groep 8 zitten.
17. ‘Het weghouden bij de smartphone zorgt voor te weinig weerbaarheid tegen de invloeden vanuit de samenleving.’
De gedachte achter deze tegenwerping is die van het nut van ‘begeleide confrontatie’. Deze gedachte is de laatste jaren in de reformatorische wereld gemeen-goed geworden. Dat zou sowieso al wel een tandje minder kunnen. Maar evenzogoed, het verstrekken van een smartphone aan jongeren is geen zaak van een ‘begeleide’ maar van een voor een groot deel ‘onbegeleide’ confrontatie. Daarvan wordt een jongere niet weerbaar, maar daardoor raakt een jongere juist verweerd en verward.
Daarenboven is weerbaarheid niet maakbaar, ook niet via (begeleide) confrontatie; ze komt voort uit de bewarende kracht van Gods genade in Christus. En vandaar uit is het niet nodig om het kwaad (een beetje) op te zoeken, maar daarvan bewaard te blijven (Ps. 119:35-37 onberijmd).
18. ‘Het hanteren van (geheel)onthouding zorgt voor schijnveiligheid.’
Dit effect is soms zeker waarneembaar. Mensen die bepaalde maatregelen nemen, kunnen menen dáármee veilig te zijn, terwijl dat niet het geval is. Denkt u maar aan het verkeer. Als u zelf geen auto aanschaft, kunt u daarna nog niet zonder op of om te zien de weg op lopen! Trouwens, ook wie een auto aanschaft waarvan de snelheid begrensd is op 80 km/h, is daarmee nog niet verzekerd van veiligheid. Zo mogen ook filters en dergelijke software ons niet geruststellen.
Dat neemt niet weg dat de veiligheid in sommige gevallen zéker bevorderd zal worden door bepaalde maatregelen. De meeste ouders zullen blij zijn dat hun kind van 13 jaar niet zelf een auto, maar slechts een fiets bestuurt. Maatregelen kunnen heel goed helpen - soms zijn ze zelfs nodig - als we maar blijven beseffen dat daarmee niet alles in kannen en kruiken is. Een filter is juist een alarmsignaal: let op, hier begeeft u zich op gevaarlijk terrein!
19. ‘Het trekken van een grens bij de smartphone is binnenkort achterhaald.’
Het is heel waarschijnlijk dat er binnenkort weer iets nieuws populair is. Al is ‘binnenkort’ natuurlijk wel betrekkelijk. De eerstkomende vijf jaar is de smartphone ongetwijfeld nog steeds zo belangrijk als nu. En 5 jaar… dat zijn 5 kostbare jaren.
Dat neemt niet weg dat er zeer waarschijnlijk over 5 jaar ontwikkelingen zijn die ons nóg meer zorgen baren (denkt u aan VR-brillen, Google-glass, geïmplanteerde chips enzovoorts). Moeten we echter om die reden ons over de smartphone, die er nú is, niet druk maken? Bovendien, als wij nu geen weerstand bieden, dan zullen we die ook niet hebben als die nog indringender ontwikkelingen er zijn.
Het gaat mij er niet om dat we nu het ‘ei van Columbus’ ontdekt hebben als wij de strijd hebben verklaard tegen de smartphone. Maar het gaat me er wel om dat als wij deze strijd niet voeren, wij blijk geven van grote vatbaarheid voor alles wat ons (nog meer) verlokken kan.
20. ‘Je hoeft je kinderen toch niet bij alles weg te houden? Gun ze wat plezier!’
Wij leven in een wereld die erg gericht is op vermaak. Een van de wreedste dingen lijkt het te zijn als een kind (of volwassene) minder gelegenheid krijgt tot vermaak. Echter, is vermaak het hoogste doel?
Laten we niet vergeten dat het in de gereformeerde gezindte altijd de praktijk is geweest dat men zich veel ‘werelds’ vermaak ontzegde. Televisie, bioscoop, schouwburg, kermis, kroeg, aan dat alles deed men niet mee. En in onze tijd, waarin we toch al veel meer gelegenheid hebben tot vermaak (denkt u aan vakanties), zouden we dan ons geen ‘grote’ dingen meer durven ontzeggen?
Daar komt nog iets belangrijkers bij. Velen hebben de indruk dat je jongeren iets onthoudt door hen geen smartphone te geven. Als het ingebed is in een breder kader van liefde en vreze des Heeren, dan geldt juist dat je hun niet minder geeft maar meer! 3
Slotoverwegingen
Bovenstaande lijst met bezwaren geeft de indruk dat je toch wel heel wat hebt uit te leggen als je rondom de smartphone ‘geheelonthouding’ praktiseert. Ouders moeten zich soms nog meer verdedigen in eigen kring dan daarbuiten. Dat is opmerkelijk! Zij willen slechts hun kinderen opvoeden zoals iedereen (!) dat nog maar slechts 10 (!) jaar geleden deed: zonder smartphone. Zij willen slechts hun kinderen opvoeden in de lijn met hoe bijna de hele (!) reformatorische wereld dat tot voor kort deed: niet zomaar meegaan in alle ontwikkelingen van de wereld. Zij willen slechts de verantwoordelijkheid die zij hebben, nemen door hun kind zo veel als mogelijk is, weg te houden bij die grote verleidingen. Hoe kan het dan dat juist zij voortdurend het gevoel hebben dat zij toch wel héél wat uit te leggen hebben?
Is het een vreemde gedachte dat we het juist zouden moeten omkeren? Wanneer u als ouder meent er goed aan te doen uw jonge kind toestemming te geven voor het bezit van een smartphone, dan wil ik een eerlijke vraag bij u neerleggen. Hebt u de ‘kosten’ overwogen (Luk. 14:28)? Overziet u de gevaren? Als een apparaat zó’n grote en risicovolle impact heeft, dan moet daar wel tegenover staan dat het zéér nodig is. Alleen de gedachte dat het ‘wel nuttig’ zal zijn, kan niet afdoende zijn in zo’n situatie. Zonder hoogmoedig te willen zijn, zou ik toch de vraag bij u neer willen leggen: heeft juist niet een Christelijke ouder die zijn/haar kind al vroeg een smartphone geeft, iets uit te leggen…?
Maar wellicht heeft de bovenstaande beantwoording u niet (volledig) bevredigd, waarbij mee zal spelen dat ik het slechts beknopt kan doen. Bevraagt u me dan gerust hierop. Onderzoek ook verder of datgene wat hier in het kort gezegd is, niet ruimschoots te funderen is vanuit de Bijbel. En vooral: wijs het standpunt niet alleen af om reden dat niet ieder antwoord u volledig bevredigd heeft. De geestelijke gevaren zijn daar veel te groot voor. Onderzoek die eerlijk. Dan kan het ervan komen dat er voor uw waarneming enkele bezwaren blijven staan, terwijl u toch niet meer anders kunt dan uw kind(eren) bij de smartphone en de smartphone bij uw kind(eren) weg te houden. En ook bij uzelf… De apostel schrijft: Beproeft alle dingen; behoudt het goede (1 Thess. 5:21). Houd dus niet vast aan het gevaarlijke, maar slechts aan het goede! Immers: Onthoudt u van allen schijn des kwaads (1 Thess. 5:22).
Er zijn ook heel wat lezers van dit blad die zelf geen (jeugdige) kinderen hebben. Als u wel een smartphone aangeschaft hebt of dat overweegt, dan wil ik u vragen of u al het bovenstaande ook eens naast uw eigen leven zou willen leggen. Is het dan nog werkelijk bezwaarlijk om er afstand van te doen? Zou daar ook geen krachtig signaal van uit kunnen gaan naar de jeugd toe? Voor veel jongeren lijkt het nauwelijks nog een optie om geen smartphone te hebben, want iedereen heeft er één, lijkt het wel, zelfs eenvoudige huisvrouwen. Wat een voorbeeld ligt er daarentegen in als juist zij die in het maatschappelijke verkeer een smartphone ‘nodig’ zouden hebben, hier toch niet aan beginnen en ook voor het overige zich matigen in computergebruik.
Maar veel meer zegen ligt er nog in als jongeren levende voorbeelden mogen zien van echte smart: smart over de zonde. Van onszelf en van anderen: Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden (Ps. 119:136). Niet in hoogmoed, maar in ootmoed. Om dan ook werkelijk ‘smart’ (slim) gemaakt te worden: De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende (Ps. 119:130). In dit opzicht gaat dit alles ook u aan die er niet over zou piekeren een smartphone aan te schaffen. Die jongeren en die gezinnen die wél de trekkracht daarvan kennen, zien zij in u een jaloersmakend voorbeeld? Verlangt u ernaar om niet van een afstand op hen te mopperen, maar van nabij naar hen te luisteren en hun richting te wijzen? De Heere geve daarover Zijn zegen!
Dit hoofdstuk is voor het grootste deel geput uit een brochure die waarschijnlijk Deo volente in april 2018 zal verschijnen.
Noten:
1) Zie meer hierover in het eerste artikel van deze serie, afgedrukt in: In het spoor, oktobernummer 2017, p. 202-206
2) Zie: In het spoor, decembernummer 2017, p. 246-252
3) Idem
Fotoverantwoording:
a t/m f: depositphotos
Tijdverslindend en verslavend
Sociale media spelen een belangrijke rol in het leven van jongeren; bijna alle jongeren van 12 tot 25 jaar houden zich hiermee bezig. Ruim de helft van hen is hier gemiddeld 1 tot 3 uur per dag mee in de weer, een vijfde doet dit 3 tot 5 uur, en bijna 10 procent is dagelijks 5 uur of langer actief op sociale media. Bijna een vijfde van de jongeren zegt verslaafd te zijn aan sociale media. Over het algemeen hechten 12- tot 18-jarigen meer waarde aan sociale media dan 18- tot 25-jarigen, en meisjes meer dan jongens.
-Bron: CBS-rapport Jongeren over sociale media, Den Haag november 2015, p. 13-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2018
In het spoor | 64 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2018
In het spoor | 64 Pagina's