Daniël, de zeer gewenste man
13. Daniël in de leeuwenkuil (2)
De koning had het gebod getekend en tevreden gingen de samenzweerders naar huis. Spoedig werd de nieuwe wet in het hele land bekendgemaakt en ook Daniël nam er kennis van. Hij moet wel aangevoeld hebben dat het vooral tegen zijn persoon gericht was. Al waren de overheidspersonen nog zo vriendelijk voor hem, hij zal hun jaloezie vast wel hebben opgemerkt en aangevoeld. Nu kwam hij op zijn oude dag nog met deze goddeloze wet in aanraking. Toch was het voor hem geen moeilijk geval.
We lezen in Daniël 6:11: Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had.
Het was Daniëls gewoonte om drie vaste tijden tot de Heere te bidden, namelijk voor hij aan zijn werk ging, voor hij het middagmaal gebruikte en ten slotte voor hij naar bed ging. Die drie vaste tijden bad hij op zijn knieën vanuit zijn opperzaal met open vensters in de richting van Jeruzalem. Waarom bad hij in de richting van Jeruzalem? Toen de tempel ingewijd werd, had Sálomo aan de Heere gevraagd of Hij Zijn kinderen redden wilde in tijden van nood en ellende en hij had toen gesmeekt: Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, van al Uw volk Israël geschieden zal; als zij erkennen een ieder de plaag van zijn hart (dat wil zeggen als zij met ware bekering tot de Heere om uitkomst smeken) en een ieder zijn handen in (of naar) dit huis uitbreiden zal, hoor Gij dan in de hemel, de vaste plaats van Uw woning, en vergeef (1 Kon. 8:38 en 39). Vandaar dat Daniël zijn gebed deed in de richting van Jeruzalem en hij deed het met open vensters. Al had hij een hoge functie, zo kwam hij toch vrijmoedig voor zijn geloof uit en schaamde zich niet met open vensters te bidden.
Misschien vragen we ons af of het niet raadzamer en voorzichtiger van hem zou zijn geweest om na de bekendmaking van het gebod de vensters maar te sluiten om ongezien en heimelijk de Heere aan te roepen. Maar dat wilde en kon de godvrezende man niet doen. Hij kwam openlijk voor de Heere en Zijn dienst uit, ook al stond zijn leven op het spel. Vandaar dat we lezen: En hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had (vers 11).
En kijk nu eens wie er naar de open vensters van zijn huis stonden te loeren? Dat waren de samenzweerders! Zij verkneuterden zich erin dat zij hun doel bereikt hadden. Ze wisten maar al te goed dat Daniël het bidden tot zijn God niet zou nalaten, ook al stond er de doodstraf op. Tot hun blijdschap hadden ze hem nu te pakken en zij haastten zich naar de koning en vertelden hem dat er iemand was die het gebod van de koning overtreden had.
Op de vraag wie dat was, antwoordden zij: ’Die wetsovertreder is Daniël, één van de gevankelijk weggevoerden uit Juda. Die man heeft geen acht op u en uw gebod geslagen, maar hij bidt drie tijden des daags zijn gebed en stoort zich niet aan uw gebod.’
O, wat werd de koning bedroefd, toen hij dát vernam! Daniël was zijn grote vriend en zijn mogelijke opvolger. Verslagen keek hij hen aan en hij deed daarna al het mogelijke om Daniël van de dood te redden. In de Bijbel staat dat hij de hele dag tot de ondergang der zon toe (vers 15) ermee bezig was om Daniël te redden.
Maar de samenzweerders hadden hun werk goed gedaan, want ze hadden het vermoeden wel gehad dat de koning hem niet zou willen doden. Daarom spraken ze: ’Koning, u hebt een wet getekend die niet herroepen mag worden, namelijk de wet der Meden en der Perzen.’ Het was onmogelijk voor de koning om Daniël van de leeuwen te redden. Er schoot geen andere weg voor zijn vriend over dan de leeuwenkuil.
Daarna verscheen Daniël als een ter dood veroordeelde voor de koning en hij sprak: ’Daniël, u moet in de kuil der leeuwen geworpen worden en ik hoop dat uw God, Dien gij geduriglijk eert, u verlosse (vers 17). Uit de woorden bleek duidelijk ’dat het hem van harte leed was, dat hij Daniël moest laten werpen in de kuil der leeuwen, maar dat hij het niet kon verhinderen, zijnde daartoe gedwongen van de vorsten des rijks’, zegt kanttekening 45. Toen namen de mannen hem mee naar de kuil van de leeuwen. Denk eens in, wat het voor Daniël geweest is.
Toen hij de leeuwenkuil naderde, heeft hij ongetwijfeld het gebrul gehoord en mogelijk heeft men de beesten eerst wat uitgehongerd, zodat ze des te gretiger op Daniël zouden aanvallen. Ds. Mallan heeft een mooi boek over Daniël geschreven en merkt dan geestig op: ’Die geschiedenis is heel mooi, als we zelf maar niet in de leeuwenkuil moeten’ (blz. 129, Samenspraak over het boek Daniël). Het is heel wat voor de negentigjarige man geweest, toen hij naar de kuil werd gebracht. Maar hij mocht weten: Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren (Rom. 14:8).
In God is al mijn heil, mijn eer,
Mijn sterke rots, mijn tegenweer;
God is mijn toevlucht in het lijden (Ps. 62:5).
(Volgende keer D.V. 14. Daniël in de leeuwenkuil -3)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's