Gods weg met Jozef
6. De schenker en de bakker
Wat kreeg Jozef veel macht van de overste van de gevangenis! We lezen in Genesis 39:22: En de overste van het gevangenhuis gaf al de gevangenen die in het gevangenhuis waren, in Jozefs hand; en al wat zij deden, deed hij. Buiten zijn weten gebeurde er in de gevangenisafdeling niets. Wat was er een grote verandering gekomen in zijn leven. Tot voor kort zat hij met zijn voeten in een blok en was hij met ijzeren ketenen geboeid en nu was hij bewaker van de gevangenen geworden. Die grote omkeer was het gevolg van Gods trouwe zorg over hem. Steeds lezen we in de Bijbel: En de HEERE was met hem.
In welke moeilijke omstandigheden kinderen van God zich ook bevinden, zij mogen toch weten: Zie, des HEEREN oog is over degenen die Hem vrezen, op degenen die op Zijn goedertierenheid hopen; Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij het leven te houden in den honger (Ps. 33:18 en 19).
Terwijl Jozef dagelijks zijn rondgang door de gevangenis maakte, werden er op zekere dag twee bijzondere gevangenen binnengebracht. Het waren de overste van de schenkers en de overste van de bakkers van de koning van Egypte. Zij zorgden voor de wijn en voor het brood en zij beiden werden ervan verdacht dat ze de koning wilden vergiftigen. Mogelijk was er iets heel verkeerds aangetroffen in de wijn en in het brood en de beide oversten werd dat heel zwaar aangerekend. De Bijbel zegt dat Farao zeer toornig werd op zijn twee hovelingen en zij belandden in de ergste gevangenis die er was, namelijk in het gevangenhuis, ter plaatse waar des konings gevangenen gevangen waren (Gen. 39:20). Zij, die behoorden tot de voornaamste dienaars van de koning, werden nu gerekend tot de zwaarste criminelen waarover Jozef als toezichthouder gesteld was.
Nadat zij een tijdje in de gevangenis hadden gezeten en Jozef zijn dagelijkse rondgang langs de gevangenen maakte, merkte hij op zekere dag bij de schenker en de bakker iets bijzonders op. Jozef zag dat zij zeer verslagen waren en hij vroeg hen waarom ze zo ontdaan waren. ’Wat is er toch met jullie aan de hand? Wat is er gebeurd? Vertel me eens’, sprak hij. Hieruit bleek duidelijk hoe vertrouwelijk hij met de mensen waarover hij gesteld was, omging. De beide gevangenen gaven als antwoord dat ze een droom hadden gedroomd. Als ze niet gevangen zouden zitten, konden ze een priester of tovenaar raadplegen, maar nu ze in de gevangenis zaten, konden zij niemand om raad vragen. Vandaar dat het treurig uit hun mond klonk: ‘Wij hebben niemand om de dromen uit te leggen.’ Hierop antwoordde Jozef: ‘De Heere kan uw dromen uitleggen, vertel me eens wat jullie hebben gedroomd!’ Ook nu weer kwam Jozef in deze heidense omgeving vrijmoedig voor zijn geloof uit en schaamde zich niet de Naam van de Heere te noemen.
De schenker vertelde aan Jozef dat hij drie druiventakken zag groeien waaraan mooie druiventrossen zaten. Daarna perste hij de druiven uit en goot het sap in de beker voor Farao. Meteen verklaarde Jozef de droom en sprak: De drie takken zien op drie dagen. Nog drie dagen en dan zal Farao uw hoofd verheffen en u in uw staat herstellen (Gen. 40:13). De schenker zou de gevangenis mogen verlaten en weer als schenker aan het hof van de koning worden aangenomen. Wat was de schenker blij! Meteen vroeg Jozef of hij een goed woordje voor hem bij de koning wilde doen, want, zo sprak hij, ik ben diefelijk ontstolen (ontvoerd) uit het land der Hebreeën (Kanaän); en ook heb ik niets gedaan, dat zij mij in dezen kuil gezet hebben (vers 15). Vanzelfsprekend beloofde de schenker uit dankbaarheid aan Jozef te zullen denken.
Toen de bakker zag dat de schenker een goede uitslag had gekregen, vertelde ook hij zijn droom en sprak: ‘Ik droeg op mijn hoofd drie getraliede korven met brood erin. In de bovenste korf lag brood voor Farao en ik zag dat er vogels uit die korf brood wegpikten.’ Helaas ontving de bakker een slechte uitslag, want Jozef zei: Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen van boven u en hij zal u aan een hout hangen, en het gevogelte zal uw vlees van boven u eten (vers 19). Het gebeurde precies zoals Jozef gezegd had. Op de derde dag, die tevens de verjaardag van Farao was, werd de schenker in eer hersteld en werd de bakker opgehangen. Mogelijk dat in die dagen een onderzoek had uitgewezen dat de bakker de schuldige was!
Nadat dit gebeurd was, keek Jozef elke dag uit of de gevangenisdeuren voor hem zouden opengaan. Als was hij dan ook opzichter, het was geen aangenaam verblijf in de gevangenis en hij verlangde naar het ogenblik dat hij de vrijheid zou terugkrijgen. Niet voor niets sprak hij tot de schenker dat hij ‘in een kuil’ zat! Hoe vurig hoopte hij eruit verlost te worden. Maar helaas, het was met hem als met de arme wijze man uit Prediker 9. Die man had door zijn wijsheid een stad verlost, maar geen mens gedacht denzelven armen man (vers 15). Ook Jozef werd vergeten. We lezen in het laatste vers van Gen. 40: Doch de overste der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem.
De vrome Jozef, rijk in deugd,
tot slaaf verkocht in zijne jeugd
in ijz’ren boeien wreed gekneld,
werd hun tot heil in eer gesteld (Ps. 105:10).
(Volgende keer D.V. 7. Jozefs verhoging)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 2022
De Wachter Sions | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 2022
De Wachter Sions | 16 Pagina's