Jefta
’Zou ik verhalen van… Jefta?’ Hebreeën 11:32
Elk mensenoffer was Jehova een gruwel. Jefta gaf zichzelf en zijn geslacht in de hand des Heeren. Hij was de verstotene. Zou God Zich zijner en zijn geslacht ontfermen? Zou de Heere zijn geslacht een plaats geven onder de stammen Israëls? Aan Jehova de beslissing. Jefta geeft zich in Gods hand. En zijn dochter treedt hem tegemoet, met trommelen en reien. Jefta ontroert. De beslissing des Heeren valt. Zij is des Heeren brandoffer. Nee, niet op het altaar. Want God verdelgde al eens de volkeren van Kanaän om het mensenoffer. Maar Jefta offert zijn enige kind in deze zin dat hij haar geheel aan de Heere afstaat.
Hij, de uitgestotene, moet voor Gods daden vallen. Zijn geslacht is geen plaats in Israël gegeven. De bastaard is geroepen tot hoofd, maar naar Gods wet stond hij buiten de vergadering van Israël. En zijn geslacht zal uitsterven. Jefta volbracht aan zijn dochter de gelofte die hij beloofd had, en zij heeft geen man bekend. Eenzaam heeft zij haar dagen uitgeleefd, door de dochteren van Israël van jaar tot jaar beklaagd, die gingen om haar aan te spreken. Maar zijzelf heeft zich mede mogen geven in Gods hand. Zijn doen was ook voor haar majesteit. Aan Jefta is vervuld: ‘En de vreemde die zich tot den HEERE gevoegd heeft, spreke niet, zeggende: De HEERE heeft mij gans en al van Zijn volk gescheiden; en de gesnedene zegge niet: Zie, ik ben een dorre boom. Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen, waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond: Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden’ (Jes. 56:3-5).
De bastaard wiens geslacht in Israël uitsterft, is geschreven in de registers der nooit verstervende helden des geloofs! O, uitgeworpenen, zie Gods handelingen van genade! Waar genade valt, daar valt ze vrij. Een plaats voor verstotenen, beter dan der zonen en dochteren. Ten slotte, Jefta oefent Gods gericht ter vernedering van Efraïm. Hij heeft slechts zes jaar Israël gericht. In die korte tijd trok Efraïm tegen hem ten oorlog. Efraïm gevoelde zich de meerdere en de sterkere van Manasse. Efraïm kon de eer der overwinning aan Jefta niet gunnen en zou zijn huis met hem met vuur verbranden. In de bange broederkrijg vielen er 42.000 van Efraïm. Gods gericht brak Efraïms hoogmoed. Voor Jefta bleef het een strijden tot het einde toe.
Welaan dan, volk van God, als de hoogmoedige Efraïms in uw hart zich verheffen, als zij de troon begeren te beklimmen, moge het ons dan gegeven worden te strijden tot hun vernedering. God is jaloers op Zijn eer. O, dat wij sterven van dag tot dag, opdat de Heere heerlijk zij. Ogen moeten uitgerukt, handen en voeten afgehouwen, broeders omgebracht in de strijd tussen vlees en geest die hier blijft. De Heere neme onze harten in en doe ons in Hem meer dan overwinnaar zijn. Die strijden zal tot het einde toe, die zal zalig worden.
wordt vervolgd
Uit: MEER DAN OVERWINNAARS ds. G.H. Kersten (uitg. De Banier, 1953
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 2023
De Saambinder | 20 Pagina's
