De Boerderij aan de val
En méér nog:i dat kind moest worden de schakel, die de zoon weer met de ouders verljond. Na zovele jaren. Die voor haar als een nachtmerrie waren voorbijgegaan. Zij was nooit de oude meer geweest
, En zou de zoon nu komen? Het lag niet aan hém, niet aan häär. Maar aan haar man. O, hoe moest zij handelen? Zij kon er niet met hem over spreken, vrezend, dat het toneel van toen weer zou terugkeren. Hoe zou hij optreden tegenover Ina, als hij wist... Raadde Ina haar gedachten? „En nu moeten wij eens praten over
„En nu moeten wij eens praten over grootvader, opoe. . Het klinkt nog zo vreemd in mijn oren, dat woordje „opoe". Ik zeg het maar, zoals de mensen het hier zeggen. Hoe moet het nu verder?" „Kind, 'k weet het niet. Ik zit er over
„Kind, 'k weet het niet. Ik zit er over in zorg." „Mag ik eens wat vragen? Misschien
„Mag ik eens wat vragen? Misschien vindt u het wel vrij, maar die vraag brandt mij al lang op de tong. Is u bang, om liet grootvader te vertellen?" „Je kent grootvader niet, Ina. Je vader begrijpt het veel beter. Dat blijkt duidelijk uit zijn brieven. Nooit is je vaders naam meer over de lippen van de baas gekomen. Ik ben bang, er over te beginnen. Hij heeft mij strikt verboden, er ooit weer over te praten. Ik vrees, als ik het deed en je grootvader kwam te weten, wie jij bent, dat hetzelfde toneel van jaren geleden hier zou worden gezien." „Dacht u, dat grootvader mij zou weg
„Dacht u, dat grootvader mij zou weg jagen? Nu, daar geloof ik niets van, hoor."
„Je denliit er te licht over, kind. Het is niet zo eenvoudig."
„Opoe, ik geloof nog steeds, wat ik u verleden week zeide. Grootvader is niet rustig onder het gebeurde. Het zou een zegen voor zijn gemoedsrust zijn, als het met vader in orde was." Zij bemerkte tot haar bekommernis
Zij bemerkte tot haar bekommernis da.t haar grootmoeder niet overtuigd was. „U behoeft er niet over te praten,
„U behoeft er niet over te praten, opoe. Tenminste nog niet. U moet grootvader maar eens bestuderen, als hij het radio-tijdschrift ziet en Woensdagavond de stem van vader hoort."
„Maar dat moet niet, kind", zei vrouw Mieras angstig.
„Dat moet wél, opoe. Ik geloof heus, dat het mijn plicht is, met grootvader te praten. Maar niet onmiddellijk. Misschien moet het nog weken duren, al hoop ik dat niet. Zo lang moet ik een vreemde blijven. Als ik nu bij vergissing maar niet „opoe" zeg! Ik zal mij afwennen, met twee woorden te spreken!" „Maar wat ben je nu van plan?"
„Maar wat ben je nu van plan?" ,,Niets. Alles blijft, zoals het was. Alleen wij tweetjes — en natuurlijk dominé en mevrouw Westwoud — weten het geheim. Maar nu wil ik toch eens afwachten, hoe opa reageert, wanneer hij het tijdschrift ziet. Best mogelijk, dat hij niets zegt. Maar zijn houding kan veel zeggen. En dan zet ik Woensdagavond een uur of zeven de radio en dan zullen we weer zien. Verg ik nu het onmogelijke van u?"
De boerin moest erkennen, dat zulks niet het geval was, al vreesde zij voor de afloop.
Maar hoe werd haar vrees ten enenmale beschaamd!
Aan de avond van dien Zaterdag — de oude boer was nog even ,,naar stad" geweest, op de fiets — opende hij, na de courant te hebben gelezen, als steeds het radiotijdschrift, half luid lezend, wie er de volgende dag preekte voor de radio.
Dan bladerde hij verder, met spanning gadegeslagen door Ina, die opzettelijk wat achteraf was gegaan, en door zijn /vrouw. Hij — tuurde op de foto en las de
Hij — tuurde op de foto en las de naam, dat stond voor de beide vrouwen vast. En op hetzelfde ogenblik, neen — hij slaakte niet een kreet, maar hij greep de rand van de tafel en legde het tijdschrift neer. Dan trok hij met geweld aan zijn pijpje, stond op en zei met een stem, die nog nooit zo schor had geklonken: „'k Ga nog even een luchtje scheppen en meteen het licht aansteken."
Hij liep niet, maar hij waggelde door het vertrek en verdv/een ove» het erf en de weg achter de dijk.
Hoe gaarne Was Ina hem gevolgd, maar zij durfde niet, daar zij niet wist, wat er van te denken: was dit aandoening bij grootvader of was het opkomende toorn, dien hij — omdat zij, immers een vreemde, tegenwoordig was — met kracht bedwong?
Wanneer zij hem gevolgd was, had hij gezien, hoe haar grootvader aan de zeezijde tegen de berm van de dijk zat, het hoofd in de handen, steunend als een, die pijn lijdt...
Het was verder niet een prettige Zaterdagavond. Na een uur keerde Zacharias Mieras terug naar de boerderij en sprak zo goed als geen woord.
Het merkwaardige en meest opvallende was evenwel, dat hij de volgende morgen verklaarde, niet wel te zijn en niet naar de kerk te kunnen gaan. Dat was nog nooit voorgevallen.
Dus peddelde Ina, met een hart vol onrust om grootmoeder, daar zij vreesde, dat grootvader dien morgen, als zij er niet was, praten zou, naar Zuidstad, om na de dienst even een apartje te hebben i-net dominé en mevrouw Wiestwoud, wie zij alles vertelde.
Het oordeel van de predikant nam haar een zware last van het hart. Hij had het radiotijdschrift ook gezien en het geval met zijn vrouw besproken.
„De houding van je grootvader gisteravond zegt al iets, Ina. Maar het meest sprekend voor mij is, dat hij niet naar de kerk is gekomen. Ik maak mij sterk, dat hij zo gezond is als een vis. Maar zijn geweten spreekt zo luid, dat hij niet durfde komen. En hier heb je nu weer een prachtige boerenkaraktertrek, Ina, die hier heel sterk naar voren komt. De boer hier kan niet veinzen. Je grootvader heeft het, die zekerheid heb ik thans wel, al die jaren niet gemakkelijk gehad, maar nu is de maat vol. Nu ziet hij zijn verkeerde doen in en nu is het hem niet mogelijk, op te gaan onder de dienst van God. Dat is een goed teken. Ik geloof, dat wij naar de ontknoping gaan, meisje. Maar alweer zeg ik: kalm aan. Met een verkeerde zet kan er veel worden bedorven. Mijn vrouw heeft mij verweten — nu ja, liefdevol, hoor", glimlachte hij — ,,dat ik nog niet naar je grootvader ben gegaan en hem eens stevig de waar heid heb gezegd. Ik denk er niet aan, het te doen. Ook nu niet. Ik kom deze week, als steeds, naar de boerderij, naar je grootmoedei'. Ontmoet ik dan je grootvader, dan zal ik hem vragen naar zijn gezondheid. Zie ik hem niet, ik zal hem niet opzoeken. Met zulke pappenheimers moet je voorzichtig zijn. Met één gesprek maak je niet in orde, wat jarenlang zit. Als het bij je grootvader ernst is en hij het moeilijk heeft, dan kom.t hij uit eigen beweging bij mij. Zover ken ik mijn boeren wel. Handel rm maar rustig, zoals je gezegd hebt, te willen doen. Het komt mij voor, dat je tactisch hebt gehandeld." Op de boerderij bleek Ina de toestand
Op de boerderij bleek Ina de toestand weinig veranderd te zijn. Zacharias Mieras was de zwijgzaamheid zelf en was zeer onrustig.
Grootmoeder vertelde Ina des middags, dat haar man even naar de radiopreek had geluisterd, maar plotseling de kamer had verlaten en al dien t\jd op het erf had vertoefd.
Zij was er nu ook wel van overtuigd, dat de boer getroffen was door de foto van zijn zoon en dat hij onrustig was over het gebeurde van jaren geleden. Maar hij had er niet over gesproken en zij durfde er niet over beginnen. Tenminste nog niet. Want zij wist niet
Ook des avonds, de dienst begon om vijf uur, ging Zacharias Mieris niet ter kerk. Op verzoek van zijn vrouw las hij een preek voor uit een bundel, die dominé Westwoud haar ter lezing had gegeven. Het ging, naar zij al spoedig bemerkte, niet van harte. Tóch sprak zij niet met hem, hoewel
Tóch sprak zij niet met hem, hoewel zij begrijpen ging, dat het moment, waar op Piet op de proppen zou moeten komen, op komst was.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 januari 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 januari 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's