Eilandlicht
Ze draaide haar hoofd in de richting waar het geluid vandaan kwam en probeerde naar hem te kijken. Alles moest normaal lijken. Zij moest normaal lijken. De wereld om haar heen was echter onzichtbaar. ‘Ik moet naar bed,' zei ze, terwijl ze hem haar rug toedraaide. ‘Dat is alles.’
Ze liet de stoel los en zette een paar stappen, maar voelde zich verschrikkelijk verloren. Het leek wel alsof de andere kant van de kamer kilometers van haar verwijderd was in plaats van acht stappen. ‘Er is iets mis,’ zei Henry, zonder zijn gebruikelijke plagerige ondertoon.
Ze gaf geen antwoord. Ze wist alleen dat ze bij hem vandaan moest zijn voordat ze ergens over viel. Haar voet stootte tegen de stoel en ze struikelde. Ze weigerde echter om haar handen uit te strekken en op de tast naar de hal te lopen, want ze wist dat hij haar in het flauwe licht dat naar binnen viel, wel kon zien en haar zou zien stuntelen. Het matras kraakte alsof hij probeerde overeind te komen.
‘Ben je ziek?’
‘Nee, Henry, het gaat prima. Blijf gewoon in bed.’ Ze slaagde erin nog een paar stappen te zetten en had het idee dat ze er bijna was. Ditmaal stak ze wel haar hand uit en voelde ze tot haar opluchting de muur onder haar vingers. Ze liet ze erlangs glijden in de richting waar ze de deur vermoedde en stopte niet tot ze de deurpost vasthad. Ze struikelde de hal in en voelde zich bij ieder stap meer beschaamd. Eenmaal buiten Henry’s gezichtsveld bleef ze staan en leunde tegen de muur. Ze drukte haar wang tegen de koude stenen en slikte haar diepe schande in.
Hoe had ze het kunnen laten gebeuren? Ze had niet gewild dat Henry haar op haar zwakst zou zien. Ze wilde niet dat hij medelijden met haar zou hebben of haar anders zou behandelen. Voor een keer in haar leven wilde ze de duisternis van haar toekomst kunnen vergeten, net doen alsof die niet zou komen.
Dat was gelukt toen ze met Henry spelletjes speelde. Hij had haar aan het lachen gemaakt en haar afgeleid van de gedachten aan haar ziekte. Als hij wist hoe ze eraan toe was, zou dat allemaal veranderen. Misschien zou hij haar niet eens meer in zijn buurt willen hebben.
Haar keel snoerde dicht. Was ze maar voorzichtiger geweest, dan was dit zeker niet gebeurd.
5
Vanuit de keuken klonk het geluid van een dichtslaande buitendeur. ‘Mijn vader!’ Isabelle sprong op van de stoel naast Henry’s bed en pakte het dienblad met het lege ontbijtbord en de nog halfvolle mok met lauwe koffie. ‘Hij is vandaag al vroeg terug uit de toren.’
Henry telde de stenen die hij had gewonnen. ‘Of misschien had je het zo goed naar je zin, dat je de tijd vergeten bent.’
Haar vaders zware voetstappen klonken door de keuken.
‘Snel. Verstop het spel,’ fluisterde ze over haar schouder, terwijl ze naar de deur liep. Natuurlijk grijnsde Henry slechts en ging verder met het tellen van de stenen. ‘Ik heb niets te verbergen. We hebben alle recht om samen een potje te dammen.’
Ze wilde hem tegenspreken en van hem eisen dat hij het bord onder zijn deken verstopte, maar schudde slechts haar hoofd en versnelde haar pas.
Toen ze eerder deze ochtend Henry zijn ontbijt had gebracht, had ze niet kunnen weigeren toen hij het dambord tevoorschijn had gehaald. Hij had niets gezegd over haar overhaaste vertrek van de vorige avond. En hoewel hij tijdens het spel haar wel een aantal keren aandachtig had aangekeken, was hij tot haar dankbaarheid niet op het voorval teruggekomen.
Ze liep de keuken in, waar haar vader voorovergebogen op een stoel de veters van zijn laarzen zat los te maken. Hij keek met een bedachtzame blik naar haar op en liet zijn ogen onderzoekend over haar heen glijden, alsof hij verwachtte dat Henry haar tijdens zijn afwezigheid had toegetakeld. ‘Is alles in orde?’
‘Alles is in orde, pap. U hoeft zich geen zorgen te maken.’ Ze durfde hem niet aan te kijken, uit angst dat hij haar schuldige blik zou zien. In plaats daarvan hield ze zich bezig met het schoonmaken van het blad. ‘Henry is een aardige man.’
‘Dat is precies waar ik bang voor ben,’ gromde haar vader. ‘Hij is te aardig.’ Als hij Henry aardig vond, waarom was hij er dan zo op tegen dat ze tijd met hem doorbracht?
‘Het lijkt erop dat we vandaag mooi weer krijgen,’ zei hij, nu wat meer op zijn gewone toon. ‘Warm en zonnig.’ ‘Dat werd tijd.’ De winter duurde in Michigan al lang genoeg zonder dat hij al in oktober inviel.
‘Ik had mijn roeitocht naar Thunder Bay Island uitgesteld, omdat ik had gebeden dat Henry door een of ander wonder voldoende hersteld zou zijn om mee te gaan.’ Haar vader schudde zijn jas van zich af. ‘Maar ik denk dat ik er toch vandaag maar heen ga, nu het water kalm is. Ik moet verslag uitbrengen van de scheepsramp en een brief voor Henry’s familie posten, zodat zijn familieleden weten dat hij nog leeft.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 2024
Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 2024
Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's