7. De verlossing van twee bezetenen

Van nature is de duivel heer en meester van alle mensen en doen ze zijn wil. We zijn in zonden ontvangen en geboren en in Adam zijn alle mensen hem toegevallen. Het is Gods weerhoudende genade dat wij nog niet, zoals de door de duivel bezetenen, geheel in zijn macht zijn en dat er nog een burgerlijke samenleving mag zijn. Het is weleens opgemerkt dat er vooral in de tijd van de Heere Jezus zulke bezetenen van de duivel waren. Alsof zij alles in het werk wilden stellen om het werk van de Heere Jezus te verhinderen! Maar Hij maakt het waar, wat Hij sprak toen hij naar de hemel ging: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde (Matth. 28:18).

Dat de twee mensen door de duivel bezeten waren, bleek uit hun gedrag. Zij huisden in donkere spelonken en waren zó wreed, dat niemand het waagde in hun buurt te komen. Toch was er Eén Die niet bang voor hen was. Dat was de Heere Jezus, want Hij zocht hen op. Nauwelijks hadden ze Hem gezien of ze schreeuwden: Jezus, Gij Zone Gods, wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen vóór de tijd? (Matth. 8:29). De duivel weet dat hij in het laatste oordeel naar de plaats van de eeuwige pijniging gestuurd wordt. Maar de oordeelsdag was nog niet gekomen en daarom spraken ze: ‘Bent U gekomen om ons nú al te pijnigen? De oordeelsdag is er toch nog niet!’ Zij beseften dat de Heere Jezus niet voor niets tot hen kwam. Aan één van de bezetenen vroeg de Heere Jezus: Welke is uw naam? (Mark. 5:8). De boze geest in de man antwoordde: Mijn naam is Legio, want wij zijn velen (vers 9). ‘Legio’ betekent dat er veel boze geesten in hem woonden en het woord verwijst naar het woord legioen, dat een Romeinse legerafdeling van 3000 tot 6000 man was. Daarna vroegen de boze geesten aan de Heere: ‘Als U ons uit beide mensen werpt, laat ons dan in de kudde zwijnen varen.’

De zwijnen waren voor de Joden onreine dieren, maar blijkbaar namen de Joden het in deze streek met Gods gebod niet zo nauw en hielden zij varkens voor hun broodwinning. De Heere Jezus stond hun verzoek toe en onmiddellijk werden de bezetenen van de boze geesten verlost en voeren ze in de zwijnen. Nauwelijks waren ze in de dieren gevaren of de gehele kudde zwijnen stortte van de steilte af in de zee, en stierven in het water (Matth. 8:32). Maar liefst zo’n tweeduizend dieren versmoorden in de zee (Mark. 5:13).

De zwijnenhoeders wisten niet wat hen overkwam en zagen hoe al hun dieren omkwamen. Zoiets hadden zij niet eerder meegemaakt en in paniek vluchtten ze naar de stad en vertelden wat er gebeurd was. Daar zagen ze de twee bezeten mensen aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en wel hun verstand’ (Luk. 8:35).

In plaats dat de zwijnenhoeders blij waren met de genezing van de twee mensen, kermden ze over het verlies van hun dieren! En niet alleen zij, maar ook de mensen uit de stad en hun omgeving vonden het een verschrikkelijk verlies en zij baden dat Hij uit hun landpalen wilde vertrekken (Matth. 8:34). Een vreselijke zonde: bidden of de Heere Jezus wil weggaan! Wat een hemelsbreed verschil met hen die smeken om door de Heere Jezus gezaligd te worden!

Toch wilde de Heere Jezus nog met ontferming op de zondige mensen van Gadara neerzien. Eén van de gezondgemaakte mensen vroeg aan de Heere Jezus of hij voortaan bij Hem mocht blijven. Maar de Heere liet hem van Zich gaan en sprak: ‘Keer terug naar huis en vertel aan de mensen wat er gebeurd is.’ Meteen gehoorzaamde hij Hem en verkondigde in de hele stad Gadara wat grote dingen Jezus hem gedaan had (Luk. 8:39). Ondanks het verzet van de Joden van Gadara tegen de Heere Jezus, wilde Hij hen uit genade door deze genezen mensen wijzen op Hem Die voor tijd en eeuwigheid gelukkig kan maken. De Heere Jezus gaf ook Zijn discipelen kracht en macht over al de duivelen, en om ziekten te genezen (Luk.9:1).

Ook al zijn wij niet zo ongelukkig als de door de duivel bezetenen, toch zegt de Heere Jezus van allen die Zijn kind niet zijn: Gij zijt uit de vader de duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen (..). Maar Mij gelooft gij niet (Joh. 8:44 en 45). Hij sprak tot Nicodémus dat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven zal hebben. Wat moet het ons gebed voortdurend zijn: Verlos ons van de boze (Matth.. 6:13).

Verder blijkt uit deze geschiedenis dat de duivel het te doen is om mensen door allerlei zonden te vernielen. We lezen in Galaten 5 dat de werken des vleses (de zonden van het boze hart) zijn hoererij, onreinheid, venijngeving, toorn, gekijf, ruzie, nijd, moord, dronkenschap en dergelijke en dat die zulke dingen doen het Koninkrijk Gods niet zullen beërven (Gal. 5:19-21). Terwijl zij die de Heere liefhebben liefde, vrede, lankmoedigheid, matigheid, enz. behoren uit te stralen als gevolg van de werking van de Heilige Geest Die hen een nieuw hart gaf (Gal. 5:22; kanttek. 79).

Verlos ons uit des bozen macht!
Bescherm, en sterk ons door Uw kracht;
Wij zijn toch zwak, zijn sterkt’ is groot;
Dus zijn w’ elk ogenblik in nood;
Hier komt nog vlees en wereld bij,
Ai, sterk ons dan, en maak ons vrij (Gebed des HEEREN: 8).

(Volgende keer D.V. 8. De genezing van een geraakte)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen