Van Ruler: Christendom bereikt hoogste graad in kerstening van de cultuur
Wie denkt aan cultuurchristendom, denkt aan de culturele vormen van het christendom. We kunnen voor deze opvattingen goed terecht bij de hervormde theoloog A.A. van Ruler. Het christendom is geen innerlijke zaak, maar kerstent de cultuur. “Het christendom bereikt zijn hoogste graad alleen in de kerstening van de staat, het volk, het gemenebest en de cultuur.”
Kenmerkend voor het denken van Van Ruler is dat het gaat om deze wereld. De verlossing is gericht op de redding van de schepping. “De ene en enige, de zichtbare en tastbare werkelijkheid, die wordt gered!” Hier blijkt al de aanzet voor een visie op het christendom die nauw verbonden is met de cultuur. Van Ruler moet niets hebben van dualisme. “Er zijn niet twee werelden, een lage aardse en menselijke wereld en een verheven hemelse en goddelijke wereld.” Het is de levende God in Zijn heilshandelen op de aarde te doen om het gewone leven. “Het gewone leven, de geschiedenis, de cultuur, het volksgeheel, de staat – het is het eigenlijke, waarom het de levende God in alle tijd en eeuwigheid te doen is. Daarin wil Hij Zijn Koninkrijk oprichten.”
In het herstel van de schepping vervullen kerk en staat een eigen functie. In de samenwerking tussen beide licht het theocratisch visioen, de zichtbare gestalte van Gods regering in deze wereld, op. “De kerk stamt uit de openbaring, maar zij is er ter wille van de wereld en daarom gaat al haar zijn daarin op, dat zij trouw is aan de aarde.” Door de Reformatie kwam God weer in de tijd, aldus Van Ruler. Het fundamentele onderscheid tussen Reformatie en Rome is dat de Reformatie ons leert “zuiver horizontaal” te leven, voor Gods aangezicht en naar zijn wil. Pas de Reformatie heeft volledig ernst gemaakt met de oerchristelijke en universeel christelijke stelling, “dat de stoffelijke wereld Gods geschapen wereld is en dus alleen maar goed is. In de stoffelijkheid zit het kwade niet.”
Ander gelaat
De ontdekking van de Reformatie dat de Bijbel het levende en machtige Woord Gods is, dat mans genoeg is om zichzelf uit te leggen en dan ook zichzelf door te zetten, heeft aan het christelijke Europa “een ander gelaat” geschonken. De gehele cultuur werd in de waarheid gesteld, en daarmee in de vrijheid. “Wanneer deze ont dekking van de Reformatie vergeten wordt – gelijk zij thans politiek en cultureel alom vergeten wordt – dan is het met de vrijheid op den duur in Europa en dan voorgoed gedaan. Haar centrum ligt dan in Washington, Rome of Moskou en op den duur ligt Europa dan in puin. Reformatorisch heeft Europa geen centrum, of het moest Golgotha zijn. En de enige autoriteit is de waarheid van de Bijbel.”
De Reformatie is volgens Van Ruler daarom méér dan een reformatie van de dogma’s en ook méér dan een reformatie van de kerk, zij is vóór alles een reformatie van de religie en daarin van het gemenebest, van de vormgeving van het leven van mens en gemeenschap geweest. De Reformatie heeft de vrijheid geschapen, de vrije zelfstandige naties in het rijk Gods, met de bijbel opengeslagen in hun midden.
Van Ruler noemt de wereld het aambeeld en de staat de hamer van het heilswerk van God. De kerk heeft als het lichaam van Christus de pre- tentie dat zij van Godswege optreedt in de wereld, Zijn gezag en waarheid vertegenwoordigt. Toch gaat het op weg naar het Koninkrijk van God om de staat. De kerk is slechts middel om de staat Gods geboden voor te houden. Zo wordt het volk gekerstend, al is dat in uiterlijke zin.
Alleen als de kerk en de staat verenigd zijn in het Woord van God, kan er vrede en gerechtigheid bloeien. Kerk en staat regeren samen het volksleven en houden het zo in de heilige orde van Gods recht, waarin het heil is gelegen. De tweeheid van kerk en staat is de enige gestalte waarin het heil te beleven en uit te drukken valt. Er bestaat geen synthese van deze twee in een hogere eenheid. Die tweeheid ziet Van Ruler als waarborg tegen staatsabsolutisme. Hij spreekt van een “smartelijke tweeheid” van kerk en staat, namelijk als gevolg van de gebrokenheid van de wereld door de zonde.
De plaats van de kerk in het openbare leven is volgens Van Ruler thermometer voor de kerstening en instrument voor de kerstening. De betekenis van de kerk voor de staat ligt in haar tucht, haar profetie en haar belijdenis. Deze belijdenis kan door de staat publiek erkend worden. Om tot gerealiseerde theocratie te komen moet in de grondwet de geestelijke grondslag van de staat worden aangegeven. De staat zou bijvoorbeeld in de grondwet kunnen erkennen, dat het Woord van God de waarheid is. De grondwet kan eisen dat de overheidspersonen zelf de ware religie belijden. “Hoe kan een minister, die niet van de ware religie is, een huwelijkswet ontwerpen?”
In haar profetie houdt de kerk aan de staat voor, dat de wet van God richtsnoer moet zijn bij het regeren van het volksleven. En dat moet concreet worden zoals op het punt van de positie van de kerk in geestelijke verzorging, de prioriteit van de eed boven de belofte, begrafenis boven crematie, het burgerlijk huwelijk als het enige rechtsgeldige. Pregnante uitspraak: “Bergrede en Burgerlijk Wetboek staan werkelijk niet zo diametraal tegenover elkaar.”
Cultuurvisioen
Van Ruler spreekt van een eigen cultuurvisioen van de Reformatie, wat te maken heeft met een doorgaande reformatie op alle terreinen, in kerk én staat. Reformatie is een gebeurtenis, een daad, dynamisch, vol van beweging. Reformatie is een vóórtgaande reformatie, een rusteloos proces, een nimmer eindigende strijd. In de zeventiende eeuw kwam de leuze op van de “nadere Reformatie” en in de negentiende eeuw de “ontwaking van het calvinisme”. De eerste heeft de hele cultuur losgelaten, de tweede liet de staat schieten. “Nu, in onze eeuw, gaat het erom, het oorspronkelijke reformatorische visioen terug te vinden, gewijzigd en aangevuld met de lessen van de eeuwen die achter ons liggen (de tolerantie!) en beleefd in de vormen van het heden en de toekomst.”
Theocratie is voor Van Ruler niet denkbaar zonder herkerstening van het openbare leven, de natie en cultuur. Theocratisch gaat het om de staat met de Bijbel, en niet om de kerk, “en wel zodanig dat het volk gehouden wordt in de orde van Gods recht, opdat het volksleven concrete dienst van God zou zijn, en niet daarom, dat de kerk de eer ontvangt, die haar toekomt.”
Theocratie is een door en door betrekkelijk woord, zo laat Van Ruler vaak weten. Alleen het geláát des levens wordt gekerstend. Maar dat gelaat doet er toe! Van Ruler moet niets hebben van de innerlijkheid als plaats waar alleen het contact met God te vinden zou zijn. Wanneer men het eeuwige leven niet in innerlijke gestalten kan realiseren, maar alleen in “zichtbare gestalten” kan demonstreren, dan is dat geestelijk, dat is naar de mening des Geestes, volkomen in orde. “De Geest bemint de buitenkant.”
Humanisme
Interessant is hoe positief Van Ruler over het humanisme spreekt, maar dan wel in de geest van Erasmus, een humanisme dat wortelt in het christelijke erfgoed. Het Humanistisch Verbond dat in opkomst was, heeft zich losgezongen van het de christelijke wortels. Dat neemt niet weg dat het God om de humaniteit is te doen. De Bijbel heeft in het historische proces de humaniteit geschapen.
Dit is dan ook volgens Van Ruler een van de meest verbijsterende en ook meest gevaarlijke dingen in onze moderne westerse cultuur: dat men de verstrengeling van het christendom en het humanisme bezig is ongedaan te maken; dat men het humanisme niet meer vanuit zijn evangelische, Bijbelse wortels verstaat; dat men het christendom tot een min of meer fanatiek anti-humanistisch complex degradeert; en dat humanisten en christenen als om strijd hieraan meedoen: uiteen te jagen wat essentieel bijeen hoort.
Waar en hoe is de hoogste humaniteit gevonden? Volgens Van Ruler toch zeker niet in de stoïcijnse wijsbegeerte en de Grieks-Romeinse cultuur. Daar zit de mens nog altijd ingeklemd in een goddelijk zijnsverband, hetzij dat van de rede of van de staat of van de kosmos. En zolang de mens nog op de een of andere manier goddelijk is, is hij nog niet menselijk. De echte humaniteit is volgens Van Ruler alleen door Israël gevonden, in het Oude Testament.
De volkeren krijgen er alleen deel aan via het christendom. Daarom moeten wij volgens hem met alle macht die in ons is protesteren tegen het uiteenrukken van christendom en humanisme. Niet alleen met het oog op het christendom. Maar nog veel meer met het oog op het humanisme. “Dit is het grote bezwaar tegen het humanisme: dat daarin de humaniteit gevaar loopt.”
Lot van europa
Opvallend is dat theocratie bij Van Ruler ook bovennationale reikwijdte heeft. De theocratie is “doodeenvoudig’ het feitelijke lot van Europa. “Europa is wat het is door de aanwezigheid van de openbaring met haar waarheids- en heilspretentie. De gehele Europees-Amerikaanse cultuurkring stáát rondom het kruis van Golgotha. Wanneer men dat gaat ontkennen, dan is dat een vorm van zelfmoord.”
Volgens Van Ruler gaat het in het vraagstuk van de theocratie daarom om niet meer of minder dan het lot van Europa, de vraag of de “Europees-Amerikaanse cultuurkring” de openbaring terug zal vinden, waaruit hij geboren is, om zo tot nieuwe kracht en bloei te komen. Of men vindt het heil van God óf het zal zich vanuit zijn neutraliteit via het nihilisme naar het heidendom ontwikkelen, “om door het heidendom in de chaos der barbarij te gronde te gaan”.
Het ligt aan het historische lot van Europa, dat hij daarbij altijd weer georiënteerd wordt op de openbaring, hetzij positief zin in zoverre hij gedwongen wordt in de richting van de christelijke staat, hetzij negatief, in zoverre hij, wanneer hij de richting van de heidense staat inslaat, onvermijdelijk bij de barbarij en de chaos uitkomt. “Europa is nu eenmaal, vanaf zijn ontvangenis en geboorte, een gestalte van de Heilige Geest, ge- schapen door het Woord Gods. En waar het kruis eenmaal gestaan heeft, blijft, wanneer het weggenomen wordt, alleen de omgewoelde aarde over. In wezen is er in Europa geen keus meer tussen christendom en heidendom. Buiten het christelijk geloof is er alleen de mogelijkheid van het nihilisme.”
Corpus christianum
Een van de verwijten tegen het cultuurchristendom is dat het nog wil vasthouden aan het corpus christianum, kortweg vertaald: het christelijk gemenebest. Het loslaten van de gedachte van het corpus christianum is volgens Van Ruler echter in wezen een versagen in de profetisch-apostolische taak, waarmee men als kerk in de wereld is gezet en een zich terugtrekken met het rijk Gods in de innerlijkheid en de individualiteit.
Het corpus christianum ís een droom, erkent Van Ruler, maar hoe zouden wij leven zonder de droom? Het leven zou zonder gloed en bezieling zijn. En hoe zouden wij de Bijbelse boodschap verstaan, als wij haar niet als een droom over de aarde verstonden? De droom Gods is geen droom over het verleden maar voor de toekomst. “Dát is onze kardinale fout, dat wij in de waan leven, als zou het corpus christianum er in vroeger tijden geweest zijn, in de werkelijkheid, volkomen en harmonieus. Daarmee romantiseren en idealiseren wij het verleden.”
Het theocratische pleit voor het corpus christianum heeft volgens Van Ruler niets te maken met dromerige romantiek. Het is volstrekt dynamisch en revolutionair. Het leeft uit de actuele droom van de tegenwoordigheid Gods. “En zonder deze droom valt er voor niets te pleiten en valt er niets te doen. De mens, die de droom Gods kwijt is, moet sterven. Hij kan op z’n hoogst nog wat voortvegeteren.”
Van Ruler verwijst naar Hoedemaker. “Deze vroeg: gelooft gij, dat de levende God bij machte is, het lot te wenden, de neutraliteit van de staat te verbreken en zijn naam opnieuw te doen ontluiken in ons publieke leven? En Hoedemaker zette het mes er helemáál diep in en hij vraagt: zoudt gij het eigenlijk wel willen, dat de levende God dit alles deed; zijt gij bereid de theocratie te ontvangen; of is het niet veeleer zo, dat gij u als verloren zoon, die de vrijheid bemint, op een grondige wijze moet bekéren tot het vaderhuis?”
Doperdom
Van Ruler heeft in zijn tijd toenemende doperse invloeden geconstateerd in het verwerpen van een positief-christelijke kijk op staat, overheid en samenleving. Doperdom staat in dit verband gelijk aan mijding en afwijzing van deze wereld. Dit soort doperdom staat haaks op aloude gereformeerde theocratische gedachte, die gericht is op de kerstening van de samenleving. De openbaring Gods schept immers niet een geheel nieuwe gestalte van het leven. “Dat is dopers gedacht: dat uit de openbaring rechtstreeks een complete nieuwe levensvorm zou geboren worden.” Rondom het Evangelie staat de wet van God en in haar treedt de heiligheid Gods heiligend in het hele leven binnen.
De doperse geest heeft volgens Van Ruler in het Nederlandse leven steeds meer de gereformeerde geest verdrongen, “ook tot diep in de gelederen van de kerken van het gereformeerde type, en dat dit nergens zo in uitkomt als in de wijze waarop men over de staat oordeelt.” Men kan spreken van het sociale ideaal of van de ethische cultuur, “maar in wezen droomt men nog, met alle oude Wederdopers en Doopsgezinden, van het nieuwe Jeruzalem, waarin de staat als zodanig ontkend is.”
Van Ruler ziet in het doperse denken een vermenging met buitenchristelijke en niet-Europese, met name met boeddhistische, Indische bestanddelen. Van Ruler doelt hier op de boeddhistische onthechting aan deze wereld. Reformatie en doperdom vormen een wezenlijke tegenstelling. De Reformatie (althans die van Genève) stelt: de kerk staat niet boven de staat, noch omgekeerd, maar beide staan ze rechtstreeks onder het geschreven Woord van God. Gemeenschappelijk hebben ze het volk te regeren en de gemeenschap in te richten. De doperse stroming redeneert: schaf de staat af, schaf de kerk af en richt het rijk op. Er is sprake van een nieuwe schep ping. De liefde staat tegenóver het recht, het nieuwe tegenóver het oude. “Dopers willen verlossing uit de tijd, uit de geschapen en gevallen wereld en zet er een nieuwe wereld voor in de plaats. Dan is er geen relatie tot de cultuur: alleen ópheffing.”
Evaluatie
Hoe moeten we vanuit het gedachtegoed van de SGP Van Ruler beoordelen? Van Ruler beziet met gemengde gevoelens de bevindelijk-gereformeerde achterban. Hij beschouwt het visioen van de theocratie als de onvermijdelijke vrucht en tegenpool van de bevindelijkheid. De kerste- ning van staat, maatschappij en cultuur is bij wat hij noemt de “ultra-gereformeerden” en haar cultuurmijding afwezig, behoudens bij de SGP, zo voegt hij er veelzeggend aan toe. Niet om hetgeen deze partij met name in de gemeentelijke politiek presteert (daar demonstreert zij volgens hem te zeer de “culturele engheid” van de ultra-gereformeerden), maar omdat ze het hoge belang en de ernst van het politieke erkent en de vragen van staat en volk vanuit het Woord van God doordenkt.
Van Rulers visie op de relatie tussen cultuur en christendom heeft een blijvende waarde. Zij houdt rekening met de invloed van het Evangelie op cultuur en samenleving. We huilen vaak mee in het koor mee van de ‘verlichte’ reformatorische historici dat de zogenaamde theocratie in het verleden niets is geweest en gedoemd was te mislukken vanwege de pragmatische houding van de bestuurders.
Dat laatste heeft zeker een kern van waarheid en Van Ruler erkende veelvuldig dat theocratie een “torso” was en is. Maar zijn er ook geen theocratische ‘momenten’ geweest in de Republiek waar het openbare leven gekerstend werd? Zeker, het geláát, niet het innerlijk. Maar heeft het ‘uiterlijk’ niet zowel een weerhoudende kracht alsook een getuigend effect op de samenleving, zoals een niet-christelijke omgeving dat ook heeft? Daarom zou ik het cultuurchristendom in de zin van Van Ruler niet te gauw bij het grofvuil weggooien. We mogen er iets van de zegenrijke invloed zien van Gods algemene openbaring, die zich niet alleen kenbaar maakt in individuen, maar ook in culturen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2019
Zicht | 104 Pagina's
