Boekbesprekingen
Mario Liverani, Imagining Babylon. The Modern Story of an Ancient City [Studies in Ancient Near Eastern Records 11] (Boston/ Berlijn: Walter de Gruyter, 2016) xviii+488 p., € 129,95 (ISBN 9781614516026).
De auteur van dit boek, gepensioneerd hoogleraar geschiedenis van het oude Nabije Oosten aan de universiteit van Rome La Lapienza en eredoctor aan de universiteit van Kopenhagen, is een gerenommeerd geleerde en gezaghebbend expert op zijn terrein. Hij heeft veel in dit boek geïnvesteerd: jaren van studie niet alleen op het eigen gebied van geschiedenis, archeologie en oudoosterse filologie, maar ook kunstgeschiedenis, planologie en architectuur, socio-economische theorieën, politieke geschiedenis et cetera.
Kernvraag is kort gezegd: hoe zag een stad (bijvoorbeeld Babylon) in het oude Nabije Oosten eruit? Daar komen onmiddellijk andere vragen achter vandaan. Wat is nu eigenlijk een ‘stad’, hoe is die te onderscheiden van een ‘dorp’? Hoe functioneerden socio-economische en politieke structuren in een stad? Het boeiende van dit boek is dat Liverani in zijn overzicht en evaluatie van hoe in de afgelopen twee eeuwen de stad in de culturen van het oude Nabije Oosten geconceptualiseerd, gereconstrueerd en gevisualiseerd werd, het wetenschappelijk onderzoek mede plaatst in het spanningsveld van filosofische ontwikkelingen en politieke belangen.
In de tijd voorafgaand aan wetenschappelijk (bodem)onderzoek moest men het doen met de Bijbel en de klassieke werken: ‘imagining’ Babylon in de letterlijke zin des woords. Dit leverde anachronistische beelden op, zoals een ronde toren van Babel of een schets van de oudoosterse steden als oorden van wreedheid en luxe, harems en seksuele uitspattingen, wellust en macht. In deze beeldvorming speelde het projecteren van de negatieve perceptie van het Ottomaanse rijk duidelijk een rol, en ook westers superioriteitsgevoel: vergeleken met de prachtige westerse steden stelden steden in het oude Nabije Oosten niet veel voor.
Langzaam begon de beeldvorming te veranderen, naarmate de archeologie in de negentiende eeuw meer en meer ‘boven de grond haalde’ en emancipeerde. Aanvankelijk nog met weinig of geen visie voor de reconstructie van steden en landschappen, men concentreerde zich op paleizen, op zoek naar spectaculaire vondsten. In een latere fase kwam daar de interesse voor tempels bij.
Pas geleidelijk groeide in de negentiende eeuw het besef van het belang van de reconstructie van urbane samenlevingen. De rough-and-ready aanpak die voor het grote publiek tot aantrekkelijke resultaten leidde, had kwalijke gevolgen – hoeveel is er niet vernietigd. In de tweede helft van de negentiende eeuw streven de Duitsers – met bekende namen als Koldewey en vooral Andrae – de Engelsen en Fransen, die als koloniale machten tot dan toe met toestemming van ‘de zieke man van Istanbul’ het initiatief in de opgravingen hadden gehad, voorbij. De Duitsers pasten nieuwe, meer systematische en wetenschappelijk verantwoorde methoden toe. De emancipatiepolitiek van Duitsland speelde hierbij zeker ook een rol, niet voor niets bezocht keizer Wilhelm II in 1898 de sultan in Istanbul, en verkregen de Duitsers het recht van aanleg van spoorwegen.
De eerste reconstructietekeningen van steden als Babel weerspiegelden nog sterk de Europese cultuur, eind negentiende eeuw die van de Belle Epoque. Grote en fraaie gebouwen, intacte wijken, rechthoekige vormen.
De invloed van oude klassiekers als Herodotus en Ctesias is dan nog merkbaar. Steeds meer echter ontwikkelt zich naast interesse voor monumenten en epigrafisch materiaal de aandacht voor structuren en systemen van bewoning. In de periode na de Eerste Wereldoorlog groeit sterk de behoefte om de steden uit het Nabije Oosten te herontdekken als de oudste centra van beschaving, de wieg van de menselijke cultuur. De eeuw die daarna volgde, toont een explosie aan archeologische methoden en conceptuele kaders, die een steeds verdere verfijning van het beeld van de oude steden brengen. De eigen culturele en ideologische vooronderstellingen kleuren het resultaat voortdurend. De vragen stapelen zich op: wanneer is het proces van urbanisatie begonnen?
Doorgaans neemt men aan dat de tweede helft van het vierde millennium, de Uruktijd, hiervoor het best in aanmerking komt. Was Jericho de oudste stad ter wereld, of was dit Çatal Hüyük? Maar nogmaals: wat is een stad nu eigenlijk? Was een stad het resultaat van willekeurige expansie, of was er bewuste cityplanning (zoals bijv. bij Sargon II en Nebukadnezar): de stad als een boodschap aan goden en mensen, exponent van een bepaalde ideologie, de stad als wereldcentrum? Hoe bereken je het inwonertal van een stad? In onze postmoderne tijd komen vragen naar effectieve methoden (nu ook door digitale middelen en computersimulatie) en denkkaders (deconstructie van eerdere concepten) sterk naar voren.
Al met al een knap geschreven, geleerd en uitvoerig gedocumenteerd boek, dat de geduldige lezer – het valt niet altijd mee de argumentaties goed te volgen – verrijkt met veel nieuwe inzichten en een dieptepeiling van twee eeuwen archeologie van het oude Nabije Oosten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2020
Theologia Reformata | 123 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2020
Theologia Reformata | 123 Pagina's