Boeken schap
Verantwoord en deugdzaam
Bezinning op christelijke politiek, ethisch verantwoord en deugdzaam handelen, zijn nodig in tijden van onzekerheid en wantrouwen. De laatste tijd verschenen hierover mooie en inspirerende boeken. Een selectie daarvan hebben we voor u gelezen.
Eind vorig jaar verscheen een Nederlandse vertaling van An American Conscience. The Reinhold Niebuhr Story, een boek dat in 2017 verscheen. Het is een goed initiatief van Simon Polinder en Menno Kamminga om met deze mooi verzorgde publicatie aandacht te vragen voor het gedachtegoed van de Amerikaanse ‘publieke’ theoloog Karl Paul Reinhold Niebuhr (1892-1971).
Het boek beschrijft de ontwikkeling in het denken van Niebuhr als iemand die op zijn sociale omgeving betrokken was en tegelijk vanuit de Schrift en de christelijke traditie belangrijke inzichten naar voren bracht die christenen vandaag de dag kunnen inspireren, corrigeren en bemoedigen. Niebuhr was niet bepaald iemand die niet loskwam van eenmaal ingenomen standpunten. Soms neemt hij een meer sociale positie in het politieke spectrum in. Maar andere keren betrekt hij conservatieve stellingnames. Het tekent zijn positie als relatief onafhankelijk politiek denker die vanuit de theologie nadacht over maatschappelijke en politieke vraagstukken. Daarbij komt dat Niebuhr vooral de Amerikanen zelf een spiegel wil voorhouden. Hij probeert hun geweten te laten spreken. Een voorbeeld daarvan maakt dit duidelijk. Wanneer het in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog over communisten gaat, zegt Niebuhr dat niet alleen de communisten een valse god aanbidden, maar dat ook de democratie-minnende Amerikanen de neiging daartoe hebben. De Sovjets hebben evenzeer de genade en vergeving van God nodig als de Amerikanen.
Niebuhr gaat ervan uit dat de erfzonde ieder mens parten speelt. Niet op die manier dat het noodzakelijk is dat de mens zondigt, want dat zou hem zijn verantwoordelijkheid ontnemen. Wel dat we er niet aan ontkomen, zelfs met onze beste bedoelingen kunnen we acties in gang zetten die desastreus uitpakken. De erfzonde nivelleert mensen, breekt onze hoogmoed als we niet blind zijn voor deze diep menselijke realiteit. De droevige taak van politici is rechtvaardigheid tot stand te brengen in een zondige wereld, aldus Niebuhr. Daarmee bekritiseerde hij het naïeve liberalisme dat onder de christenen in Amerika zijn duizenden versloeg. Tegenover evangelicalen zei hij echter dat een religieuze bekering mensen niet op een magische manier wijzer maakt in hun politieke besluitvorming. Blijf zorgvuldig nadenken over de verhouding tussen geloof en politiek. Dit vermaan van Niebuhr richting evangelicale christenen kunnen SGP’ers ook ter harte nemen.
Niebuhrs denken wordt getypeerd als ‘christelijk realisme’. Realisme, omdat Niebuhr rekening wil houden met de rol van macht en het eigenbelang in politieke kwesties. Hij erkende de noodzaak en zag de ambiguïteit van macht. Ook is de neiging om egoïstisch te denken en te handelen bij mensen voortdurend in het spel. Daarom zullen we de rol die het eigenbelang in de (inter)nationale politiek speelt serieus moeten nemen. Van-uit de christelijke ethiek echter mag het eigenbelang niet het hoogste en zeker niet het enige criterium zijn om te bepalen wat juist is. Het nastreven van eigenbelang kan namelijk ook destructief uitpakken. Bij het maken van politieke afwegingen behoren de waarden van recht en gerechtigheid, geloof, hoop en liefde gewicht in de schaal te leggen. Echter, zonder te vervallen in een utopisch idealisme, want dan wordt buiten onze zondige natuur en de menselijke gebrokenheid gerekend.
Al lezende kwam ik een paar schoonheidsfoutjes tegen. Op pagina 100 wordt per abuis niet gemeld dat Hitler-Duitsland als eerste de oorlog aan Amerika verklaarde. En op bladzijde 160 wordt het bestrijden van hekserij middeleeuws genoemd, wat onjuist is. Dat fenomeen hoort bij de (vroeg)moderne tijd.
Ook al is het boek duidelijk geschreven voor de Amerikaanse context, voor lezers met enige politieke betrokkenheid biedt het waardevolle en leerzame inzichten vanuit het leven en werk van Niebuhr. Voor de Nederlandse editie schreven de vertalers een inleiding met een (samenvattende) handreiking in de vorm van zeven fundamentele uitgangspunten die behulpzaam zijn bij de aanpak van maatschappelijke vraagstukken, ofwel een beoordeling van de aanpak. Als voorbeeld analyseren Kamminga en Polinder de aanpak van het klimaatvraagstuk. Daarin spelen economisch materialisme en veronachtzaming van grenzen zondermeer een rol van betekenis. Toch zal een oekaze over ‘hebzuchtige uitbuiting’ van de natuur bij de meeste mensen over de hoofden heen gaan. Was de ontwikkeling van de Westerse samenleving vanaf eind 18e eeuw dan helemaal fout? En profiteren klimaatactivisten niet evengoed van vele moderne verworvenheden? Aan de andere kant valt onze onschuld niet te ontkennen en mogen we de negatieve gevolgen van ons handelen voor de schepping zeker niet luchtig wegwuiven. Een soortgelijke exercitie over het al dan niet ingrijpen in Syrië, Soedan of Iran zou wellicht aanvullend nuttig kunnen zijn om de benadering vanuit het christelijk realisme - en mogelijke tekortkomingen daarvan – te beproeven bij een actueel vraagstuk met internationale en geopolitieke aspecten.
Wat is goed bestuur? Aan de hand van tien deugden schreef Robert van Putten evenzoveel overdenkingen die beogen een handreiking te bieden voor bestuurders, volksvertegenwoordigers, ambtenaren en anderen die betrokken zijn bij de publieke zaak.
De vraag naar het goede is een tijd lang beantwoord door te focussen op protocollen en processen, juridische regels en formele criteria voor juistheid en zorgvuldigheid. Het rationele beheersingsdenken zette daarbij de toon. Inmiddels is op allerlei manieren gebleken dat het openbaar bestuur daarin is vastgelopen. Verwachtingen kon het niet waarmaken. Maakbaarheid stuitte op haar grenzen. Het vertrouwen lekte weg.
Volgens Van Putten is een nieuwe morele taal nodig die de huidige procedurele en instrumentele taal kan aanvullen, corrigeren en verrijken. De benadering vanuit de traditie van de deugdethiek biedt een zinvol, meer intrinsiek en inspirerend perspectief. Bij deugdethiek draait het namelijk niet om grenzen, wat wel of wat niet mag. Deze negatieve insteek domineert in plichtethiek en nutsethiek. Deugdethiek heeft daarentegen een positieve insteek: wat maakt mij een betere bestuurder, volksvertegenwoordiger of ambtenaar? Daarmee is het ook een persoonlijke ethiek, want zij snijdt de ontwijkende uitweg af: een deugdzaam mens verschuilt zich niet achter protocollen, regels en systemen, doordat het persoonlijke handelen bevraagd wordt. Een derde kant van deugdethiek is het pedagogische perspectief: het goede realiseer je niet zomaar even. Dat vergt inspanning, reflectie, leren van je fouten, gewoontevorming door oefening en discipline.
Welke deugden komen in dit boek aan bod? Allereerst de klassieke vier kardinale deugden: verstandigheid, rechtvaardigheid, moed en gematigdheid. Daarna de drie theologale deugden: geloof, hoop en liefde. Tenslotte drie ‘zachte deugden’: nederigheid, dienstbaarheid en gelatenheid. De afzonderlijke hoofdstukken tellen zes tot zeven bladzijden. Elke deugd wordt van meerdere kanten belicht, waarbij ook gebeurtenissen uit de politiek, voorbeelden uit de praktijk en citaten van denkers de revue passeren. Uit de bronnenlijst valt af te leiden dat vooral geput is uit de katholieke en neocalvinistische traditie, maar gelukkig ontbreekt iemand als Johannes Althusius niet.
Met dit boek krijg je als lezer verrijkende inzichten over de besproken deugden aangereikt. Maar het boekje kan ook dienen als middel om een gesprek in bestuur of fractie op gang te krijgen over de manier waarop met beleidsvraagstukken of politieke dilemma’s wordt omgegaan. En niet te vergeten het belangrijke aspect van integriteit. Niet alleen de inhoud van onze voorstellen en argumentaties is van belang, maar ook onze stijl van opereren. Daarbij weten we meestal wel aan te geven wat we niet willen zijn of waar we niet op willen lijken: geen technocraten, geen liberalen, geen populisten. Maar om nu eens het eigene van een christelijke politieke stijl wat dieper te doordenken, daarvoor is deze publicatie een aanwinst. Voor wie werk wil maken van een goede bestuurscultuur biedt dit handzame boekje veel stof tot nadenken.
Onder redactie van de directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging is een informatief, praktisch en bezinnend boek samengesteld over medisch-ethische vragen.
Dankzij de voortschrijdende ontwikkeling van de medische techniek zijn er veel behandelingen van ziekten en aandoeningen mogelijk die een aantal decennia geleden niet in beeld waren. Die ontwikkeling roept een gevoel van dankbare verwondering op. Tegelijk is er een andere kant: hoe meer mogelijkheden en keuzes, hoe meer medisch-ethische vragen. Mag alles wat in technisch opzicht kan? Moet je zo ongeveer alles willen laten onderzoeken van een nog niet geboren kind? En is het zinnig om nog weer een alternatieve behandeling uit te proberen met onzekere uitkomsten? Behandelingen die niet baten, schaden vaak wel. Dat maakt een afweging moeilijk. En omdat niet iedere patiënt of situatie hetzelfde is, kun je bezwaarlijk een algemene regel hiervoor formuleren.
Het boek begint met vier korte hoofdstukken over het belang van christelijke ethiek. Benadrukt wordt dat ethiek niet alleen gaat over moeilijke medische dilemma’s, maar ook en vooral over ons dagelijks (medisch) handelen. Wat doen we wel, wat doen we niet, en waarom? Met welk doel handelen we, wat willen we bereiken, maar ook: wat is goed (medisch) handelen? Christelijke ethiek brengt het gezag van de Bijbel ter sprake, alsook de normatieve functie van (scheppings)ordeningen. Seculiere benaderingen leggen de nadruk op de ratio of het gevoel, op het belang van individuele autonomie, de vrijheid om keuzes te maken waar je zelf achter staat. Maar daarmee is seculiere ethiek niet neutraal, want ook daarin resoneert een levensbeschouwelijke visie op de mens en de werkelijkheid mee, zo stelt de auteur terecht. Verder viel mij op dat helder onderscheid wordt gemaakt tussen plichtethiek, doelethiek en deugdethiek. Deze drie perspectieven doen allemaal mee in een evenwichtige en goed doordachte ethische beslissing. Na het eerste deel over christelijke ethiek volgen drie delen over medische ethiek, waarbij de fasen van het menselijk leven worden gevolgd: vanaf het begin van het leven tot het einde, opgedeeld in 27 korte hoofdstukken. Wie bijvoorbeeld iets wil weten over prenatale diagnostiek, over vaccineren of over omgaan met dementie, kan via de inhoudsopgave snel het betreffende hoofdstuk vinden. De meeste hoofdstukken tellen minder dan tien bladzijden. De indeling met tussenkopjes is overzichtelijk. Aan het slot staan gespreksvragen die beogen de bezinning en het gesprek over soms ingrijpende thema’s op gang te helpen.
Een paar kritische observaties. Bij het thema economie en zorg lijkt de dominante visie, waarin economie wordt beperkt tot een doelmatigheidsafweging, gevolgd te zijn. Terecht wordt deze financieel-economische benadering van zorg bekritiseerd, maar het lijkt mij nog beter om ‘een gezonde visie op economie’ als uitgangspunt te nemen. Die is namelijk veel breder dan kostenbeheersing en marktwerking.
Al wordt het thema vaccinatie in dit boek op een evenwichtige manier besproken, toch lijkt het mij te beperkt om ter zake van bijvoorbeeld de vaccinatie tegen mazelen alleen vanuit de Nederlandse situatie een gespreksvraag te stellen. In Afrika stierven namelijk vele kinderen aan de mazelen, totdat hulpverleners daar een vaccinatieprogramma opzetten. De realiteit is dat Mbuma-zendingsmedewerkers God danken voor het mazelenvaccin, terwijl in Nederlandse kerkgemeenschappen die hiervoor collecteren breed bezwaren tegen vaccinatie leven. Hoe rijmt dat? Het lijkt mij goed om daarover eens een gesprek te voeren.
In het boek wordt gendertransitie geslachtsverandering genoemd, terwijl ik ook een zin lees die stelt dat een man niet in een vrouw kan veranderen en andersom ook niet. Misschien nog even naar de redactie kijken? Overigens neem ik de auteurs niets kwalijk, want zelfs de minister van Volksgezondheid weet niet het correcte onderscheid tussen geslacht en gender te maken.
Deze puntjes van kritiek nemen niet weg dat ik het boek met veel waardering heb gelezen. Ik hoop dat deze publicatie z’n weg vindt naar veel gezinnen, werkers in de zorg, kerkelijke ambtsdragers en studenten in de geneeskunde.
Begin dit jaar werd in de Grote Kerk te Vianen het eerste deel in de geplande heruitgave van publicaties van wijlen Willem Aalders (1909-2005) gepresenteerd. Dat is verheugend nieuws. Want terwijl veel theologen zich uitputten in binnenkerkelijke beschouwingen, onderscheidde het werk van Aalders zich door een grondige bezinning op de plaats van de kerk in de volle breedte van de cultuur.
Daarbij wist hij ook altijd het bredere historische perspectief bij zijn overwegingen te betrekken. Dat blijkt ook direct al uit de titel van de bedoelde heruitgave. En dat bredere perspectief maakt ook dat de boeken van Aalders, dit boek bij uitstek, nog altijd actueel zijn – ook in een tijd van toenemende kerkverlating en marginalisering.
Aalders was een Hervormd theoloog en aanhanger van de volkskerkgedachte. Hij was enige tijd als lector verbonden aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Lange tijd was hij het gezicht van de Stichting Vrienden van Kohlbrugge en hij schreef in die hoedanigheid vele bijdragen voor het Kerkblaadje, later omgedoopt tot Ecclesia, het blad van deze stichting. Hij was met mannen als de onlangs overleden Jan van der Graaf en Arnold van Ruler nauw betrokken bij Het Getuigenis van 1971, waarin protest werd aangetekend tegen de theologie van Karl Barth en de inspiratie die zij vormde voor een toenemend politiek activisme in kerkelijke kringen. Ook in De Kerk, oorspronkelijk verschenen in 1996, ageerde Aalders tegen elke vorm van politiek activisme. De Kerk vormt weliswaar het hart van de wereldgeschiedenis, maar dan vooral vanuit de aanbidding van het Lam. Jezus Christus – gekruisigd, opgestaan en gezeten aan de rechterhand van de Vader. Die boodschap doorkruist elk streven naar een hemel op aarde. Met de boodschap van het Evangelie van Jezus Christus is de kerk een planting van God in de geschiedenis. Niet om die hemel op aarde te bewerkstellingen, zo stelt Aalders, maar om ieder mens als een veerman van de ene kant van de eeuwigheid te brengen naar de overkant: het eeuwige leven.
De Kerk als hart van de wereldgeschiedenis is aldus ook een instantie met een eigen ‘amb-telijk apparaat’ dat geen verantwoording schuldig is aan een aardse overheid, maar aan haar hemelse Vader alleen. Zij vormt geen kritische instantie in die zin dat de Kerk een zeer bepaalde antipolitieke agenda zou nastreven. Maar ze verhoudt zich kritisch tot elk politiek streven vanuit de overtuiging dat er een werkelijkheid is die ver boven die van dit louter aardse uitgaat.
Dat heeft Aalders wel het verwijt opgeleverd dat hij wel erg weinig aandacht had voor het diaconale aspect van het Kerk-zijn. Een verwijt dat ook Kohlbrugge voor hem nog wel eens gekregen heeft. Dat valt te begrijpen wanneer je bedenkt dat hij daaraan niet apart aandacht besteedt in zijn werk. Maar gezien zijn diaconale activiteiten in zijn eigen kerkelijke gemeente (zo verzekerde zijn dochter Marijke tijdens de presentatie van het boek) en daarbuiten (aldus Huib Klink bij diezelfde gelegenheid) vergat hij het diaconale aspect geenszins. Kennelijk ging Aalders ervan uit dat dit voor mensen die leefden vanuit de aanbidding van het Lam vanzelf sprak.
Waar hij tegen ageerde was diaconaat als politiek program, laat staan een Kerk die zich daarbij tot uitvoeringsinstantie van overheidsbeleid zou maken. Een kerk die zich daartoe liet verleiden liep het risico zichzelf te reduceren tot een veredelde politieke partij. En daarmee zou ze definitief haar roeping ontrouw zijn – getuige te zijn van Christus – en niet langer het hart van de wereldgeschiedenis vormen dat ze lange tijd was geweest.
Hij was op dit punt weliswaar niet hoopvol gestemd voor wat betreft de Westerse wereld. Maar hij zag tegelijkertijd ook dat de Kerk een sterke groei doormaakte in Latijns-Amerika, Azië en Afrika. En als rechtgeaarde zoon van de Hervorming en het Réveil wist hij ook dat de Kerk vanuit een situatie van verval in de wereld steeds weer opnieuw tot bloei kon komen. En zelfs hier in het Westen zou misschien nog wat moois tot stand kunnen komen wanneer de Kerk zich in haar vele verschillende gedaanten weer meer bewust zou worden van haar eenheid in Christus.
Vanuit die hoop schreef Aalders ook De Kerk. Moge lezing ervan tot inspiratie dienen voor de generatie van nu.
Uitgeverij Boom is bezig met de vertaling van een aantal interessante werken uit de Arabische traditie. Onlangs verscheen in deze serie De deugdzame stad van de filosoof Aboe Nasr al-Farabi (ca. 870-950).
Er is wel eens beweerd dat de islam een achterlijke cultuur is. Dat mag misschien regelmatig gelden voor de uitingen van sommige moslims, het grote Bagdad waarin al-Farabi leefde en in staat werd gesteld zijn werk te schrijven leek in niets op dat wat wij tegenwoordig van de islamitische cultuur kennen. De toenmalige Arabische wereld liet zich volop inspireren door het denken van de Griekse filosofen Plato en Aristoteles. Ook al-Farabi maakte daar in zijn dagen veelvuldig gebruik van bij zijn pogingen te komen tot een concept van een deugdzame samenleving.
Aan de genoemde filosofen ontleent hij de gedachte dat de veelkleurige realiteit waarin wij leven is terug te voeren tot een enkele principe, het Principe met een hoofdletter: God. Dat Principe valt voor al-Farabi niet zondermeer samen met de wijze waarop God (in het Arabisch: Allah) zich openbaart in de Koran of datgene wat de religieuze onderwijzers (imams) de gewone mensen wijsmaken. Daarbij gaat het om verhalen die iets van dat Principe aan het gewone volk, dat met haar beperkte verstand niet aangelegd is op wijsgerige kennis, begrijpelijk te maken. De scepsis waarmee al-Farabi die ‘openbaringsverhalen’ bejegend en het feit dat hij imams regelmatig voor volksverlakkers uitmaakt, heeft bij sommigen tot de conclusie geleid dat wij hier te maken hebben met de eerste atheïst in de Arabische wereld. Dat lijkt me veel te voorbarig. Eerder is er bij hem sprake van een onuitstaanbaar dedain ten opzichte van de godsvoorstellingen waarmee het gewone volk tevreden is, en gaat hij er daardoor al te gemakkelijk vanuit dat het verstand niet alleen tot hogere vormen van godskennis leidt, maar ook tot een gelukkiger leven. Dat laatste is natuurlijk niet per definitie zo, of misschien wel helemaal niet! Een gelukkig leven is volgens al-Farabi namelijk (in lijn met Aristoteles) de potenties die met je mens-zijn gegeven zijn zo goed mogelijk tot ontplooiing brengen. Daarbij dient bedacht dat wij geen geïsoleerde individuen zijn, maar onderdeel uitmaken van een stad die idealiter (in lijn met Plato) onder leiding staat van een wijze koning-filosoof.
Maar wat maakt die koning-filosoof tot een betere leider van de stad dan een aristocratie of zelfs een democratie? Het feit dat hij redelijk en derhalve deugdzaam handelt. Maar zijn er garanties dat filosofen ook altijd redelijk zijn? Is eenhoofdig gezag altijd beter dan een bestuur waarin macht is voorzien van tegenmacht om op die manier machtsmisbruik te voorkomen? En is er niet de kans dat redelijkheid beter gegarandeerd is via de befaamde choc des opinions en het publiek debat dat daaruit voortkomt? Kennis is weliswaar macht, maar het sluit machtsmisbruik niet uit. Wat voorkomt dat zelfs een filosoof niet vroeg of laat de samenleving aan zijn eigen dictaten onderwerpt en zelf dictatoriale trekken krijgt?
Terechte vragen. Maar daar staat tegenover dat de huidige stad (wat dat tegenwoordig ook moge betekenen: de stad, het land, de EU, de wereld?) vaak eendimensionaal door een bepaalde wetenschappelijke discipline wordt geregeerd (afhankelijk van het probleem dat op dat moment opgelost moet worden). Dat dit geen garantie is tegen dictatoriaal overheidsbeleid, hebben we recent nog gezien (zie bijvoorbeeld de kritiek van Mattias Desmet in Zicht 2023 no. 1).
Daartegenover was al-Farabi van mening dat alle aspecten van het stadleven aan bod dienden te komen. Alleen door zoveel mogelijk aspecten van de werkelijkheid en zoveel mogelijk invalshoeken te combineren, kan mogelijk zinnig beleid worden ontwikkeld. Of kan het ook zijn dat de filosoof dan eventueel tot de conclusie komt dat geen beleid altijd nog beter is dan beleid dat gebaseerd is op een al te beperkte benadering van de complexe maatschappelijke werkelijkheid?
Volgens de vertaler van al-Farabi’s werk, de Amsterdamse filosoof Michiel Leezenberg, moet een grondige bestudering van De gelukkige stad door hedendaagse wijsgeren nog beginnen. Ik weet niet of hij daarin helemaal gelijk heeft. De Amerikaans-Joodse filosoof Leo Strauss heeft op zijn minst belangrijk voorwerk gedaan, waarin ook een begin is gemaakt met de beantwoording van alle vragen die wij hierboven stelden. Hoe dan ook: u allen dit boek van harte ter lezing aanbevolen. Al was het maar om te ontdekken dat de islamitische cultuur niet alleen maar achterlijk is.
En het moet gezegd: in het middeleeuwse Bagdad had al-Farabi de vrijheid om zich neerbuigend uit te laten over de Koran en imams voor volksverlakkers uitmaken, zonder daarvoor vervolgd te worden; sterker: hij ging heen als eerzaam burger die ook onder de toenmalige machthebbers geëerd werd als de Aristoteles van de Arabische wereld.
Veiligheid en bestaanszekerheid zijn een menselijke basisbehoefte. In de moderne tijd wordt daar echter op een verkeerde manier invulling aan gegeven. De individualisering heeft mensen onafhankelijk gemaakt, maar laat hen zoekende naar ‘de beschutting van gedeelde relaties’. Over deze ontwikkeling schreef Ronald van Steden een doordacht betoog.
Deze ontwikkeling ondermijnt het ‘basisvertrouwen’ in de samenleving; het vertrouwen dat de medemens van goede wil is, en dat er een gedeeld narratief over de samenleving is dat ons in staat stelt met ingrijpende gebeurtenissen en veranderingen om te gaan. In een samenleving waarin dit basisvertrouwen ontbreekt wordt de ander al gauw als een bedreiging gezien. Er moeten dan veel veiligheidsmaatregelen getroffen worden die het gevoel van onzekerheid en wantrouwen bestrijden en ons het gevoel geven alles te kunnen beheersen.
Dit hangt samen met een ander fenomeen dat Van Steden omschrijft: de pretparksamenleving. In die samenleving staat de individuele autonomie centraal, die om werkelijk autonoom te kunnen zijn maximale vrijheid en veiligheid nodig heeft. Vervolgens moet het leven worden zoals een pretpark, waarin iedere ervaring van pijn of grenzen uitgebannen is. Het is niet meer vanzelfsprekend om er een morele levenshouding op na te houden: het gaat om maximaal genieten in een wereld waarin risico’s zoveel mogelijk vermeden worden.
Van Steden wijst duidelijk op de schaduwzijden van deze ontwikkelingen. Uit de overtuiging dat de ander een bedreiging voor de eigen veiligheid en keuzevrijheid is, vloeien al snel vergaande veiligheids- en controlemaatregelen voort. Samen met de surveillancemogelijkheden die de moderne techniek biedt, kan dit tot een giftige cocktail leiden. Angstige burgers vormen immers een vruchtbare voedingsbodem voor totalitaire heersers. De democratische rechtsstaat dreigt dan te veranderen in een despotische staat met een enorme overheid die van het beschermen van de burgers tegen elkaar haar prioriteit heeft gemaakt.
Tegenover al deze onverkwikkelijke ontwikkelingen plaatst Van Steden ook een alternatief. Hij wijst op het christelijk-sociale denken als een bron van basisvertrouwen en tegemoetkoming aan de menselijke zoektocht naar een gevoel van veiligheid. Vanuit dit denken ziet hij een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld: het terrein van kerken, verenigingen en (lokale) gemeenschappen. Dit maatschappelijk middenveld biedt een context waarin het basisvertrouwen van de samenleving kan groeien. Het werpt ook een dam op tegen een vergaand overheidsoptreden waarin de staat onder het mom van noodzakelijke veiligheidsmaatregelen van bovenaf in gemeenschappen en privélevens ingrijpt.
Voor alle politici en bestuurders, maar zeker ook voor de christelijke onder hen, biedt het boek van Van Steden belangrijke aanknopingspunten. Ook of misschien wel juist in een samenleving waarin het debat verhardt en wantrouwen overheerst, biedt het christelijk geloof belangrijke noties. Van Steden: ‘Het gaat om de ontologische geborgenheid van gehoord en gezien worden door de ander – en door de Ander. Empathie en zorgzaamheid zijn hierbij noodzakelijke voorwaarden’ (p. 148). In het profiel van een christenpoliticus zal iets doorschemeren van deze diepste zekerheid en veiligheid. Dat hoeft in eerste instantie nog niet eens met woorden, zoals Van Steden laat zien, maar zal blijken uit de basishouding waarmee iemand in het leven staat. Dit is een houding die zich niet laat leiden door de belangen en wensen van het individu, maar die ervan uitgaat dat de gemeenschap en de medemens – ook die van afwijkend politiek pluimage – aandacht en inzet waard is. Deze (bestuurlijke) inzet kan zich alleszins laten leiden en inspireren door de moraal van de christelijke traditie. Om de menselijke behoefte aan veiligheid en geborgenheid te vatten in de termen van de Heidelbergse Catechismus: het christelijk geloof biedt de enige werkelijke troost in leven en sterven.
De auteur is erin geslaagd in kort bestek een diepteboring in de Nederlandse samenleving te doen, een kritische diagnose te stellen en een richting voor herstel te wijzen. Hier heeft hij bovendien geen ingewikkeld jargon voor nodig. Dit komt mede door de vele pakkende voorbeelden die hij gebruikt om zijn punt te illustreren. Een recensie als deze is te kort om de vele aspecten die Van Steden in het boek bespreekt uitputtend te behandelen. Bovendien zou er dan ook niets meer te lezen zijn. Daarom is deze recensie ook vooral een aansporing het boek zelf ter hand te nemen. Van harte aanbevolen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 2023
Zicht | 112 Pagina's
