15. De genezing van de blinde Bartiméüs (1)
Een hele bekende geschiedenis is de wonderlijke genezing van de blinde Bartiméüs. Met deze vertelling willen we de wonderen van de Heere Jezus afsluiten. Wat zijn Zijn wonderen belangrijk geweest en wat hebben ze ons ook vandaag nog veel te zeggen. Daarom willen we in twee artikelen stilstaan bij de genezing van de blinde Bartiméüs en gebruikmaken van het mooie werk van ds. Th. van der Groe, genaamd: ‘De genezing van de blinde Bartiméüs.’ De predikant schrijft daarin behartigenswaardige zaken die voor ons heel belangrijk zijn. Daarom zal er wat uitgebreid bij deze bekende geschiedenis worden stilgestaan.
In het kort is de geschiedenis als volgt. De blinde Bartiméüs zat aan de weg te bedelen toen op zekere dag de Heere Jezus voorbijkwam. De Heere was in de buurt van Jericho aangekomen en op weg naar Jeruzalem en het zou Zijn laatste reis worden.
De plaats waar Bartiméüs woonde, was Jericho. Het oude, verwoeste Jericho is bekend geworden uit de geschiedenis in de tijd van Jozua. We kunnen over de verwoesting van die oude stad lezen in Jozua 6. De oude stad was tegen Gods bevel in, destijds weer opgebouwd en nadat Elia naar de hemel was gevaren, deed zijn opvolger Elisa in die stad een groot wonder door de zoute waterwel in zoet en gezond water te veranderen. Dat kunnen we lezen in 2 Koningen 2. In deze vanouds bekende plaats zou de Heere Jezus het grote wonder aan Bartiméüs gaan verrichten.
Vóór Hij met Zijn discipelen naar Jericho vertrok, sprak Hij tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en het zal alles volbracht worden aan de Zoon des mensen (de Heere Jezus), wat geschreven is door de profeten. Want Hij zal de heidenen overgeleverd worden, en Hij zal bespot worden en smadelijk behandeld worden en bespogen worden. (…) En zij (de discipelen) verstonden geen van deze dingen; en dit woord was voor hen verborgen (Luk. 18:31-34).
Toen de Heere Jezus nabij Jericho kwam, hoorde de blinde man op zeker ogenblik een groot gedruis van mensen en vroeg wat er toch aan de hand was. De mensen waren hem erg behulpzaam en antwoordden: ‘Jezus de Nazaréner komt voorbij.’ Toen hij dát vernam, ging hij nog harder roepen: Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner (vers 38). De blinde man was niet meer stil te krijgen en omdat hij aanhoudend bleef roepen, werd hij door sommige voorbijgangers bestraft, die hem zeiden toch eens met dat on ophoudelijke geroep op te houden. Maar Bartiméüs liet hen praten en luisterde niet naar hen. In de Bijbel lezen we: Maar hij riep zoveel te meer: Zone Davids, ontferm U mijner (vers 39).
Hoewel sommige mensen zich aan dat voortdurende geroep bleven ergeren, zo was dat niet het geval met de Heere Jezus. De Heere hoorde hem uit de nood van zijn hart roepen. Daarom stond Hij stil en gebood de mensen de blinde man tot Hem te brengen. Toen Bartiméüs voor de Heere Jezus stond, vroeg Hij: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? Op die vraag antwoordde Bartiméüs: Heere, dat ik ziende mag worden (vers 41). Meteen verhoorde de Heere zijn gebed en sprak Hij: Word ziende; uw geloof heeft u behouden. De geschiedenis eindigt met de woorden: En terstond werd hij ziende en volgde Hem, God verheerlijkende. En al het volk, dat ziende, gaven Gode lof (vers 43).
We kunnen dezelfde geschiedenis ook vinden in Markus 10. Daar lezen we dat zijn vader Timéüs heette en dat de mensen, toen de Heere hem tot Zich riep, tot hem zeiden: Heb goede moed, sta op, Hij roept u. En hij zijn mantel (of opperkleed) afgeworpen hebbende, stond op en kwam tot Jezus (Mark. 10:49 en 50).
De reeds genoemde predikant ds. Van der Groe wijst erop dat we in deze geschiedenis van Bartiméüs heel duidelijk de weg van bekering voorgesteld zien. Vandaar dat die geschiedenis van eeuwen geleden ons ook vandaag nog zoveel te zeggen heeft. In zijn prekenboek over de blinde Bartiméüs staat voorin een rijmvers van een andere predikant die schrijft:
Zie hier een Kerkjuweel, vol waarde voor de vromen.
Daar ’t hun Gods wegen toont om tot genâ te komen.
Een troostwoord voor elkéén, die recht zichzelven kent.
En daarom in zijn nood ’t alleen tot Jezus wendt.
De predikant schrijft in dat vers dat het woorden van genade en troost zijn die tot ons komen in de geschiedenis van de genezing van de blinde Bartiméüs. Troost voor hen ‘die recht zichzelven kent.’ Dat wil zeggen troost voor hen die ook beseffen geestelijk blind te zijn en de Heere niet kennen. Zulke geestelijke blinden mogen door genade aan de weet komen blind te zijn en de Heere niet te kennen. Vandaar dat ook zij, net als Bartiméüs, gaan smeken om door de Heere Jezus gered en behouden te worden. Wat was het een geluk voor de blinde Bartiméüs dat hij juist aan de weg zat waar de Heere Jezus voorbijkwam.
’t Is de HEER’, Wiens mededogen
Blinden schenkt het lieflijk licht;
Wie in ’t stof lag neergebogen,
Wordt door Hem weer opgericht.
God, Die lust in waarheid heeft,
Mint hem, die rechtvaardig leeft (Ps. 146:6).
(Volgende keer D.V. 16. De genezing van de blinde Bartiméüs-2/slot)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's