Zelfonderzoek: hoe doe je dat?
‘Laatst las ik de tekst uit Zefanja 2: ‘Doorzoekt uzelf nauw, ja, doorzoekt nauw’. Waarom is dat zelfonderzoek eigenlijk nodig? Is het niet genoeg om te weten dat je in de Bijbel gelooft? Dat is toch de kern?’
Zelfonderzoek is een van de belang- rijkste opdrachten van iedere christen. Dat onderzoek moet zich volgens de Engelse puritein Matthew Meade niet beperken tot een deel van het leven. Hij schreef dat het een allesom- vattende en weloverwogen samenspraak moet zijn met het eigen hart. Die samen- spraak gaat over wat in het innerlijk leeft. Voetius verbindt dat zelfonderzoek aan verootmoediging. Het is nodig dat we erkennen dat we zonden bedrijven met gedachten, woorden en daden. Daarom is het nodig dat we ons leven toetsen. Voe- tius maakt duidelijk wat die toetssteen is: ‘Het onderzoek of naspeuren van de zonden geschiedt, door ons steeds weer te bezinnen op de wet, door het geweten te onderzoeken en door onze daden te toetsen aan de wet van God’.
Hierboven gebruikten we het woord ‘toet- sen’ en ‘toetssteen’. Diverse oudvaders hebben een boek geschreven met dit woord toetssteen in de titel. Van Willem Teellinck verscheen in 1620 het boek ”Toetssteen van het geloof”. Dat er voor dit belangrijke boek belangstelling bestaat, blijkt wel uit de hertaling die vorig jaar van de hand van C. Bregman verscheen. Teellinck beklemtoonde het onderscheid tussen het schijngeloof en het waar zalig- makend geloof. Bovendien zag hij in de kerk van zijn dagen dat er velen waren, die genoeg hadden aan de belijdenis van de leer. Hij stelde daartegenover dat er overeenstemming moet zijn tussen leer en leven.
Toetssteen
De oudvader die wellicht het meest ver- bonden is met het begrip toetssteen was Theodorus van der Groe. Hij wordt wel gezien als de laatste vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie: ‘Van der Groe deed het hekje toe’.
Met zijn boek ”Toetssteen der ware en valse genade” heeft hij een uitvoerige beschrijving gegeven van het onder- scheid tussen, zoals hij dat noemde, het zaligmakend werk des Geestes en het schijngeestelijk werk van de geveinsden en tijdgelovigen. In de inleiding komt naar voren wat de hoofdinhoud van zijn boek is: ‘Of weten wij dan niet meer dat er twee- ërlei overtuiging van zonden, en tweeërlei werk van geloof en bekering, naar Gods Woord in de Christenkerk geweest en nog zijn en altoos zullen zijn?’ Van der Groe vreesde dat dat onderscheid naar de ach- tergrond verdwenen was.
In het eerste hoofdstuk van zijn boek citeerde hij uit de uitspraken van de Nationale Synode van Dordrecht 1618/1619. In ruim twintig pagina’s schreef hij wat afgevaardigden over dit onderwerp gezegd hadden. Hij haalde uitspraken aan van buitenlandse afgevaardigden uit bijvoorbeeld Engeland, Emden en Genève. Ter illustratie een citaat van de Emdense afgevaardigden: ‘De gaven zijn: verlichting van het verstand, een smaak van hemelse gaven, mededelingen van de Heilige Geest. Maar deze gaven kunnen ook gevonden worden in de hypocrieten en die alleen voor een tijd geloven’.
Deze gaven worden ook wel aangeduid met het woord ‘gemene’ genade (wel te onderscheiden van algemene genade). Van der Groe zag het als zijn opdracht om met deze toetssteen ‘het zuivere goud van het geloof onze lezers aan te wijzen, om ieder met des Heeren zegen in de beproeving en besturing van zijn geloof behulp- zaam te zijn’.
Voor iedereen zelfonderzoek
In de toepassing van de eerste preek over de blinde Bartimeüs roept hij drie groepen luisteraars indringend op tot zelfonder- zoek: ‘O mensen, wie gij ook zijt, begeeft u tot een nauw en ernstig onderzoek van uzelf, of gij ooit met rechte indruk van uzelf dat gezien hebt en dat gelooft, dat gij zulke arme, blinde, rampzalige en onmach- tige zondaren voor God zijt, als gij uit de tekst gehoord hebt’.
Zij die enig besef van hun geestelijke blindheid hebben gekregen, worden aan- gespoord om zich met ootmoed tot de Heere Jezus te wenden om van Hem de ogenzalf van Zijn Geest te mogen ont- vangen. Ten slotte geeft hij de verloste en bekeerde gelovigen opdracht om volledig van zichzelf af te zien en tot Jezus te gaan, want in Hem is alles in overvloed te vinden wat tot verdere zaligheid nodig is. Met die woorden ging iedere kerkganger naar huis met de opdracht tot zelfonderzoek.
Van der Groe was ervan overtuigd dat zijn pastorale werk op het gebied van zelfon- derzoek ‘geheel en al rustte op het vaste fundament van een levende Christus’. Laten we daarom dit artikel met twee teksten uit dat Woord biddend afsluiten: ‘Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden’ én ‘Wij dan gerecht- vaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.’ Alleen in Zijn zondenvergevende bloed is redding en ware vrede te vinden.
(slot volgt)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 2022
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 2022
De Saambinder | 20 Pagina's