Het Bijbelboek Ruth
Het woord van de God van Bethlehem
Alzo kwam Naomi weder, en Ruth, de Moabietische, haar schoondochter, met haar, die uit de velden Moabs wederkwam; en zij kwamen te Bethlehem in het begin van de gerste oogst (Ruth 1: 22).
De vorige keer zagen we twee weduwen door de poort van Bethlehem gaan. De oudere, door het leven getekende Naomi. Naast haar een jonge Moabitische weduwe: Ruth.
Toen dat gebeurde, klonk uit de mond van de vrouwen van Bethlehem: ‘Is dit Naomi’? Misschien klonk er blijde verrassing in door. Misschien ook wel grote ontzetting.
In elk geval heeft Naomi erop geantwoord: ‘Noemt mij niet Naomi (lieflijk), noemt mij Mara (bitter)’. En de reden heeft ze erbij vermeld: ‘De Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt gij mij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft?’
Die woorden van Naomi waren enerzijds begrijpelijk: Naomi’s weg was inderdaad zwaar en donker. En daarnaast waren er ook goede dingen in de woorden van Naomi op te merken: ze had oog voor de hand van de Heere in haar leven, en voor het feit dat Hij haar had laten terugkeren. Maar – zo moesten we al vaststellen – het zijn toch wel bittere woorden geweest. Daarom heeft niet Naomi, maar de HEERE het laatste woord in Ruth 1. Wie nauwkeurig leest, ontdekt Zijn spreken in drie opzichten.
Ruth
In de eerste plaats spreekt de HEERE in het feit dat Naomi niet alleen de poort van Bethlehem door gaat. Naast haar gaat haar schoondochter Ruth. Al haar zekerheden heeft ze in Moab achtergelaten: haar ouders, haar verdere familie, haar land. Ze is meegegaan om Naomi te vergezellen. Wat is dat een kostbaar bewijs van Gods zorg voor Naomi.
Dieper nog: Ruth heeft namelijk een bijzondere reden om met Naomi mee te gaan. Ze heeft het gezegd: ‘Waar gij zult heengaan, zal ik heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten. Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God’. De Heere heeft in haar hart gewerkt. En als ze nu naast Naomi de poort van Bethlehem doorgaat, is ze een toonbeeld van Gods vrije genade. Een bewijs dat de Heere de zaligheid ook wil schenken aan heidenen. Een oudtestamentische eersteling op de volle oogst van Pinksteren! En de Heere heeft er de eenvoudige woorden van Naomi voor willen gebruiken als middel.
Gersteoogst
Er is nog een tweede manier waarop de Heere spreekt aan het slot van Ruth 1. Daarvoor moeten we letten op de laatste woorden van vers 22: ‘en zij kwamen te Bethlehem in het begin van den gersteoogst’.
Oppervlakkig bezien staat hier niets meer dan dat Naomi en Ruth ergens in april – rond Pasen, zouden wij zeggen – in Bethlehem aankwamen. Maar er klinkt iets bijzonders mee in deze aanduiding. Want dát er gerst groeide op de velden rond Bethlehem, was een duidelijke onderstreping van wat Naomi in het verre Moab had gehoord: ‘De HEERE heeft Zijn volk bezocht, hun gevende brood’. Iedere halm die gekoesterd werd door de zon of die wuifde in de wind, zei het als het ware tegen de beproefde Naomi: ‘Houd moed. Want Hij houdt getrouw Zijn Woord’.
In hoeverre Naomi daar op dit moment oog voor heeft gekregen, weten we niet. Maar wat een zegen als dat wel zo mocht zijn of worden!
Profetisch vergezicht
En dan is er nog een derde aspect aan te wijzen als het gaat om het spreken van de Heere in het laatste vers.
Daarvoor moeten we letten op wat er nu eigenlijk in onze tekst gebeurt. Een arme jonge vrouw, die weduwe en vreemdelinge is, gaat door de poort het stadje Bethlehem binnen. Maar de Heere Die alles zo wonderlijk leidt, zal haar maken tot een moeder in Israël. Straks zal haar naam vermeld worden in het geslachtsregister van de Zaligmaker.
Hier tekent zich een prachtig profetisch vergezicht af. Vele eeuwen later zal opnieuw een jonge, arme vrouw door de poort van Bethlehem binnengaan. Maria, afkomstig uit het verachte Nazareth. Maar door Gods wonderlijke leiding zal zij de moeder van Christus zijn. In hetzelfde Bethlehem (broodhuis betekent die naam), waarvan Naomi in Moab had gehoord dat de HEERE Zijn volk bezocht heeft, hun gevende brood, zal de HEERE in de volheid van de tijd Zijn eigen Zoon als het Brood des levens neerleggen. In een kribbe. Opdat arme, hongerige zondaren die buiten Hem moeten omkomen, tot Hem getrokken zouden worden en aan Zijn kribbe zouden knielen. ‘Gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet!’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's
