Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Duizenden doden in Indië

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Duizenden doden in Indië

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onverschrokken kijkt een Hollandse jongen, gekleed in het uniform van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), naar de wilden tegenover hem. Rondom hem strijden zijn dappere makkers. Zo schilderde Hoynck van Papendrecht de strijd om het paleis in Tjaknegara in 1894. Zo zagen Nederlanders de strijdin ‘Indië’: blanke beschaving tegenover inlands bijgeloof. Een van de meest omstreden militairen in de strijd om de kolonie, was Jo Van Heutsz, die een eeuw geleden stierf.

Sinds de zeventiende eeuw handelde Nederland met Oost-Indië, zoals dat gebied werd genoemd. In 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht. Het hele gebied tussen de Afrikaanse Kaap de Goede Hoop en Japan was handelsterrein voor de VOC, maar vooral de Indische archipel was belangrijk. De VOC haalde nootmuskaat uit Banda, waar een groot deel van de bevolking werd gedood in opdracht van Jan Pieterszoon Coen. Kruidnagels kwamen bijvoorbeeld uit Ambon. Batavia werd het hoofdkwartier van de VOC in Azië.

De compagnie was geen gewoon handelsbedrijf: het had een eigen leger en bestuurde het gebied. Op het eiland Java waren de Nederlanders de ”oppermagtige gebieders”. Maar de VOC raakte in financiële problemen en werd uiteindelijk in 1799 opgeheven.

Nederland was toen al in Franse handen, terwijl Engelse troepen het grondgebied van de VOC innamen. Na de Franse tijd kreeg Nederland Indië terug, maar voortaan heette het Nederlands-Indië.

Net als in de VOC-tijd, had Nederland het vooral langs de kust voor het zeggen. Dat veranderde, toen Nederland eind negentiende eeuw probeerde de Indische eilanden onder Nederlands gezag te brengen. De piraten van Atjeh, het uiterste noorden van het eiland Sumatra, zorgden voor veel overlast, en in 1873 verklaarde Nederland Atjeh de oorlog.

Willemsorde

Een eerste aanval duurde kort en mislukte. Een tweede expeditie verliep iets beter, maar het bleef onrustig in Atjeh. In 1879 doodde het KNIL duizenden Atjehers. Meer dan vierhonderd dorpen werden verbrand. Atjeh werd, volgens de Leidse hoogleraar Van den Doel, „een rokende puinhoop”.

Volgens de Nederlandse bestuurder was de oorlog in 1880 voorbij. In werkelijkheid lag het anders: de bevolking van Atjeh begon een guerrillaoorlog tegen de Nederlanders. Atjehers beschoten militairen en gijzelden de bemanning van een gestrand Engels schip.

Getob, vond majoor Van Heutsz. De Nederlandse aanpak was te slap; een krachtig militair bestuur leek hem een betere oplossing, zo blijkt uit een artikel in het Militair Blad van 1882.

Van Heutsz was op 3 februari 1851 in Coevorden geboren in een militair gezin. Zowel zijn vader als zijn opa waren officier, maar Van Heutsz begon 1867 als ”volontair”, vrijwilliger bij het leger. Vijf jaar later kreeg hij de rang van luitenant. In 1873 vertrok hij naar Nederlands-Indië en een jaar later belandde hij in Atjeh. Daar kreeg Van Heutsz voor ”moed, beleid en trouw” de hoogste militaire onderscheiding, de Militaire Willemsorde, die toen veel vaker dan nu werd toegekend.

Tien jaar na zijn kritische artikel volgde Van Heutsz nog steeds de harde lijn. In 1893 schreef hij een boekje met de titel ”De onderwerping van Atjeh”. De eerste zin maakt duidelijk wat Van Heutsz van het Nederlandse beleid vond: „Het zal nu weldra 20 jaren zijn, dat Nederland den oorlog met Atjeh begon en nog altijd kan men duidelijk zien, dat de Regeering den juisten weg nog niet weet aan te geven. Dat is treurig!”

Van Heutsz wilde actie: „De Atjeh-oorlog knaagt aan ons Koloniaal bezit, hij moet eindigen. Laten wij eindelijk aan de beschaafde wereld toonen, dat wij daartoe in slaat zijn.”

Klewangs

Van Heutsz pleitte voor het voortdurend aanvallen van de opstan-delingen door het leger en een blokkade door de marine van de oostkust. Het zou nog vijf jaar duren voor hij de kans kreeg zijn ideeën uit te voeren. Dat gebeurde toen hij in 1898 gouverneur van Atjeh werd. De nieuwe gouverneur zette een nieuwe legereenheid in: het ”Korps Marechaussee voor Atjeh en Onderhoorigheden” ook wel het ”Korps Marechaussee te voet” genoemd.

Het korps bestond uit Javaanse en Molukse soldaten onder leiding van Nederlandse officieren en was onderdeel van het KNIL. Gewapend met klewangs –kapmessen– en karabijnen vocht het korps tegen de Atjehse strijders.

Talloze mensen verloren het leven, vooral toen Van Heutsz in 1904 een aanval op het centrum van Atjeh liet uitvoeren door kolonel Van Daalen en tweehonderd marechaussees. Een derde van de bevolking in dat gebied werd gedood; dat waren 2902 mensen, onder wie 1159 vrouwen en kinderen.

Toch was Van Heutsz geen voorstander van zinloos geweld. Waar officieren eerder systematisch opstandige dorpen platbrandden, verbood Van Heutsz het verbranden van huizen, kampongs –dorpen– en moskeeën. „Alleen verblijven van bendehoofden en hunne benden buiten de kampong mogen verbrand worden.”

Van Heutsz zag zichzelf als ”pacificator” – vredestichter, maar die ”vrede” was vooral het gevolg van de dood van zijn vijanden. Volgens officiële cijfers kwamen 21.865 Atjehers tussen 1899 en 1909 om in de oorlog.

staatsbegrafenis

Het optreden van Van Heutz had indruk gemaakt in Nederland. De regering benoemde hem daarom in 1904 tot gouverneur-generaal over heel Nederlands-Indië. Dat betekende ook dat Van Heutsz’ ”Atjehmethode” voortaan op andere eilanden werd gebruikt. Pas in 1914 had het laatste gevecht plaats en daarmee kwam er een einde aan ruim veertig jaar oorlog.

Tien jaar later overleed Van Heutsz in Zwitserland, waar hij na de dood van zijn vrouw was gaan wonen. „Een sieraad van onzen Stam is heengegaan; een man, die tot eere van ons Volk heeft geleefd”, aldus het In memoriam in het tijdschrift Neerlandia.

Na zijn begrafenis in het Zwitserse Clarens kwamen zakenmannen met het voorstel hem in Nederland te begraven en een standbeeld op te richten. Prins Hendrik, de man van koningin Wilhelmina, was erevoorzitter van deze ”Commissie tot Huldiging van de Nagedachtenis van Generaal J.B. van Heutsz”. In 1927 kreeg Van Heutsz als enige niet-koninklijke persoon een officiële staatsbegrafenis.

In 1935 onthulde koningin Wilhelmina aan de Amsterdamse Apollolaan een enorm monument ter ere van de gewezen gouverneur-generaal: bijna twintig meter hoog. Vooral communisten hadden toen kritiek op het gedenkteken, maar twee bomaanslagen in later jaren bewezen dat het monument ook decennia na de dood van Van Heutsz nog omstreden bleef.


VanHeutsz’ zoon werd tropenarts en diende in de Tweede Wereldoorlog bij deSS. Hij sneuvelde in april 1945 inDuitsland


Na terugkeer inNederland werd VanHeutsz voorzitter van de Nederlandse Padvinderij


Oud-minister van Defensie Ter Beek plaatste in 1965 een kwetsende tekst bij een beeld van Van Heutsz en werd veroordeeld tot een boete van 50gulden

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 augustus 2024

Terdege | 104 Pagina's

Duizenden doden in Indië

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 augustus 2024

Terdege | 104 Pagina's