Voorsprong door techniek?
Vanaf de 18 e eeuw heeft de ontwikkeling van de techniek een hoge vlucht genomen. Stoommachine, diesel- en benzinemotor brachten grote veranderingen teweeg. Elektriciteit, de gloeilamp, telegraaf en telefoon, radio en televisie, het zijn allemaal innovaties met enorme impact op de samenleving. De personal computer, het internet en de smartphone zijn vindingen van de laatste decennia. Al die machines en apparaten dienen het gemak van de mens, zo is de belofte.
Techniek en innovatie hebben bij de meeste mensen om die reden een positief imago. Maar is alles wat sneller gaat en een nog hogere graad van perfectie heeft ook beter voor de mens, de samenleving en de leefomgeving? In 1939 schreef Friedrich Georg (Fritz) Jünger (1898-1977) over deze vraag een boek dat fundamentele kritiek bevat op het moderne technische denken en doen. Terwijl het Naziregime bezig was een stevige oorlogsmachinerie op te bouwen met de nieuwste technische snufjes – vele Duitsers bewonderden dit en niet weinigen juichten dit ook toe – waagde Jünger het om zich daarover kritisch uit te laten. Geen wonder dat het boek dan ook eerst pas na de oorlog, in 1946, kon verschijnen. In 1949 kwam er een Engelse vertaling uit, met als titel The Failure of Technology: Perfection Without Purpose. Pas vorig jaar verscheen het essay in Nederlandse vertaling. Aan actualiteit heeft dit diepgravende boek weinig ingeboet.
Korte Biografie
Wie was Friedrich Georg Jünger? Hij groeide op in Hannover, in een gezin van zeven kinderen. Qua bekendheid staat hij in de schaduw van zijn oudste broer Ernst Jünger (1895-1998), een van de meest omstreden Duitse schrijvers uit de 20 e eeuw. Beide broers worden gerekend tot de stroming van de conservatieve revolutionairen, de ‘Konservative Revolution’. Dit is een verzamelterm voor politieke stromingen ten tijde van de Weimar Republiek (1918-1933), met uiteenlopende visies en opvattingen. Ondanks die variatie hadden ze over het algemeen een afkeer van het traditionele christelijke conservatisme, het liberalisme en de parlementaire democratie. Ook keerden ze zich tegen de culturele geest van de burgerij, haar hang naar moderniteit, rationalisme en sciëntisme. Oswald Spengler met zijn befaamde boek over de ondergang van het Avondland is een bekende auteur uit deze kring. De broers Jünger moesten niets hebben van het nationaalsocialisme, waarbij Ernst koos voor een ambigue opstelling (wat achteraf gezien z’n redding is geweest) en Fritz zich duidelijker uitsprak in zijn Der Aufmarsch des Nationalismus uit 1926 en vooral in zijn gedicht ‘Der Mohn’ uit 1934. Een ondervraging door de Gestapo kon toen niet uitblijven.
Hoop Op Techniek
In De perfectie van de techniek fileert Friedrich Jünger het expansieve streven naar technische vervolmaking als een doelloze bezigheid. IJdelheid, zou de Prediker uit het gelijknamige Bijbelboek zeggen. Het technische domein moet niets ontziend worden uitgebreid, zo schrijft Jünger in het woord vooraf. Ook al hebben mensen een zeer uiteenlopende achtergrond of levensovertuiging, iedereen is het daar over eens: kapitalisten en socialisten, wetenschappers en politici, Chinezen en Amerikanen. Zij delen allen de opvatting dat de toekomst van de mensheid afhangt van de technologische uitbreiding of vooruitgang. En dus vestigt iedereen zijn hoop op de techniek. Of men zit vast aan de gedachte dat alles op alles gezet moet worden om te innoveren – en snel een beetje – want anders is de concurrentie ons een stap voor. Volgens Jünger zijn de verschillen tussen fascisme, communisme en liberaal kapitalisme niet doorslaggevend als het gaat om de globale expansie van de techniek en de roofbouw op de schepping en de mens die daarmee gepaard gaat.
Respect Voor Grenzen
De technologische ontwikkeling kent van zichzelf uit geen grenzen, zo laat Jünger in dit essay zien. En zo komt het dat we vandaag de dag discussies meemaken waarin mensen kritiekloos omgaan met de uitkomsten van technologische innovatie. Alles wat technisch kan, moet moreel ook mogen. Want anders loop je het grote risico achterop te raken bij China of Amerika. Een opvatting die ook niet weinig christenen in haar greep heeft gekregen. Bijgevolg dreigen ethische bezwaren tegen knutselen aan het DNA het onderspit te delven tegenover de utopische genensleutelaar die kinderen zonder enig medisch gebrek belooft. De oppervlakkige gedachte overheerst: wie kan daar nu iets op tegen hebben? Gemakshalve wordt over het hoofd gezien dat dit in het verleden ook is geprobeerd, weliswaar met minder geavanceerde technieken, maar met niet minder desastreuze gevolgen. Als het gaat om gezondheid van kinderen en het voorkomen van ernstige erfelijke aandoeningen, mag er heus veel inspanning worden geleverd en techniek worden ingezet om dit leed te bestrijden. Evenmin wil ik oprechte intenties van onderzoekers in twijfel trekken. Het dilemma drukt ons echter wel met de neus op het feit dat vermeerdering van kennis en kunde ons soms voor ongedachte en schier onoplosbare ethische vragen plaatst. Het komt er dan op aan morele grenzen te respecteren in plaats van die te overschrijden. Met het oog op een gewenste bezinning op techniek en technische innovatie noem ik in de volgende paragraaf een beknopte selectie van kritische gedachten van Fritz Jünger die vandaag nog steeds het overwegen waard zijn.
Wat Levert Techniek Ons Op?
Een eerste opmerking die opvalt, is dat Jünger het een wijdverbreid geloof noemt dat de techniek de mens werk uit handen zou nemen. Minder werktijd levert meer vrije tijd op. Maar is de mens wel in staat om die vrije tijd ook vrij te besteden? De meeste mensen die wat extra vrije tijd hebben gekregen, doen niet anders dan deze doden, zo merkt hij scherp op [28]. En dan heeft hij niet eens geweten van al die mensen die uren turen naar het schermpje van hun smartphone. Een ander diepgeworteld idee is de rijkdom die de technische vooruitgang oplevert. Maar wat is rijkdom precies? Is het een kwestie van ’hebben’ of van ‘zijn’? Rijkdom die je hebt, kan je altijd worden ontnomen [33]. En als rijkdom slaat op de beschikbaarheid aan consumptiegoederen, dan moet je beden-ken dat mensen die alleen voor het verteren zijn geboren, pure consumenten dus, nooit rijkdom kunnen creëren, aldus Jünger.
De techniek met haar machines ‘kan ons geen overvloed in de schoot werpen. Ook het kleinste technische proces verbruikt meer kracht dan het voortbrengt. Dus hoe zou door de optelsom van deze processen ooit overvloed geschapen kunnen worden?’ zo vraagt Jünger op retorische wijze. De techniek creëert volgens hem geen rijkdommen, maar ze bemiddelt de toegang tot hulpbronnen, het transporteren, verwerken en verbruiken ervan. ‘Het is een permanent, almaar groeiend, steeds kolossaler worden verteringsproces dat hier plaatsvindt. Het is een roofbouw zoals de aarde nog nooit heeft gezien. … Niet alleen de bodemschatten, ook de mens behoort tot de hulpbronnen die aan het technisch verbruik onderworpen worden’ (42, 44). Het omdopen van personeelszaken tot ‘human resource management’ onderstreept het gelijk van Jünger, zou ik zeggen.
Perfectie: Op Grenzen Stuiten
En wat betekent het nu als de techniek haar perfectie bereikt? Volgens Jünger is daarmee niets anders gezegd dan dat het denken dat haar voortbrengt en uitbreidt zijn beslag krijgt en op grenzen stuit die door de methoden zelf gesteld zijn. De weerstanden die de technicus probeert te overwinnen met een mechanische oplossing, worden daardoor niet opgeheven, maar met geweld onderdrukt. Naarmate de vaardigheid van de technicus toeneemt, nadert de techniek een staat van perfectie. Dat is geen rijpheid of volgroeid zijn, stelt Jünger met nadruk. Want techniek kan weliswaar de hoogste vaardigheid bereiken, maar rijpheid ligt buiten haar bereik, omdat dit nooit iets gewelddadigs heeft en nimmer is af te dwingen.
Op basis van zijn waarnemingen in het Duitsland van de jaren ’30 stelt Jünger dat technische vooruitgang en massavorming hand in hand gaan. Ze veronderstellen elkaar. De technische vooruitgang is het sterkst waar ook de massavorming het verst is voortgeschreden. En omgekeerd. Jünger betoogt dat de massa geen weerstand biedt aan het streven naar technische perfectie. Integendeel, ze werkt dit juist in de hand. ‘De massa is het meest bruikbare, meest buigzame materiaal voor de technicus, wiens arbeidsplannen zonder haar in het geheel niet uitvoerbaar waren.’ (146/147). Een bladzijde verderop schrijft Jünger dat mobiliteit een teken van voortschrijdende massavorming is die gelijk opgaat met de technische vooruitgang. Het is immers een kenmerk van de techniek dat ze de mens bevrijdt van alle banden die niet van rationele aard zijn, om hem in plaats daarvan aan rationele relaties te onderwerpen [148].
Ideologie En Utopie
Niet alleen de fysieke beweeglijkheid van de mens wordt groter, ook de geestelijke. Dat wil zeggen: de mens wordt ontvankelijker voor ideologische invloeden. In de context van de jaren ’30 denken we daarbij aan communisme, fascisme en nationaalsocialisme. De vatbaarheid van hele lagen van de bevolking voor ideologieën en de macht die ideologen daaraan ontlenen, is een kenmerk van massavorming. Jünger ziet het voor zijn ogen gebeuren dat de ideologie een verbond sluit met de techniek, zij vult als het ware de lege ruimtes die zijn ontstaan. Nu is technische apparatuur zelf niet ideologisch te noemen, maar ze kan wel degelijk in dienst van een ideologie succesvol worden aangewend. Denk bijvoorbeeld aan de uitvinding van de radio die door de nazi-propagandaminister Goebbels werd benut om het Duitse volk achter Hitler te krijgen. Jünger merkt hierbij wel op dat een volk geen ideologie nodig heeft. Maar waar ‘massa’ is, móet wel een ideologie worden aangetroffen. De massa heeft een ideologie nodig en hoe meer de techniek haar perfectie nadert, des te noodzakelijker wordt ze. Apparatuur en organisatie kunnen de mens geen troost bieden [151]. Een fraai voorbeeld van een scherp zinnetje van Jünger is het volgende: ‘Elk denkbaar socialisme is utopisch, het spiegelt een geluk voor dat niet valt te verwerkelijken.’ Hij argumenteert: Aangezien het socialisme de kansen verdeelt volgens zijn opvatting van gerechtigheid (t.w. gelijkheid is eerlijk en rechtvaardig, JAS) nivelleert hij ze en blijft er nul kans over [152]. Merk op dat Jünger bewust versluierd schrijft over ‘elk denkbaar socialisme’, hier sluit hij het nationaalsocialisme bij in. Een bekend citaat van Jünger in dit verband luidt: ‘Als er wezens zouden zijn die alle menselijke verlangens vervullen, zouden ze geen goden zijn, maar demonen.’
Geen Romantische Vlucht
Vervalt Jünger in een soort van ‘romantische ontkenning’ van de positieve kanten van techniek? Nee, sterker nog: hij wil daar niets van weten. Het is de ontsporing van de technische ratio die hij bekritiseert, doordat zij haar grenzen niet in acht neemt. Door haar oeverloosheid ontaardt goede techniek in kwalijk technicisme en worden mens en werkelijkheid daar volledig aan onderworpen. Wat Jünger ‘de eerbied voor vrije toestanden’ noemt, gaat dan verloren. De ‘ongeorganiseerde rijkdom’ wordt vernietigd. Denk hierbij ook aan de vernietiging van de boerenstand, zoals Stalin die op brute wijze organiseerde. Hier in het westen gaat dat veel langzamer, subtieler en veel minder gewelddadig. Maar het geeft te denken dat de agrarische sector eerst is gemechaniseerd, vervolgens geïndustrialiseerd (vertechniseerd) en nu zwaar in de problemen zit. Die ‘ouderwetse’ kringlooplandbouw was zo slecht nog niet…
De onstuimige beweging die de techniek voortbrengt, sleept ook de mens met zich mee, die de technische vooruitgang door ‘gezichtsbedrog’ als zijn eigen vooruitgang begrijpt. Er treedt een mobilisering van al het immobiele op, zo waarschuwt Jünger. De weerstand daartegen wordt ondermijnd doordat iedereen gaat denken in termen van rationeel doelmatig functionalisme. En waar de ‘natuurlijke weerstand’ weg is, volgt de mens de beweging. Het zou van hem zelfs nog wel wat sneller mogen gaan.
Aanzet Tot Doordenken
Waarom inspireert dit boek bij het denken over techniek? Waarom is het de moeite van het lezen waard? Vooral omdat het aan het denken zet en stimuleert tot reflectie op onze manier van omgaan met techniek. Jünger analyseert heel scherp de ijdelheid of leegte van technische ontwikkeling. Hij waarschuwt voor de ongebreidelde en nietsontziende roofbouw die techniek pleegt op de natuur èn op de mens. Ook legt hij de parallel bloot tussen techniek en massavorming, waarbij de individualisering een rol van betekenis vervult. Nog meer dan Jünger zien wij in de samenleving dat er zwarte schaduwzijden kleven aan modernisering en rationalisering van het menselijk bestaan. Oerbossen zijn en worden nog steeds gekapt, diersoorten verdwijnen, de jachtigheid van de maatschappij, de toenemende heftigheid van hypes. En uiteraard de opoffering van de zondagsrust aan de welvaartsgod. Afnemend vertrouwen in God, in gezag, in de medemens vergroot de behoefte aan veiligheid. Daar is een technische oplossing voor, zo wordt vaak gedacht. Met de vele camera’s wordt echter niet alleen over uw veiligheid gewaakt, maar ook inbreuk gepleegd op uw privacy.
Jünger signaleerde al de risico’s van machtsmisbruik die groter worden wanneer technische apparatuur en organisatie in dienst wordt genomen door een ideologische beweging. Techniek kan dus heel handig zijn of lijken te zijn, maar is daarmee niet onschuldig, laat staan ethisch neutraal. Bij al zijn kritiek op techniek, wil Jünger intussen niets weten van romantische negatie van de techniek, die tot uitdrukking komt in een terugverlangen naar een tijdperk zonder elektriciteit, zonder auto’s, zonder radio en televisie, zonder internet, zonder smartphone.
Tot Slot
Dit diepgravende boek vormt geen gemakkelijke leesstof. Dat ligt zeker niet aan de vertaling door Mark Wildschut, want die is voortreffelijk. Met voorgaande weergave van de hoofdlijn van ‘De perfectie van de techniek’ beoog ik duidelijk te maken dat Jüngers geschriftnadere bestudering verdienen, bijvoorbeeld in een studiekring van christelijke studenten of een leeskring van SGP-jongeren.
Opmerkelijk vond ik de parallellen van Jüngers betoog in De perfectie van de techniek met die in twee andere boeken uit dezelfde periode. Ik doel dan op C.S. Lewis, De afschaffing van de mens uit 1943 en op Jacques Ellul, Staan in de wereld van nu uit 1948.1 De drie auteurs verwijzen niet naar elkaar, maar toch brengen zij tot min of meer gelijkluidende inzichten te berde. Zo betoogt Lewis dat het afbrokkelen van het geloof in objectieve waarde en moraliteit resulteert in een houding die de wereld afdoet als pure materie. Al het natuurlijk materiaal bestaat alleen maar om door elk individu gebruikt te kunnen worden voor zijn of haar eigen behoeften. De natuurlijke wereld, bestaande uit planten en dieren, wordt gereduceerd tot iets onbeduidends, dat alleen maar bestaat voor de mens om die met behulp van techniek en wetenschap te beheersen of te veroveren. Volgens Lewis loopt dit proces uiteindelijk erop uit dat mensen elkaar op dezelfde destructieve manier zullen behandelen.2
Tenslotte. De SGP laat zich kennen als een conservatieve partij. Nu is conservatief denken naar haar aard gericht op het bewaren van de schepping, veel meer nog dan de rode, progressieve politiek die zich nu vaak voorgeeft op haar groene imago. Twee vragen daarbij: 1) kan ‘rood’ wel echt groen zijn? En: 2) waarom hebben conservatieven en christenen met hun juiste uitgangspunt van rentmeesterschap en zorg voor Gods schepping, sinds de jaren ’703 de zogenaamd groene agenda laten kapen door progressieven, roden en linksen? Laatstgenoemde groeperingen spreken veel over duurzaamheid en milieuzorg, soms gebruiken ze zelfs quasireligieuze taal, zoals ‘Moeder Aarde’, maar ondertussen gaan ze voorbij aan het Woord dat dit alles schiep en in het aanzijn heeft geroepen.
Net zoals voor hen geldt dat betere zorg voor bodem, water, lucht, plant en dier de mens niet kunnen redden, geldt omgekeerd voor SGP’ers dat eerbied voor God de Schepper óók tot uitdrukking behoort te komen in zorg voor Zijn schepping en de medemensen. Dat spreekt helaas niet vanzelf. Daarom moeten we onszelf steeds weer de kritische vraag stellen: hebben wij Gods Woord wel echt goed gehoord? En zijn we ook daders van datzelfde Woord? Zo niet dan vloekt ook onze praktijk met wezenlijke Bijbelse principes. Wat rest ons dan te doen? Bij de pakken gaan neerzitten? Onze vaderen vonden immers al die technische vondsten zo prachtig en handig, geen wonder dat wij er ook graag gebruik van maken. We kunnen moeilijk anders, zo is het ons geleerd en zo steekt onze samenleving nu eenmaal in elkaar…4
De sleutel ligt in twee begrippen: omkeer en verantwoordelijkheid. Als we die in ons denken en doen handen en voeten geven, staat de afkorting SGP vanzelfsprekend ook voor ‘Sehr Grüne Partei’.
n.a.v. Friedrich Jünger, De perfectie van de techniek, vert. Mark Wildschut, uitgeverij Ten Have/De Nieuwe Wereld, Utrecht 2022, 400 blz., gebonden, prijs € 34,99
Bronnen
1 Zie de rubriek Boekenschap voor een bespreking van genoemd boek van Ellul.
2 C.S. Lewis, De afschaffing van de mens, Kampen 1997, p. 53.
3 Met name de publicatie van het rapport van de Club van Rome ‘Grenzen aan de groei’ in 1972 was hiervoor de katalysator.
4 Vergelijk de klacht in Ezechiël 18: ‘De vaders hebben onrijpe druiven gegeten en de tanden van de kinderen zijn stomp (of: stroef) geworden.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 2023
Zicht | 100 Pagina's
