Dr. John Macdonald (1779-1849), de apostel van het Noorden (II)
‘Deze plaag brengt veel leed en ontbering met zich mee. Het zorgt ervoor dat mensen, zelfs familie en vrienden, elkaars gezelschap vermijden. Het ontneemt hun hun energie en vertrouwen. Ze hebben geen neiging actief te worden of te werken. Handelsmensen hebben geen werk. Straten zijn verlaten. Winkels zijn zo goed als gesloten. Somberheid ligt op de gezichten van alle mensen, “en de rouwklagers gaan om in de stad” (Prediker 12:5).’
Voor ons die de corona-epidemie hebben meegemaakt en de overheidsmaatregelen hebben ondergaan die erop gericht waren de verspreiding van het corona-virus te voorkomen, zijn deze woorden zeer herkenbaar. Meer dan 600 miljoen mensen raakten sinds februari 2020 wereldwijd besmet en meer dan 6 miljoen mensen zijn aan de ziekte overleden. In Nederland raakten ruim 8 miljoen mensen geïnfecteerd, en zijn bijna 23.000 mensen aan de ziekte bezweken. We herinneren ons de lockdowns, de stille straten, de eenzaamheid. Maar de hierboven geciteerde woorden zijn niet van recente datum. Ze zijn afkomstig uit de preek die ds. John Macdonald in 1832 heeft gehouden, toen een cholera-epidemie zijn Schotland had bereikt.
Macdonald heeft deze zogeheten ‘cholerapreek’ in augustus 1832 in Dingwall en andere plaatsen uitgesproken.1 De preek gaat over Handelingen 16:28, waar Paulus tot de gevangenbewaarder (stokbewaarder), die op het punt staat zichzelf het leven te benemen, zegt: ‘Doe uzelf geen kwaad’. In die maand was er voor het eerst een cholera-epidemie in de stad uitgebroken, en velen waren zeer angstig onder deze ‘vreselijke bezoeking van de voorzienigheid’. ‘De handen van iedere man waren op zijn lendenen, als van een barende vrouw, en alle aangezichten waren veranderd in bleekheid’ (Jeremia 30:6). Volgens John Kennedy werden veel mensen die gisteren nog gezond en krachtig op straat liepen, haastig en uit het zicht begraven. Uit alle huizen steeg geween op.
Deze epidemie wordt wel de ‘tweede cholera-pandemie’ genoemd (1826-1837). Zij begon in India en verspreidde zich langs handelsroutes via Rusland en Polen naar de rest van Europa. Toen de epidemie zich in 1831 in Rusland manifesteerde, nam de Engelse regering quarantainemaatregelen voor schepen die vanuit Rusland naar Engeland voeren. Toch bereikte de ziekte Engeland, en wel omdat de havenautoriteiten de overheidsinstructies negeerden toen een schip uit de Baltische landen in december 1831 in Sunderland aanlegde. Vanuit Sunderland verspreidde de pandemie zich naar Londen, en van daaruit richting het Noorden, tot in Schotland. In februari 1832 was de ziekte in Glasgow. Op een bevolking van 16,5 miljoen mensen overleden er 52.000 personen. In Glasgow stierven er binnen negen maanden 3.000 mensen aan de ziekte. De meesten werden in massagraven begraven.
Er was in die tijd nog geen behandeling tegen de cholera. De cholera doodde zeker de helft van de mensen die erdoor aangestoken werden, vaak slechts enkele uren nadat de eerste symptomen zich hadden aangediend. Iedereen werd gedwongen om over de dood na te denken en zich af te vragen of hij bereid was om te sterven. De gewetens waren ontwaakt, en de mensen namen de woorden ter harte van ‘iemand die hen voorhield de toekomende toorn te ontvlieden’.
Macdonald gebruikte, naar eigen zeggen, liever zijn tong dan zijn pen en richtte zich zelden tot zijn landgenoten via het medium van de pers. Maar er werd drang op hem uitgeoefend om de preek uit te geven, vooral door het gezondheidscomité van de gemeente Dingwall. De publicatie van de (lange) preek zou in de omstandigheden waarin het land zich bevond, van onschatbare waarde zijn, niet alleen om de verspreiding van de cholera te voorkomen, maar ook om vele dwaze vooroordelen weg te nemen die teveel mensen in de noordelijke regio’s koesterden, zo lieten de leden van het comité aan Macdonald weten. De preek werd uitgegeven in de taal (het Gaelic) waarin Macdonald haar had uitgesproken. Toen de preek uitkwam, was de epidemie in Dingwall en omgeving al weer verdwenen, maar zij had het land nog niet verlaten, en het was ieders plicht, of de epidemie nu zou terugkeren of niet, om als verantwoordelijk persoon en als pelgrim op reis naar de rechterstoel van Christus, het advies van de apostel te ontvangen en ter harte te nemen, zowel ten opzichte van zijn natuurlijke leven als zijn onsterfelijke ziel. Macdonald sprak de vrees uit dat de plaag zou terugkeren, omdat die niet geleid had tot de vruchten waartoe God haar had toegelaten.
Dat het gezondheidscomité op de uitgave van deze preek aandrong, is begrijpelijk. Want niet alleen de sociale en economische gevolgen van de epidemie, zoals hierboven geschetst, waren toen en nu vergelijkbaar, ook de reacties van de mensen op de epidemie waren dat. Evenals nu waren er ook toen mensen die de ernst van de plaag ontkenden, die de regering en artsen verdacht maakten, of er zich vroom van afmaakten door de plaag gelaten te ondergaan: de plaag was door God gezonden, Hij doet wat Hij wil, dus wat kunnen wij doen?
Macdonald gaat in zijn preek uitgebreid op deze reacties in. Om zijn uitspraken goed te kunnen plaatsen, moeten we bedenken dat het Schotse en Nederlandse calvinisme weliswaar veel overeenkomsten hebben (en Schotse schrijvers zijn tot op de dag van vandaag zeer gezien in de gereformeerde gezindte), maar dat er ook verschillen zijn. Die verschillen betreffen niet het hart van de christelijke leer, maar vooral bepaalde gebruiken en gewoonten. Terwijl wij in Nederland muziek (het orgel) en (bepaalde) gezangen in de eredienst hebben geaccepteerd, is dat in Schotland ondenkbaar. En zaken waar sommigen in Nederland een zwaar punt van maken (tv-bezit, verzekeringen en vaccinaties) zijn juist voor Schotse christenen weer veel minder een probleem. Naar mij van bevoegde zijde is verzekerd, waren Schotse predikanten (geheel anders dan Nederlandse tijdgenoten als Bilderdijk en Capadose) begin negentiende eeuw zelfs actief als vaccinateurs bij pokkenepidemieën. Vele predikanten, met name in de afgelegen Schotse Hooglanden en eilanden, waren ook actief als arts, en waren bekwaam om een vaccin via een inkerving in de huid aan te brengen.
In deze ‘cholerapreek’ heeft Macdonald niet zoveel geduld met mensen die de ernst van de plaag onderschatten en zich nergens iets van aantrokken, al dan niet met een beroep op de goddelijke voorzienigheid. Wij moeten zowel ons lichaam als onze ziel goed verzorgen (‘geen kwaad doen’), zo luidde zijn boodschap.
We hebben beide, lichaam en ziel, ons natuurlijke en ons geestelijke leven, van God gekregen, en beide kunnen niet zonder elkaar. Beide, lichaam en ziel, moeten wij in de dienst van God gebruiken. Daarom mogen wij ons lichaam geen nuttige dingen onthouden en mogen we ze niet beschadigen, bijvoorbeeld door overmatige hoeveelheden eten of drank te consumeren. Macdonald staat daar uitvoerig bij stil, blijkbaar omdat vooral drankmisbruik in die tijd wijdverbreid was. Whisky heette in de volksmond zelfs ‘het water van het leven’, en liederlijkheid en armoede waren van de populariteit van deze drank al te vaak het gevolg. Bovendien waren alcoholisten extra vatbaar voor de plaag die in hun steden en dorpen rondwaarde.
Daarnaast, zo zei Macdonald, mogen wij onszelf geen kwaad doen door de middelen te negeren die in tijden van ziekte onze gezondheid kunnen herstellen. ‘Net zoals God gepaste middelen heeft voorbereid om ons natuurlijke leven en onze gezondheid te onderhouden, heeft Hij ook middelen voorbereid die in dagen van ziekte nuttig kunnen zijn, en die Hij vaak heeft gezegend om vrijheid en vrijwaring van ziekte te schenken, zodat we niet schuldeloos kunnen zijn wanneer we die middelen verachten.’
Alle verontschuldigingen zijn nogal kwalijk, vooral als die gegrond is op wantrouwen jegens medici. Macdonald had hen in hoge achting. Zij bekleden een ambt en zijn door God geordineerd, en beschikken over de kennis die andere mensen nu eenmaal niet hebben. Wantrouwen is dus ongepast. En dat ze geld verdienen met hun consulten, is ook geen overtuigend bezwaar. Een timmerman verdient ook geld met het werk dat hij verricht, en dat weerhoudt niemand ervan een goed opgeleide timmerman in te huren bij de bouw van een huis. Het kan zijn dat de medicijnen die een arts voorschrijft, niet direct het gewenste effect hebben. Maar hij beoogt de bron van de ziekte aan te pakken, en daarom moeten we geduldig zijn.
Het beroep op het welbehagen van God bestrijdt Macdonald ook in klare taal. ‘Toen Hizkia ziek was, en naar het zich liet aanzien dichtbij de dood was, nam God Zich voor om zijn leven met vijftien jaar te verlengen. Maar aan Hizkia hield Hij de plicht voor om bezorgd te zijn over zijn leven en gezondheid, en toen hij aan zijn ziekte leed, hield Hij hem voor dat hij juiste en gepaste middelen moest nemen om zijn gezondheid te herstellen. In overeenstemming hiermee gaf Jesaja als profeet van de Heere de opdracht: “Laat hen een klomp vijgen nemen, en tot een pleister op het gezwel leggen, en hij zal genezen” (Jesaja 38:21). Noch Jesaja noch Hizkia zei: “God heeft besloten dat Hizkia nog vijftien jaar lang zal leven, en Hij zal doen wat Hij heeft besloten. Waarom zouden we ons dan druk om maken of waarom zouden we middelen gebruiken om hem te genezen?” Zij zeiden dat niet, omdat zij beiden wisten dat Degene die tot een verlenging van de dagen en gezondheid van Hizkia had besloten, ook de middelen had bepaald waardoor zijn dagen zouden worden verlengd en zijn gezondheid zou worden hersteld, en dat zij daarom schuldig zouden staan wanneer zij de middelen niet gebruikten.’
In het tweede deel van zijn preek gaat Macdonald in op de opdracht om niet alleen ons lichaam maar ook onze ziel geen kwaad te doen. De gevangenisbewaarder had immers uitgeroepen: ‘Heren, wat moet ik doen om zalig te worden?’ (Handelingen 16:30) – en die woorden sprak hij uit nadat het lichamelijke gevaar al was geweken. In de tekst van de preek gaat het dus niet om ons tijdelijk maar ook om ons geestelijk leven.
Ook onze zielen kunnen wij kwaad doen. In de eerste plaats door te volharden in een leven in de zonde en daarin maar door te gaan. Door de zondeval is het zwaard als het ware al in ons hart gestoken, en met iedere zonde steken wij dit verder en verder in onze ziel. Wij doen onze ziel ook kwaad door geen zorg aan haar te besteden. Velen sussen zichzelf met allerlei excuses in slaap. Velen wijzen ook het heil af dat hun in de prediking vrij wordt aangeboden. ‘God heeft, naar de diepten van zijn barmhartigheid en wijsheid, een weg bereid waardoor een verloren mens kan worden gered, en dat in een weg die passend is bij de eer van de Wet (die de mens heeft gebroken) en de heerlijkheid van al zijn eigenschappen – zodat Hij als heerlijker wordt gezien, en meer heerlijkheid heeft, in het redden van de mens dan Hij zou zijn en verkrijgen wanneer zijn rechtvaardigheid in alle eeuwigheid zou worden vergolden. Die weg was dat God zijn eigen Zoon in de wereld heeft gezonden, zodat Hij door onze natuur aan te nemen en de plaats van de zondaar in te nemen, de Wet zou verheerlijken, aan de rechtvaardigheid voldoening zou geven en al de eigenschappen van God zou verheerlijken, en door zijn gehoorzaamheid en lijden een eeuwige gerechtigheid voor zondaren zou aanbrengen. En Christus vervulde het werk dat de Vader Hem aldus te doen gaf.
Het is nu een voltooid werk, een werk waarin oneindige verdienste is, omdat het het werk is van de tweede Persoon in de Godheid in onze natuur.’ De diepe, dodelijke wonden die wij onszelf door de zonde hebben toegebracht, wil Hij genezen. ‘Er is een Arts, door God bereid, die niet alleen gewillig is om het zwaard uit onze ziel te trekken maar dat ook kan, en die de balsem heeft om al hun wonden te genezen, en hen zo te helen dat het is alsof zij nooit gewond waren. Deze Arts roept hen tot zichzelf: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven” (Mattheüs 11:28). “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer” (Jesaja 45:22). Dit soort van oproepen bewijzen Christus’ medelijden met zondaren, zijn liefde tot hen, en het verlangen van zijn hart dat zij zouden worden gered.’
Misschien dat uit deze passages iets voelbaar wordt van de kracht van Macdonalds prediking, en gaan we begrijpen wat aan het begin van het eerste artikel over hem werd gezegd: dat weinig predikanten in de Schotse kerkgeschiedenis met zoveel zegen hebben gepreekt als John Macdonald van Ferintosh.2
Noten
1 De cholerapreek is in Engelse vertaling opgenomen in Do thyself no harm: The works of John Macdonald of Ferintosh, uitgegeven door Robert J. Dickie, deel I (Stornoway, 2022), pp. 63-112. Uitgeverij Den Hertog te Houten is voornemens in het begin van volgend jaar een Nederlandse vertaling van deze preek uit te geven.
2 De biografie van John Macdonald is geschreven door John Kennedy: The Apostle of the North: the Life and Labours of the Rev. John Macdonald, D.D., of Ferintosh. Dit boek verscheen in 1866. Een nieuwe editie met enkele belangrijke appendices, verzorgd door de bekende kerkhistoricus John Macleod, verscheen in 1932 in Inverness. Van deze nieuwe editie verscheen in 1978 een heruitgave bij Free Presbyterian Publications (Glasgow).
Verder over Macdonald: D. Beaton, Some Noted Ministers of the Northern Highlands (1929, herdruk: Glasgow: Free Presbyterian Publications, 1985), pp. 157-170; Murdoch Campbell, Gleanings of Highland Harvest (Glasgow, 1953; repr. Edinburgh, 2016), pp. 63-75 (Nederlandse vertaling: Nalezingen van de Highland-oogst, vert. door J. Kooistra [Gorinchem, 1995], pp. 68-82); Iain H. Murray, ‘John Macdonald and the Awakening in the North’, in Iain H. Murray, A Scottish Christian Heritage (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2006), pp. 123-156; John Macdonald, Do Thyself no Harm: The Works of John Macdonald of Ferintosh, vol. I, Robert Dickie, ed. (Stornoway: Reformation Press, 2021), pp. 17-59. In Nederland schreef L. J. van Valen over John Macdonald. Zie zijn Gelijk de dauw van Hermon: wonderwerken in de Schotse Hooglanden (Urk, 1981), pp. 212-233.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 2022
Ecclesia | 8 Pagina's
