Lasterlijke beeldvorming
Bij de oprechtheid van de Dordtse Synode behoort ook haar werkwijze. In de opbouw van elk van de vier hoofdstukken van de Leerregels zien we dat steeds begonnen wordt met het positief belijden vanuit de Schrift. Daarna volgen er uitvoerige aanhalingen uit de geschriften van de remonstranten, beginnende met ‘Die leren...’.
Na die twee woorden volgen steeds de dwalingen van de remonstranten, om die vervolgens te bestrijden, steeds weer beginnende met het woord ‘Want…’. In die bestrijdingen lezen we een schat aan Schriftbewijzen. Dit tweede deel van elk hoofdstuk noemen we ‘De verwerping der dwalingen’. Die zijn helaas vrij onbekend, terwijl er toch zoveel uit te leren valt. Het zijn dus echte leer-regels, naar we hopen ook voor ons. Want er valt veel uit te leren!
Verdachtmakingen
We zijn nu bezig met het tweede deel van de zes onderdelen die we in het eerste artikel hebben genoemd. We hoorden al iets over de eerste zes ernstige verwijten van de remonstranten aan het adres van de leer van Dordt. Duidelijk werd wat onze vaderen met dit nawoord bedoelden. De synode had te maken met allerlei lasterlijke verwijten en verkeerde beeldvorming van de kant van mensen die het niet met de leer van vrije genade eens waren. Remonstranten dus, in verschillend gewaad.
Allerlei beschuldigingen werden geuit om de gereformeerde leer en haar voorstanders in een kwaad daglicht te stellen.
Laster is een groot kwaad en doet ook veel kwaad. Er worden acht voorbeelden van die laster gegeven. De remonstranten probeerden het (kerk)volk wat wijs te maken, ‘tegen alle waarheid, billijkheid en liefde’ in. Hun verdachtmakingen zijn zo onwaarachtig, onredelijk en liefdeloos. Duidelijk moet wel zijn dat deze acht zaken door de Synode van Dordrecht ‘met verfoeiing werden verworpen’. De vaderen voelden zich diep onrecht aangedaan, toen ‘de naakte, eenvoudige en oprechte waarheid’ zo werd voorgesteld en werd verdraaid. Zó bedoelden ze het zeker niet. Integendeel! De remonstranten deden onrecht aan de eerlijke voorstelling van de Bijbelse belijdenis. In het vorige artikel hebben we gevoeld hoe diep God werd beledigd. Hij werd in Zijn eer aangetast, en als er iets is wat woog op het hart van onze Dordtse vaderen, dan is dat wel de eer van God. Door goed en kwaad gerucht zongen de vaderen het lied van het ‘door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen’.
Toch waren de opstellers van de Leerregels bereid om aan zelfonderzoek te doen, om te bezien of ze zelf geen aanleiding hadden gegeven tot de verdachtmakingen van de remonstranten. Dat zullen we later in het Besluit nog horen.
Niet op gelijke wijze
Ons ‘gevoelen en spreken’ moet steeds weer aan de Heilige Schrift getoetst worden, om te voorkomen dat we ‘de palen van de rechte zin van de Schrift te buiten zouden gaan’. En blijkbaar kán dat dus, als belijdend lid, als levend lid en als ambtsdrager. Vandaar nog wat meer aandacht voor de voorlaatste lastering, de zevende. Mogen we elkaars zuiver gereformeerdzijn eens wat op de proef stellen? Wilt u dan eens meedenken? Wanneer een mens het geloof ontvangt, waar komt dat geloof uit voort? Het antwoord is (natuurlijk): uit de verkiezing. Daarom lezen we in het Besluit ‘De verkiezing is de fontein en oorzaak van het geloof en van de goede werken’. De volgende vraag is: Waar ligt dan de oorzaak van het ongeloof? Hopelijk zeggen we niet (direct): dat is de verwerping. Want zo mógen we niet spreken en niet denken. Het is een lastering van de remonstranten om dit zo voor te stellen: ‘… dat de verwerping op gelijke wijze de oorzaak is van de ongelovigheid en goddeloosheid, gelijk de verkiezing is de fontein en oorzaak van het geloof en van de goede werken’. Laten we goed letten op de uitdrukking ‘op gelijke wijze’. Want op bovenstaande manier mág niet geredeneerd worden. Dat maakt Gód tot de oorzaak van het ongeloof en het kwaad. Het is Godslasterlijk om zo te denken.
Werd er aanleiding gegeven tot deze beschuldigingen? Daarom worden straks in het vijfde onderdeel van het nawoord met name de dienaren van het Woord gewaarschuwd om geen ‘rechtvaardige oorzaak te geven om de gereformeerde leer te beschimpen of ook te lasteren’.
Het luistert nauw hóe we over verkiezing en verwerping preken en spreken. We belijden van harte ‘verkiezing én verwerping’ (hoofdstuk I, par. 6). Het geloof is een zuivere gave van Gods verkiezende liefde in Christus. Het ongeloof is en blijft echter altijd onze eigen schuld.
Laten we letten op het verschil, hoe er in hoofdstuk I gesproken wordt, over de verkiezing uitvoerig in artikel 7 tot en met 14; over de verwerping met grote voorzichtigheid in één artikel 15. Daarna volgen er direct drie pastorale artikelen (hoofdstuk I, par. 16-18). De waarheid wordt helder beleden, maar onderscheiden en herderlijk. Want het ‘niet op gelijke wijze’ moet voor iedereen duidelijk blijven, tegen allerlei misverstanden en lastering in, in het verleden en in het heden. Dat moge ons ook duidelijk zijn.
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 2023
De Saambinder | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 2023
De Saambinder | 24 Pagina's