Wolk van getuigen
13. Door het geloof heeft Jozef de verlossing uit Egypte gemeld
De apostel Paulus wijst de verdrukte Hebreeën vervolgens op het geloof van Jozef. Hij was één van de zonen van vader Jakob. Wat moest Jozef veel meemaken in zijn leven. Denk alleen maar aan zijn wegvoering als slaaf naar Egypte. Hij werd maar liefst verkocht door zijn eigen broers. In Egypte raakte hij om zijn Godsvreze in de gevangenis. Maar op Gods tijd werd hij verlost en zelfs onderkoning van Egypte. Ondertussen moest dit kind van God een moeilijke weg gaan. Ten slotte kwam het hele huisgezin van vader Jakob ook naar Egypte en daar was hij op de leeftijd van 147 jaar gestorven. We kunnen dat lezen in Genesis 49.
In Genesis 50, het laatste hoofdstuk van dit Bijbelboek, vinden we de begrafenis van vader Jakob en het sterven van zijn zoon Jozef, die de leeftijd van 110 jaar mocht bereiken. Vóór hij stierf, beval hij dat men zijn stoffelijk omhulsel zou meenemen naar Kanaän, want zo sprak hij: God zal u gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land (namelijk uit Egypte) in het land dat Hij Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft (namelijk Kanaän) (Gen. 50:24). De kanttekening zegt daarover: ’De Heere zal u zekerlijk bezoeken, te weten naar Zijn genade om u wel te doen, en Zijn beloften aan u te volbrengen’ (kanttek. 47). Jozef herhaalde die belofte toen hij voor het laatst zei: God zal u gewisselijk bezoeken, zo zult gij mijn beenderen van hier opvoeren’ (vers 25). Hierover zegt de kanttekening: ’Dit beveelt hij niet uit bijgeloof, maar uit een vast geloof, waardoor hij voor zeker hield dat zijn geslacht het land Kanaän bezitten zou, en dat hetzelve hun allen was tot een voorbeeld en onderpand van het hemelse Kanaän, begerende uit zulke oorzaak, dat zijn beenderen daar eindelijk zouden gevoerd worden’ (kanttek. 48).
We moeten nooit vergeten dat de gelovigen uit het Oude Testament in het aardse Kanaän een afspiegeling van en een heenwijzing naar het hemelse Kanaän zagen. Vandaar dat de zo-even aangehaalde kanttekening over Jozef zegt dat hij wenste dat zijn beenderen in Kanaän begraven moesten worden omdat het aardse Kanaän hun allen was tot een voorbeeld en onderpand van het hemelse Kanaän (kanttek. 48). Alle gelovigen zagen met vader Abraham uit naar de stad die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is, dat is naar de hemel (Hebr. 11:10). Wat zouden Gods kinderen arm geweest zijn als ze niet anders hadden gehad dan het aardse Kanaän. Ook Jozef verwachtte het hemelse Kanaän, waarvan het aardse Kanaän een onderpand was.
In het eigenlijke Kanaän heeft Jozef niet eens zo lang gewoond. Als zeventienjarige jongen werd hij door zijn broers verkocht en naar Egypte gevoerd. In dat heidense land zou hij 93 jaar wonen en een hoge positie bekleden. Maar ondanks dat alles is hij nooit een echte Egyptenaar ge-worden. In Egypte ging zijn verlangen uit naar het hemelse Kanaän en daarom gaf hij bevel dat zijn lichaam in Kanaän, dat een onderpand was van de hemel, begraven moest worden.
We moeten bedenken dat Jozef een voorname man was en dat hij na zijn sterven een geweldig graf zou kunnen hebben gekregen. Hij was immers de redder van het land geweest en door hem waren Egypte en de omliggende volkeren gered van een hongerdood. Zeker zou er wel een pyramide voor hem gebouwd zijn geworden om daarin begraven te worden! Maar al die wereldse grootheid verkoos hij niet. Het boek Genesis sluit af met als laatste tekst: En Jozef stierf, honderd en tien jaar oud zijnde; en zij balsemden hem en men legde hem in een kist in Egypte (vers 26). In een eenvoudige houten kist werd Jozefs lichaam bewaard om meegenomen te worden naar Kanaän. Een reis die 155 jaar later plaatsvond. En al die jaren heeft de kist daar gestaan!
Op Gods tijd werd het volk uit Egypte geleid en Jozefs houten kist, die daar ergens in een plaats in Egypte was neergezet, werd niet vergeten! Toen het volk van Israël met haast het diensthuis van Egypte verliet nadat alle eerstgeborenen van Egypte door de verderfengel waren gedood, werd aan de oude kist van Jozef gedacht. We lezen in Ex. 13:19: En Mozes nam Jozefs beenderen met zich; want hij had met een zwaren eed de kinderen Israëls bezworen, zeggende: God zal ulieden voorzeker bezoeken; voert dan mijn beenderen met ulieden vanhier. Toen de kist was gehaald, trok het volk uit Sukkoth en de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hun lichtte, om voort te gaan dag en nacht (vers 21).
Veertig jaren later kwamen de Israëlieten met de kist in Kanaän aan. Om hun eigen schuld van opstand en ongeloof moesten zij al die tijd buiten Kanaän blijven. Maar op Gods tijd gingen zij onder Jozua door de Jordaan het beloofde land binnen. In het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek Jozua lezen we: Zij begroeven ook de beenderen van Jozef, die de kinderen Israëls uit Egypte opgebracht hadden, te Sichem, in dat stuk veld hetwelk Jakob gekocht had van de kinderen van Hemor, de vader van Sichem, voor honderd stukken geld; want zij waren aan de kinderen van Jozef ter erfenis geworden (Jozua 24:32). Alles gebeurde zoals Jozef het door het geloof zo’n tweehonderd jaar geleden voorzegd had!
Door Uw arm en alvermogen
Hebt Gij Isrel uitgetogen;
Jakobs kind’ren, Jozefs zaad
Vrijgemaakt van Faro’s haat (Ps. 77:9).
(Volgende keer D.V. 14. Het geloof van Mozes’ ouders)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 2022
De Wachter Sions | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 2022
De Wachter Sions | 16 Pagina's