Heilzame wanhoop
‘We leven gewoon netjes, we lezen de Bijbel, geven ieder het zijne, dus dan moet het toch goed komen?’
In het vorige artikel kwam Willem Teellinck (1579-1629) ter sprake. We schreven dat hij een tweede Thomas à Kempis genoemd werd, maar wel een gereformeerde. Evenals Augus- tinus en Bernard van Clairvaux legde Teellinck de nadruk op het innerlijke leven. Hij heeft veel boeken geschreven. Leerzame en stichtelijke werken, die ook bruikbaar zijn voor het leven van alledag. Ds. M. Golverdingen, die drie jaar geleden overleed, heeft zich verdiept in de werken van deze oudvader. Hij heeft als resul- taat een lezenswaardig boek geschreven ”Avonden met Teellinck”. Typerend voor Teellinck is dat hij verbinding legt tussen geloofs- leven en levenspraktijk. Die twee staan niet los van elkaar.
Hij vond het belangrijk dat mensen steeds naar binnen keken en zich wezenlijke vragen stelden. Dat is de hoofdlijn van een van zijn boeken, ”Soliloquium” (alleenspraak). Ook Augustinus schreef onder deze titel een boek. In dit boek geeft Teellinck zijn gedach- ten weer: ‘Mijn ziel, wat mijmer je toch? Wat ben je toch verzonken in ijdele gedachten? Laat het genoeg voor je zijn dat je de voor- afgaande tijd van je leven de wil van de wereld hebt gedaan en de begeerten van je hart hebt gevolgd’.
Het ware geluk is niet te vinden in de wereld. Dat had hij blijkens de gesprekken met zichzelf ontdekt. Is het dan te vinden in hem- zelf? Over die vraag is hij heel duidelijk: ‘Och nee, verre van ons zij zulk een vertwijfelde vermetelheid. Wij weten, of behoren te weten, dat al het bedenken en pogen van onze eigen harten boos is. Kan men wel iets goeds verkrijgen uit hetgeen zo verdorven is?’ Wat is er dan nodig? ‘Uit onszelf gaan, ja, we moeten onszelf verloochenen, onze eigen wil, ons eigen verstand en het beste wat in ons is verzaken, geheel verzaken, zal het ons wel gaan’. Dit is een soort heilzame wanhoop aan alles van onszelf. Mensen zoeken onophoudelijk wereldse voordelen, maar ‘zoek dan nu toch even ernstig en in nog veel sterkere mate je enige Heiland en Zaligmaker, de Heere Jezus Christus, en gun jezelf geen rust tot je Hem gevonden hebt, Die alleen je hoop, je leven en je zaligheid is’. Dat vinden kan niet zonder het werk van de Heilige Geest, Die levend maakt.
De Geest is noodzakelijk
Ook Van Lodenstein (1620-1677) heeft gewezen op de onmisbaarheid van het werk van de Heilige Geest. Tijdens een biddagpreek over 2 Korinthe 4 vers 6 zegt hij, dat het mogelijk is dat een dronkaard geen alcohol meer gebruikt, dat een lasteraar tot het inzicht komt dat laste- ren verkeerd is, dat een ontuchtige zijn zondige levenswijze verandert. Als een mens dit alles nalaat, is dat niet hetzelfde als bekering tot God. Bekering, zo stelde Van Lodenstein, is niet zozeer een nalaten van het kwade en het goede doen, maar van zichzelf afgekeerd worden en tot God bekeerd zijn. Het hart moet vernieuwd worden. Vanuit die innerlijke vernieu- wing worden de wil, het verstand en de hartstochten verlicht. Dat is het gevolg van het innerlijke werk van God door de Heilige Geest. Hij gebruikte het beeld van een varend schip. Wordt dat voort- bewogen door roeiriemen, door het werk van de roeiers, of door de wind die in de zeilen blaast?
De gesteldheid om gering van zichzelf te denken en alles van God te verwachten, is een van de rode draden in de werken van de predikanten van de Nadere Reformatie. In dit verband is de uitspraak van de oud-gereformeerde ds. Joh. van der Poel illustratief. Hij zei iets in de trant van: ‘We zijn als ouders en kerkenraden zo gauw tevreden. We zijn al tevreden als de meisjes lang haar hebben, de jongens er netjes uitzien, als ze niet naar popmuziek luisteren, op de zaterdagavond zich niet te buiten gaan. Maar als er niet meer is dan alleen deze dingen, moet er (op geestelijk gebied) nog alles met hen gebeuren’. Met deze woorden wijst deze predikant op het verschijnsel ethicalisme, waarbij het accent op ethisch handelen zo groot wordt, dat het de aandacht voor de Bij- belse leer van zonde en genade verdringt.
Laten we de introductie nog eens lezen: ‘We leven gewoon netjes, we lezen de Bijbel, geven ieder het zijne, dus dan moet het toch goed komen?’ Tegenover die vraag kunnen we de zinnen citeren uit het lied van August Toplady:
‘Niet de tranen die ik pleng,
niet de offers die ik breng,
schoon ik ganse nachten ween,
kunnen redden, Gij alleen’.
Dan blijft alleen de dank voor het vol- brachte Middelaarswerk van de Heere Jezus over.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 2022
De Saambinder | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 2022
De Saambinder | 24 Pagina's