De heilige oorlog (96)
Een scherpe preek en een goede raad
Stad Mensziel is in de zonde gevallen. Nadat Mensziel daaraan is ontdekt, wordt de Prins gezocht. Hij laat Zich echter niet vinden. Ook houdt de Opperste Geheimschrijver Zich doof. Door de prediking van Geweten wordt Mensziel van schrik ziek en raken de inwoners verzwakt. Er volgt een preek met een nog scherpere inhoud …
Een scherpe preek
Nadat de stad Mensziel enige tijd in een trieste en droevige toestand heeft doorgebracht, roept de heer Geweten op tot een dag van vasten. De burgers kunnen zich dan verootmoedigen vanwege hun slechte gedrag tegen Koning El-Schaddaï en Zijn Zoon. Hij vraagt kapitein Boanerges om een preek te houden. Die stemt daarmee in. Als de dag om te preken is gekomen, neemt hij als tekst: … houw hem uit; waartoe beslaat hij ook onnuttelijk de aarde? 1 De inhoud van de preek is zeer scherp. Kapitein Boanerges begint met de aanleiding tot de woorden van de tekst: de boom is onvruchtbaar. Daarna legt hij uit wat het doel van de woorden is: boetvaardigheid, en anders totale verwoesting. Vervolgens wijst hij op het gezag van de tekstwoorden: ze zijn gesproken door Koning El-Schaddaï Zelf. Hij beëindigt de preek nadat hij heeft uitgelegd wat deze geschiedenis heeft te zeggen. Hij is in de toepassing van de woorden zo duidelijk, dat het arme Mensziel beeft. Deze preek is, samen met de vorige preek, van grote invloed op het hart van de inwoners van Mensziel. Degenen die door de vorige preek waren ontwaakt, krijgen hiermee niet de gelegenheid weer in slaap te vallen. In de hele stad is weinig of niets anders te horen of te zien dan droefheid, treuren en het roepen van ach en wee.
De raad van Godsvreze
Na de preek komen de mannen van Mensziel samen en overleggen wat ze het beste kunnen doen. Maar de tweede predikant zegt: ’Ik zal niets van mijzelf kunnen doen zonder eerst mijn buurman Godsvreze te raadplegen. Hij begreep immers voorheen meer dan wij van het doen en laten van onze Prins. Hij zal het nu ook beter weten dan wij, nu wij willen terugkeren naar een leven in Godzaligheid.’
Daarom roepen ze Godsvreze en hij verschijnt onmiddellijk. Ze vragen hem zijn mening te geven over wat ze het beste kunnen doen. De oude Godsvreze zegt: ’Volgens mij moet Mensziel op deze dag van nood een nederig verzoek schrijven en sturen naar de Prins Die beledigd is. Verzoek Hem dat Hij in gunst en genade wil terugkeren naar Mensziel en niet voor eeuwig Zijn toorn zal behouden.’
Een gesloten poort
De burgers van Mensziel kunnen zich eensgezind vinden in dit advies. Er wordt dadelijk een verzoekschrift opgesteld. Maar dan vragen ze zich af wie het moet brengen. Na enig overleg zijn ze het er samen over eens om het verzoekschrift door de burgemeester, de heer Geloof, te laten brengen. Die wil dat wel doen en maakt zich klaar voor de reis. En zo begeeft de burgemeester zich op weg en komt aan bij het paleis van Koning El-Schaddaï. Daar bevindt zich Prins Immanuël, nadat Hij Mensziel heeft verlaten. De poort is echter gesloten en wordt streng bewaakt. De burgemeester kan niet anders doen dan de hele tijd buiten de poort wachten.
Een verslagen en biddende zondaar
Bunyan vertelt in dit gedeelte hoe eerlijk er met de verslagen zondaar wordt omgegaan. Het moet komen tot ware boetvaardigheid. Die ware geestelijke nood brengt tot het gebed. Maar ook dan lijkt er nog geen gehoor te zijn bij de Vader van de Heere Jezus Christus. Zo wordt geleerd dat de zonden een scheiding maken tussen de ziel en zijn God.
Een eerlijke behandeling
De ziel is ziek en verzwakt van schrik. De kleren van gerechtigheid zijn bevuild. Maar dat zijn alleen nog uiterlijke tekenen van verslagenheid. Wat kan iemand het benauwd hebben als hij oog krijgt voor de toorn van God. Maar benauwdheid alleen is niet het ware kenmerk van zaligheid. De dichter riep niet alleen dat hij benauwdheid vond. Hij vond ook de onmisbare droefenis (Ps. 116:3b). Niet de schrik in het geweten, maar de dróefheid over het verachten van Gods goedheid is een kenmerk van oprecht berouw. Om op die plaats gebracht te worden moet de wet ’scherpelijk’ gepredikt worden (zie HC, zondag 44, vraag en antwoord 115). Al meer en meer moet de zondige aard gekend worden, zodat er meer en meer een begeerte is naar de vergeving van zonden en de gerechtigheid in Christus.
Wat een les, om te leren dat ook de gezaligde zondaar van zichzelf geen vruchten van geloof en bekering kan voorbrengen; dat hij ’onnuttelijk de aarde beslaat’. Zo’n onvruchtbare boom moet omgehakt worden. Dat is de boodschap. Een scherpe boodschap. Maar ook een eerlijke boodschap. Het moet komen tot ware boetvaardigheid. Opmerkelijk is dat Bunyan deze woorden niet uit de mond van Geweten laat komen, maar uit de mond van kapitein Boanerges, een van de kapiteins van de Koning Zelf. Boanerges: zó werden Johannes en Jakobus genoemd door de Heere Jezus. Zonen des donders. Zij hadden een bijzondere ijver en doordringende kracht in het brengen van Gods Woord.
Een goede raad
Zonder Godsvreze kan het geweten geen goede raad geven. Het geweten kan schrik in het hart geven, maar Godsvreze brengt tot de ware zielsvernedering. De kinderlijke vrees beseft de noodzaak van een gebed om genade, en een gebed om niet eeuwig de toorn te behouden. Barmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk den toorn behouden (Ps. 103:8,9).
Een onverhoord gebed
Bunyan laat het verzoekschrift (het gebed) eerst door het gelóóf neergelegd worden voor de troon van genade. Maar dan blijft de hemel gesloten. Het geloof is immers niet de grond van verhoring. Het geloof is, hoe onmisbaar ook, niet meer (maar ook niet minder) dan een middel om de hoop op God te stellen. Maar de grond van verhoring ligt buiten de mens. Dat moet elke keer weer geleerd worden. De zonden maken een scheiding: Maar uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort (Jes. 59:2). Die scheiding kan niet weggenomen worden door het geloof. Het gebed lijkt niet opgemerkt te worden. De klachten van Jeremia worden in het leven van Gods volk waarheid: Ook wanneer ik roep en schreeuw, sluit Hij de oren voor mijn gebed, en: Gij hebt U met een wolk bedekt, zodat er geen gebed doorkwam (Klaagl. 3:8 en 44).
Kennen we de gestalte van de Kananese vrouw, die naar het leek vergeefs riep tot de Heere Jezus? En zie, een Kananese vrouw uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner; mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten. Doch Hij antwoordde haar niet een woord (Matth. 15:22,23). Maar het verbond haar des te meer aan Hem, in Wie zij alles zag wat ze nodig had, al zou ze er maar een kruimel van ontvangen. Dat deed de Heere Jezus uiteindelijk zeggen: O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede gelijk gij wilt (vs. 28).
Noot
1. Luk. 13:7b.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 2022
De Wachter Sions | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 2022
De Wachter Sions | 16 Pagina's