Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laten wij eten en drinken...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laten wij eten en drinken...

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1 Kor. 15 : 32)

Stel je voor dat zij gelijk hebben. Ik moet er niet aan denken. Wie bedoel je, Paulus? ‘Verlichte geesten’ die beweren dat er geen opstanding van de doden is. Zij zeggen: Leven na dit leven? Onzin!

En Christus dan? En Pasen? Ach, dat moet je niet letterlijk opvatten. Als je maar tot geloof bent gekomen en je hebt laten dopen. Immers ‘met Christus begraven en opgestaan’. Dan leef je. Geestelijk.

Dit denken woekert als een ernstige ziekte in het lichaam van de Kerk, aldus de apostel in 2 Korinthiërs 2, waar hij de kerkelijke situatie vergelijkt met een lichaam waarin zuurstofgebrek is ontstaan. Van lieverlee sterven er ledematen af. Het lichaam wacht de dood.

Als dat waar is, hoe is het dan met het Hoofd van het lichaam, namelijk Christus? Paulus kan er kort over zijn: Als de onruststokers gelijk hebben, is Christus niet opgewekt. Dan staat dus de gelovigen geen opstanding uit de dood te wachten. Dan zijn onze Paaspreken niet meer dan fabels. Onze liturgie is dan slechts een vorm van entertainment. Wij delen, al predikend, de vergeving van zonden uit, zo menen wij. Christus is immers ‘opgewekt om onze rechtvaardiging’ (Rom. 4). Als dat niet waar is, hebben wij in de Kerk niets te zoeken. Wij belijden daar elke zondag (Paasdag!): ‘Ik geloof de wederopstanding van het vlees’, verrijzenis van reeds gestorven personen. ‘Vleselijke lichamen’ staan in het getuigenis van Paulus tegenover ‘geestelijke lichamen’ (vs. 35 e.v.). Er keert geen ‘biologisch lichaam’ terug. ‘Het bederfelijke beërft de onverderfelijkheid niet’ (vs. 50). Het zal met ons gaan als met Christus, ‘de Eersteling’ uit de doden (vs. 20, 23). Is Hij het Hoofd – verrezen, dan geldt dat ook de Kerk, het lichaam. Is Hij dat niet, dan is het laatste woord aan de dood. Laten we dan maar eten en drinken, totdat de dood erop volgt.

De apostel zinspeelt kennelijk op Jesaja 22. Het volk van God is omsingeld door de vijanden die Jeruzalem zullen verwoesten. Je zou verwachten dat Israël in die kritieke situatie zich bekeert, boete doet, ingetogen gaat leven. Het tegendeel is echter waar: schransen, drinken, lallen. ‘Want morgen sterven wij’. Dit is actueel. De (post)moderne mens is de eeuwigheid kwijt. De grens is ‘morgen’, kenmerk van een belevingscultuur in een jacht naar sensatie, een kick, onmiddellijke behoeftebevrediging, vanwege besmetting met een dodelijk virus dat een graai-koorts veroorzaakt. Graaien, vandaag kan het nog, ook in eten en drinken, want morgen ...

Ik sterf niet morgen, zegt Paulus. Ik ben gestorven en het leven is mij Christus! Dit houdt echter tevens in dat ik elke dag sterf. Als slachtschaap van Christus, namelijk (zie Psalm 44 en Rom. 8). Ik lijd een ‘gekruisigd’ bestaan. Dat hoort bij Pasen!

Een voorbeeld? Ik heb – naar de mens gesproken – tegen de beesten gevochten te Efeze. Is de apostel voor de leeuwen gegooid? De Bijbel zwijgt daarover. Wat de Heilige Schrift duidelijk wel zegt, is dat mensen die tekeer gaan tegen Jezus en zijn volgelingen, getypeerd worden als wilde dieren. Bij zijn afscheid van de gemeente te Efeze zegt Paulus: ‘Ik weet dat na mijn vertrek wrede wolven zullen opstaan [let op dit woord opstaan] en zich op de kudde van Christus zullen storten’ (Hand. 20:30). Dat zijn zeker vertegenwoordigers van niet-christelijke godsdiensten? Ja, ook zij, maar de apostel duidt in Handelingen 20 op ‘Mensen uit uw midden, binnen de Kerk, valse broeders’. ‘Wolven in schaapskleding’, zegt Jezus in Mattheus 7. Zij beleven hun eigen opstanding! (Hand. 20:30). Als ‘valse en misdadige getuigen’ (Psalm 27 en 35). Zij staan op en verdraaien de waarheid. Zij doen niet onder voor de hogepriester die opstaat en Jezus uitschakelt (Mat. 26). Het gevolg ervan is dat Christus’ lichaam, de Kerk zwaar toegetakeld is. De dichter van Psalm 22 klaagt over het geweld van een ‘verscheurende, brullende leeuw’ en ander gespuis. De apostel Petrus denkt wellicht aan deze Psalm, wanneer hij waarschuwt voor de duivel die tekeer gaat als ‘een brullende leeuw’ (1 Petrus 5). Israël bidt en wij bidden mee: ‘Geef de ziel van uw tortelduif niet over aan het wild gedierte’ (Psalm 74). Jezus heeft ons de wereld ingezonden ‘als lammeren, als schapen temidden van de wolven’ (Luk. 10; Mat. 10).

Vloeit er dan altijd bloed wanneer je Jezus volgt? Niet altijd. Vergelijk de situatie van de christenen in Korea, Egypte, China en veel andere landen met die van de Kerk in het Westen, in Nederland ook. Kinderen van God worden dikwijls psychisch belaagd, gebroken, gedood. Monddood gemaakt en nog veel erger. ‘Zelfs de man (...) die mijn brood at’ (Psalm 41), ‘met wie ik vertrouwelijk omging, met wie ik naar het huis van God wandelde’ (...), ‘heeft mij nagetrapt, bedrogen’ (Psalm 41). ‘Een van u die met Mij [het Avondmaal] eet, zal Mij verraden’ (Mark. 14), zegt onze Heere en Meester. Zo ging het ook in het leven van zijn dienaars, bijvoorbeeld in dat van H.F. Kohlbrugge.

Er kraait geen haan naar. Zou ‘t waar zijn? Als mijn Bijbel geen leugen bevat, hebben we nog heel wat tegoed aan ontmaskering van Hogerhand. Zie op Jezus: ‘Als een lam is Hij ter slachting geleid ...’ (Jes. 53). Weggehoond, “gekruisigd, gestorven, begraven, neergedaald in het rijk van de dood”. Punt! Nee: Op de derde dag opgestaan en ten hemel gevaren. Hij zal komen om te oordelen levenden en doden. Het Lam Gods regeert – op de wijze van het kruis – in de kracht van een leeuw (Openb. 5). In vervulling gaan de woorden van de Goede Herder: ‘Ik geef mijn schapen het eeuwige leven (...) niemand zal ze uit mijn hand roven’ (Joh. 10). Hij die ‘de Opstanding en het Leven’ is, zegt: ‘Ik leef en gij zult leven’ (Joh. 14).

Laten we dan eten en drinken: ‘Dit is mijn lichaam voor u (...) mijn bloed voor u’. ‘Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft het eeuwige leven’ (Joh. 6). Het hart van zo’n leven klopt in het Avondmaal, de Eucharistie. Moge Jezus spoedig komen. ‘Laat Hij mij kussen met de kussen van zijn mond’ (Hoogl. 1), dan zal ik Hem kussen in ‘de maaltijd der onsterfelijkheid’, de voorsmaak van de hemelse liturgie. Vandaag. Want morgen zal het Pasen zijn!

M. Verduin, Zeist

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 maart 2018

Ecclesia | 8 Pagina's

Laten wij eten en drinken...

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 maart 2018

Ecclesia | 8 Pagina's