Samuël, de laatste richter
14. De ark in het land van de Filistijnen
We vernamen dat de Filistijnen de overwinning hadden behaald en in triomf namen ze de ark des Heeren mee naar hun land. Hadden destijds de Egyptenaars het onderspit moeten delven van de God van Israël, deze keer waren de Filistijnen ervan overtuigd dat hun god Dagon sterker en machtiger was dan Israëls God. Vandaar dat ze de ark Gods meenamen en die een plaats gaven in het huis van Dagon in de plaats Asdod, ook wel Azote genaamd.
We lezen in de Bijbel: En stelden de ark bij Dagon (1 Sam. 5:2). Dat hebben de Filistijnen vanzelfsprekend heel bewust gedaan om Dagon, hun hoofdgod, op die manier te eren voor zijn hulp in de strijd tegen Israël.
Maar wat keken de Filistijnen vreemd op toen de andere dag Dagon voorover was gevallen en vóór de ark des HEEREN lag. Hoe kon zoiets vreemds gebeuren? De Filistijnen begrepen er niets van en stelden hun afgod weer stilletjes op zijn voetstuk. Het schijnt dat, toen het Filistijnse afgodsbeeld viel, het bovenste gedeelte - dat een menselijke vorm had - gebroken werd, terwijl het onderste gedeelte - dat op een vis leek - op zijn voetstuk was blijven staan. Gelukkig hadden het maar een paar Filistijnen gezien. Mogelijk was het een toeval geweest, dachten ze. Maar wat schrokken ze toen ze de andere dag hun afgodstempel openden en hun god opnieuw voor de ark zagen liggen. Bovendien waren het hoofd van Dagon en de beide palmen van zijn handen eraf geslagen. Kijk, ze lagen achteloos op de drempel van de tempel! Alleen de romp van Dagon stond nog overeind! Hoe kon dat toch weer gebeuren? Verwonderd en onthutst keken de Filistijnen om zich heen. Er was niets en niemand te bekennen.
Sprakeloos keken ze elkaar aan en hoe vreemd ze het ook vonden, ze bleven in hun heidens bijgeloof geloven, want daarna hebben ze uit eerbied voor Dagon nooit meer op de drempel van hun tempel durven te stappen. Heel eenvoudig negeerden ze de stem van de Heere Die in het omver werpen van Dagon duidelijk Zijn hand daarin had laten zien. Daarom bezocht de Heere Asdod daarna met zware plagen. We lezen in vers 6: Doch de hand des HEEREN was zwaar over die van Asdod en verwoestte hen.
De Heere bezocht de plaats door een muizenplaag, zodat er aan het gezaaide koren geknaagd werd en de akkers er doods en dor bij kwamen te liggen. Bovendien werden ook de bewoners van Asdod zelf aangetast, want de HEERE sloeg hen met spenen, Asdod en haar landpalen (vers 6). Met ’spenen’ worden waarschijnlijk aambeien bedoeld, kleine gezwellen aan de endeldarm, zodat de mensen bij het zitten ondraaglijke pijnen leden. Door al die narigheden namen de inwoners van Asdod het besluit de ark naar een andere plaats te sturen, want zij zeiden: Dat de ark des Gods van Israël bij ons niet blijve, want Zijn hand is hard over ons en over Dagon, onze god (vers 7). Zij beseften terdege dat de God van Israël hen strafte! Daarom besloten de vorsten van de Filistijnen de ark naar Gath te zenden.
Toen de ark Gods daar aankwam, droegen de Filistijnen de ark rondom de stad. Ook in deze stad werden de mensen bezocht met aambeien, zodat ze de ark vlug naar Ekron, een andere Filistijnse stad, zonden. Hoe eerder ze van de ark verlost waren, hoe beter! Maar de inwoners van Ekron waren helemaal niet blij dat de ark naar hun stad werd gestuurd. Zij vreesden door die daad ook een ernstige ziekte te krijgen en zij kregen gelijk. Nauwelijks was de ark in hun stad aangekomen of er braken niet alleen aambeien onder hen uit, maar er was een dodelijke kwelling in de ganse stad (…) zodat het geschrei der stad opklom naar den hemel (vers 11 en 12). We weten niet wat die dodelijke kwelling geweest is, maar uit alles blijkt dat de genoemde ziekte veel slachtoffers maakte.
Uiteindelijk werden de Filistijnen radeloos van ellende en zij zagen heel goed in dat de oorzaak ervan gelegen was in het feit dat de ark Gods in hun midden was. Daarom wilden ze zo spoedig mogelijk van de ark verlost zien te worden. Ze hadden die inmiddels al zeven maanden in hun midden en daarom werd het de hoogste tijd om zich van de ark, die voor hen een bron van ellende was, te ontdoen. Ze riepen hun priesters en waarzeggers bij elkaar en vroegen hun hoe ze het beste de ark naar Israël zouden kunnen terugsturen. De heidense raadgevers antwoordden: ’Laten we de God van Israël niet verder toornig maken, want anders loopt het met ons als destijds met Farao en de Egyptenaren af. Na veel plagen hebben zij de Israëlieten toen laten vertrekken uit hun land en ook wij moeten de ark zo spoedig mogelijk naar het land van Israël terugzenden. Daarbij zullen we als offer vijf gouden spenen en vijf gouden muizen voor de God van Israël op de ark plaatsen. Misschien zal Hij het kwaad Hem aangedaan ons willen vergeven en van de plagen in onze vijf steden willen verlossen.’ Verder gaven zij de raad: ’Neem een nieuwe wagen, plaats de ark met de vijf muizen en spenen daarop en span er twee koeien voor die pas kalveren hebben. Laat de kalveren thuis en kijk of de koeien hun kalveren in de steek laten en de weg naar Israël zullen kiezen.’
Het onderpand van ’t heerlijk alvermogen,
Zijn heilig’ ark gaf Hij, voor Isrels ogen,
Den Filistijn in d’ongewijde handen (Ps. 78:31).
(Volgende keer D. V. 15. De ark keert weer in Israël terug)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's