Een mooie preek, een mooi gebed
Mooi gepreekt, mooi gebeden. Maar was het werkelijk mooi? Soms werden die in eigen oog mooie dingen gevolgd door beschamende lessen.
Een mooie preek
Een zekere dominee Manton was door de burgemeester van Londen, de Lord Mayor, uitgenodigd om ter gelegenheid van een feestelijke gebeurtenis een preekbeurt in de St Paul’s Cathedral te vervullen. De predikant - dat was niet de bekende Thomas Manton - was er verguld mee. Hij kon zo zijn geleerdheid en welsprekendheid eens laten horen. En hij kon tevreden zijn: iedereen was opgetogen over die mooie preek. Ook de burgemeester vond de preek heel mooi en toen er ‘s avonds een feestmaal gehouden werd, zwaaide hij de predikant in het bijzijn van alle aanwezigen veel lof toe.
Verheugd ging ds. Manton naar huis. Maar onderweg werd hij gevolgd door een man. Het was een arme man, dat kon je aan zijn kleding wel zien. Bescheiden vroeg hij: ‘Hebt u vanmorgen in de St Paul’s gepreekt?’ Manton antwoordde bevestigend. En toen vertelde die man dat hij onder het gehoor was geweest, en ook waarom hij naar de kerk gekomen was. Hij had gehoopt dat hij voedsel voor zijn ziel zou ontvangen. Maar hij was bitter teleurgesteld: de hele preek was zo geleerd en zo verheven en hoogdravend dat hij er bijna niets van begrepen had.
Diep bewogen zei ds. Manton: ‘Dan heb ik vanmorgen niet voor u gepreekt, maar, mijn vriend, dan hebt u nu voor mij gepreekt. Met de hulp des Heeren zal ik nooit meer zo dwaas zijn om op die manier te preken’.
Dit schreef ds. A. van der Heijden in het Jaarboekje 1903 van de Christelijke Gereformeerde Kerken, en hij voegde eraan toe: ‘En waar het dan ook thans niet ontbreekt aan zulke geleerde, welsprekende predikers, die wel schone preken leveren, doch daarmede de zielen naar de bloemhoven jagen en van de eenvoudigheid der waarheid die naar de godzaligheid is, afvoeren, en alzo geen nut maar veeleer nadeel stichten, daar is het voor de prediker zowel als voor de hoorders niet in de eerste plaats de vraag: wat is mooi, wat streelt mijn gehoor en mijn vlees, maar: wat is waar. Daar komt het voor ons allen, die eenmaal met de God der waarheid zullen te doen krijgen, in de eerste plaats op aan, omdat wij voor Hem niet met schoonheid, maar alleen met waarheid in het binnenste kunnen bestaan’.
Een goede preek
Oefenaar Jan Vroegindeweij uit Middelharnis (1873-1953), de vader van de vier predikanten Vroegindeweij, ging in tientallen steden en dorpen voor. Men waardeerde in brede kring zijn bevindelijke preken, zo lezen we in de levensgeschiedenis die in 1997 werd uitgegeven. ‘Hij was dan ook een vaardig spreker, die zich heel gemakkelijk kon uiten. Eens was er een moment waarover hij later met enige schaamte sprak. Hij had gepreekt in ‘Elim’ in Zwolle. Na de dienst daalde hij de preekstoel af en bedacht bij zichzelf dat hij het er aardig vanaf had gebracht. Hij vond dat hij een goede preek had gehouden. Wat hadden de mensen naar hem geluisterd! Zo de treden van het trapje afdalend, betrapte hij zich op geestelijke hoogmoed. Een duivelse verzoeking. Stil bad hij om vergeving.
In de consistorie zei een van de broeders: ‘Wat hebt u het vanochtend weer kostelijk gezegd, meneer Vroegindeweij’. ‘Zwijg stil, man! Dat zei daarnet de duvel ook toen ik de preekstoel afkwam’, was het antwoord van de prediker, tot schrik van de broeders van Zwolle.
Een mooi gebed
‘Wij kunnen geen werk doen, of het is besmet door ons vlees en ook strafwaardig’. Dat zegt Guido de Brès in artikel 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Een van onze predikanten heeft een verklaring van dit belijdenisgeschrift geschreven en schreef in het hoofdstuk waarin hij dit artikel behandelt: ‘Ik wil hierover een ding vertellen uit mijn eigen leven. Ik herinner mij een keer dat ik op de preekstoel stond en zo gemakkelijk gebeden had. Ik zei ‘amen’, en er was direct een stemmetje vanbinnen dat zei: Dat was een mooi gebed! Vijf minuten later zat ik ziek in de consistorie. De dienst heeft maar 25 minuten geduurd. Het was gelijk afgelopen. Ik was gelijk uitgepreekt. Toen heb ik er iets van gevoeld wat God in Zijn Woord zegt, dat Hij jaloers op Zijn eer is. Dat is wat Guido de Brès bedoelt. We kunnen geen werk doen, of het is met zonde bevlekt en strafwaardig’.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2023
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2023
De Saambinder | 20 Pagina's