17. Er breekt een burgeroorlog uit
Esther
We vernamen dat er in het Perzische rijk twee onveranderlijke wetten waren gekomen: een wet des doods en een wet des levens. Wie denkt hierbij niet aan de twee wetten die de Heere ons in Zijn Woord gegeven heeft? De wet des doods is de wet van het werkverbond die de Heere de mens ge geven had toen hij geschapen werd. Door het onderhouden van die wet kon de mens het eeuwige leven verdienen. Maar hij heeft die wet overtreden door van de verboden boom te eten en daardoor heeft de mens zich de drievoudige dood op de hals gehaald. Het gevolg is dat het den mensen gezet is éénmaal te sterven, en daarna het oordeel (Hebr. 9:27). En die wet is onveranderlijk. De heilige God moet de zonde straffen.
Veel mensen denken dat de Heere de zonden wel door de vingers kan zien omdat Hij barmhartig is. Maar ds. Smytegelt zegt zo treffend: Kijk eens naar een rechter die een moordenaar tot de doodstraf veroordeeld heeft. De rechter is een goedig man en erg bewogen met de moordenaar, zodat hij huilt van verdriet. Maar toch kan het mede lijden en de barmhartigheid van de rechter de moordenaar niet helpen. Het recht moet zijn loop hebben en daarom moet de moordenaar de doodstraf krijgen. ’Al ben ik vol medelijden, zo moet u toch sterven, man! zegt de rechter tegen de misdadiger’, merkt dominee Smytegelt op. Zo is God wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig en daarom moet
Zo is God wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig en daarom moet de mens sterven, want Hij zegt: Zou Mijn ziel zich niet wreken aan zulk een volk als dit is? (Jer. 5:29). Maar nu is er nóg een wet gekomen. We lezen dat in 1 Johannes 3:23: En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft.
Wie als een arme smekeling door het geloof tot de Heere Jezus vlucht, krijgt vergeving van zonden en ontvangt het eeuwige leven. Doodschuldigen krijgen vergeving van zonden om Jezus’ wil. ’Het geloven in de Naam Zijns Zoons Jezus Christus betekent hier een geloven in Christus Zelf. Er wordt hier gesproken over de Naam Zijns Zoons Jezus Christus, omdat Hij in het Evangelie wordt uitgedragen als de enige Naam die onder de hemel de mensenkinderen tot zaligheid gegeven is. Zo wordt Hij gepredikt als de enige Middelaar Gods en der mensen,’ (blz. 307 uit ’Het Woord des levens,’ van ds. F. Mallan).
In de prediking worden ons de twee wetten voorgesteld: de dood in de eerste Adam (het werkverbond) en het leven in de tweede Adam, de Heere Jezus (het genadeverbond). Ook in het Perzische rijk waren er twee wetten gekomen: een wet des doods voor alle Joden in de eerste afkondiging. Daarna kwam er een wet des levens waardoor zij behouden konden worden. Werd ’de wet des doods’ verspreid in het hele land door de hand der lopers (Esther 3:13), ’de wet des levens’ werd verspreid door de hand der lopers te paard, rijdende op snelle kemels, op muildieren, van merries geteeld (Esther 8:10). Hieruit bleek duidelijk de grote haast waarmee de laatste boodschap werd gebracht, omdat de verschrikkelijke dertiende dag van de twaalfde maand snel naderde. De nieuwe wet, die vliegensvlug door het rijk verbreid werd, hield in dat de Joden hun leven, alsook het leven van de kleine kinderen en de vrouwen (Esther 8:11) en hun bezittingen mochten verdedigen. De bedreigde Joden moesten zich gedegen toerusten om de aanvallen van de vijandige mensen te kunnen weerstaan.
In de stad Susan werd ’de wet des levens’ het eerst afgekondigd en Mórdechai ging vrolijk door de stad in witte en hemelsblauwe klederen met een gouden kroon op het hoofd en met een opperkleed van fijn linnen en purper. En de stad Susan juichte en was vrolijk en bij de Joden was licht en blijdschap en vreugde en eer (Esther 8: 15 en 16). Ja, in het hele land braken er spoedig voor de Joden vrolijke dagen aan en het gevolg was dat zelfs veel mensen uit vrees tot het Joodse geloof overliepen. Maar dat alles nam niet weg dat er nog heel wat vijanden overbleven die dachten op de dertiende dag van de twaalfde maand hun slag te slaan. Zij deden alsof de nieuwe wet niet bestond en wilden overeenkomstig de oude wet de Joden doden en hun bezittingen roven. In de Bijbel staat dat zij het verderf van de Joden zochten. Ondanks de nieuwe wet hoopten de vijanden der Joden over hen te heersen (9:1). Daarom hadden de Joden zich tot de tanden toe gewapend en waren zij op alles voorbereid om weerstand te kunnen bieden.
En zo brak er op de dertiende dag van de twaalfde maand, de dag der beslissing, een grote burgeroorlog uit van de Joden tegen hun vijanden en omgekeerd. Maar het voordeel lag aan de kant van de Joden, want we lezen in Esther 9:2b-4: En niemand bestond voor hen, want hunlieder schrik was op al die volken gevallen. En al de oversten der landschappen en de stadhouders en landvoogden en die het werk des koning deden verhieven de Joden; want de vreze van Mórdechai was op hen gevallen. Want Mórdechai was groot (…) want die man, Mórdechai, werd doorgaans groter.
(Volgende keer D.V. 18. De overwinning van de Joden)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 2020
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 2020
De Wachter Sions | 12 Pagina's