De vrouw van Bertus Laanveld
(13)
Dat stemt Jelle wat kalmer. Hij belooft, Bertus niet te zullen spreken over de zaak. Op eeni dag komt het niet aan. En de zienswijze van zijn vrouw spreekt Jelle toch wel toe. Het is een kleinigheid om iets te breken. Stukken mpken kan altijd, hij moet het toegeven. Maar helen daarna, dat is veel moeilijker.
Even dreigt er die avond toch herrie te zullen komen. Bertus tast toe, nu hij eenmaal met moeder gepraat heeft. Als hij met vader en moeder alleen is, merkt hij op: „Moeder heeft u zeker verteld, vader, wat er aan de hand is?"
Moeder Laanveld houdt haar hart vast: Bertus treedt niet tactisch op.
„Ja, ik weet er van", zegt Jelle, zich evenwel beheersend. „Het is een hele verrassing voor ons, die we nog niet kunnen verwerken. Je moet ons even de tijd gunnen, Bertus".
„Er valt toch niets meer aan te veranderen," meent Bertus vol bravour, nu hij bemerkt, dat vader niet opstuift, integendeel: kleintjes vraagt om tijd, teneinde alles te kunnen verwerken.
„Dat begrijp ik wel, jongen. Het is gebeurd. Je hebt ons er niet in gekend, misschien omdat je wel wist, wat wij zouden zeggen. Moeder heeft je al op de hoogte gebracht, denk ik. We hebben tegen Sjoukje alleen, dat zij ongelovig is. Van zo'n huwelijk komt, wat het kerkelijke betreft, niets terecht, dat spreekt. Begrijp je nu niet, dat wij dit eerst moeten verwerken? We hebben je anders opgevoed dan je laat uitkomen in je leven. Het smart ons geducht, dat jij de goede weg niet volgt. Geef ons nu tijd om ons in te denken in de nieuwe toestand."
Jelle smeekt bijna. Het treft Bertus dieper dan hij het wel wil doen voorkomen. Hij is vader anders gewend. Werkelijk doet hij er het zwijgen aan toe. Alleen als Lemaire morgen mocht informeren, wat zijn ouders er wel van zeggen, dan kan hy niet positief zijn. Enfin, dat zou toch niet kunnen. Hij weet eigenlijk wel, dat Sjoukje niet de gewenste schoondochter is, maar daar is niets aan te veranderen. Hij houdt nu eenmaal van haar en zij van hem. Zij tweeën moeten met elkaar door het leven, of vader en moeder dat goedkeuren, of niet. Vóór hy Lemaire kan inlichten is deze
Vóór hy Lemaire kan inlichten is deze reeds op de hoogte. Want de kaasman is in de loop van de volgende morgen op de boerderij van Sevenster, waar hij Jelle ontmoet.
„Wat zeg je me daar r.u van, Laan veld? Had je ooit gedacht, dat wij in de familie zouden komen?"
,,Neen, dat had ik zeker niet gedacht. Ik weet niet, of het wel verstandig is van Bertus. Het standsverschil hè". „Larie, larie", meent Lemaire en hij
„Larie, larie", meent Lemaire en hij meent het oprecht. „Bertus is een flinke vent en daarop komt het aan. Hij komt ook uit een goed nest, nu, wat wil je meer? Ik heb met plezier mijn dochter aan hem gegeven. Die twee vinden het wel. Hij kan later de zaak krijgen. Zijn broodje is zeker".
„Zeker is niemands brood", zegt Jelle zachtjes, „We kunnen opeens alles verliezen".
,Dat is jullie kletspraat weer. Natuurlijk* als de hemel valt, zijn we allemaal dood. Maar, apropos, mijn dochter is niet van jullie soort. Hoe zit dat?" „Dat vinden we heel jammer, eerlijk
„Dat vinden we heel jammer, eerlijk is eerlijk. Sjoukje is er niet minder om. We kennen haar. Zij is welkom bij ons. Maar het verschil is er en blijft er. Dat is heel jammer". ,,ÖJ-
„Bertus denkt er niet zo over, zou ik zeggen", lacht Lemaire. „Trouwens, die is wel iets anders dan de ouwe lui!" „Dat hebben we allang gemerkt, Le
„Dat hebben we allang gemerkt, Lemaire. Helaas! En nu zijn we bang, dat we de jongen geheel gaan verliezen". ,,Vanzelf. Als hij trouwt, zijn jullie
,,Vanzelf. Als hij trouwt, zijn jullie hem kwijt, evenals wij onze dochter. Zo gaat dat. Maar ik ben toch blij, dat jullie Sjoukje niet met een scheel oog zullen aanzien. Daar zou ik gauw een eind aan gemaakt hebben, dat snap je. Maar het is beter zo. Wat heb je aan geharrewar?"
„We hadden haar liever niet als schoondochter, omdat de godsdienst verschil maakt. Zo is het. Maar anders, Sjoukje is een veel te aardig meisje, om haar niet behoorlijk te ontvangen. Daar kunt U wel op rekenen. Alleen, Bertus zijn we kwijt en dat bedoel ik heel anders dan U daareven zei. Dit leven gaat voorbij, Lemaire en dan komt de eeuwigheid. Daarop moeten we ons voorbereiden. God vraagt dat van ons. Bertus is op dat punt een zwakkeling, dat weten we. Als hij een vrouw krijgt, die helemaal onkundig is van onze levensbeschouwing, dan zakt hij nog veel verder weg. Daarom zijn we hem kwijt. En hij is zichzelf kwijt. Neem me niet kwalijk, Lemaire, ik zeg het maar ronduit, nu U mij er naar vraagt".
„Niks kwalijk te nemen, hoor. Ik zal het bij gelegenheid Sjoukje eens vertellen, hoe jullie er over denken. Zij zal niet weten, wat zij hoort, als je beweert, dat zij Bertus op het verkeerde pad zal brengen, naar jullie mening. Je zult er nog wel eens anders over gaan denken; Sjoukje is de kwaadste niet". „Dat heb ik ook niet beweerd. U be
„Dat heb ik ook niet beweerd. U begrijpt me niet, dat is het geval".
„Over een maand komt zij enkele dagen thuis. Dan hebben we de verloving Dat moet knal zijn. We kunnen toch zeker op jullie rekenen? De wederzijdse ouders horen er bij te zijn".
„Ons soort mensen", begint Jelle.
„Gekheid. Jullie zijn niet minder dan wij. Dus we rekenen op jullie. Heidenen zijn we niet, al verslijten jullie ons daarvoor".
Lemaire lacht smakelijk. Hij mag de „fijnen" graag in 't ootje nemen.
„Zo bedoel ik het niet", zegt Jelle goedmoedig. „Ik bedoel: biJ ons soort mensen doen ze niet aan die dingen. Een verlovingsfeest, wat is dat? Nooit van gehoord bö ons".
„Maar bij ons wel, Laanveld. 't Is veel te leuk, man. Een receptie kun je van mij cadeau krijgen, al kun je er niet buiten, maar daarna een gezellig onderonsje, een glaasje, jongen, daar knapt een mens wat van op. Jullie horen er bij. Sjouk zou het heel kwalijk nemen en misschien niet meer bij jullie willen komen, als jullie je daaraan onttrekken".
„'k Zal er eens met mijn vrouw over praten", beslist Jelle. ,,H6t is alleen niets voor ons soort mensen. We kunnen er veel beter niet bij zijn".
„Tut tut. Jullie horen er bij. We mogen Bertus graag. Een reuze jongen; voor de zaak ook. Het zou vervelend zijn, als zijn ouders er niet bij waren. Je hoort er wel nader van". iQngeveer een maand later is het zo
iQngeveer een maand later is het zo ver. Jelle en zijn vrouw hebben met elkaar gepraat: gaan of niet gaan? Ze wisten haast zeker: het is niets voor ons de levenstoon daar is de onze niet. maar... als we nu Bertus niet geheel van ons willen wegstoten, dan moeten we er aan geloven.
Ze zien de kaartjes, die verzonden worden; een advertentie in het plaatse> lijk blad; receptie dan en dan... och ja, je hebt met burgermensen te doen en dus gaan die hun gang, of je het aangenaam vindt of niet. Met Bertus hebben ze er over gesproken. Die zegt: een zakenman kan daar niet van tussenuit. Kom, kom, zo erg is het niet. Zij zullen wel zien, dat het meevalt. Je moet in je leven wel eens meer iets doen, dat je niet prettig vindt. Hij zou een heel gek figuur slaan, als ze er niet bij waren. De mensen zouden zeggen, dat hij verschil er over met zijn ouders heeft. En dat is toch niet waar, al keuren zij z'n keuze dan ook niet goed. Het eind van het lied is, dat zij een
Het eind van het lied is, dat zij een zeer druk bezochte receptie meemaken en moe worden van het handen geven en van het geroezemoes. Maar later is 't toch niet ongezellig, het is waar. Alleen de heel dichte familie, hoofdzakelijk van Lemaire's kant. Als ze eten, geeft Lemaire gelegenheid om te bidden voor wie dat wil. Dat zijn alleen de Laanvelds, Jelle en zijn vrouw, Janne, Piet, die er ook zijn en Bertus? Ja, die vouwt ook de handen en sluit de ogen...
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1957
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1957
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's