Vóór de kwade dagen
Zeer dringend is de oproep van Salomo. Speciaal aan jou gericht: En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap (Pred. 12:1). Dat betekent: Richt je op de vreze des Heeren en op het onderhouden van Zijn geboden (kanttekening).
Hij is je Schepper. Dat vergeet je toch niet? Denk daar steeds aan. Ook als je wilt gaan zondigen.
Hij, de heilige en alwetende God, mijn Schepper?
Durf ik dan tóch tegen Hem te zondigen en te doen wat Hij juist verboden heeft?
Smeek Hem om genade. Je bent nu nog jong. Dat is de beste tijd om bekeerd te worden. Want … er komen beslist dagen waarin je zó met je lichaam, of zó met problemen bezig bent, dat je niet of nauwelijks denkt aan je Schepper en aan je arme ziel. Dat zag Salomo ook heel duidelijk voor zich. Hoor maar …
Er komen kwade dagen
En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve.
Hij wijst hier vooral op de dagen en de problemen van de ouderdom.
In de volgende verzen geeft hij daar een beschrijving van. Daarbij gebruikt hij allerlei vergelijkingen. De wachters des huizes (handen en armen) gaan beven. De sterke mannen (de benen) gaan zich krommen. Die door de vensteren zien (de ogen) zullen verduisterd worden, enz.
Maar nu wil ik vooral even letten op een stukje van vers 6: De gulden (gouden) schaal zal in stukken gestoten worden. Dat wijst op de plaats waar onze hersenen liggen. Onze verstandelijke vermogens zijn als goud, maar zullen in de ouderdom minder, ja, zelfs gebroken worden. Je voelt het aan, tegenwoordig zouden we zeggen: Je kunt dement worden. Niet goed meer nadenken. Of zelfs verstandelijk de weg helemaal kwijt raken.
O, haast je dan als je nog jong bent, om de Heere te zoeken. Dénk toch aan je Schepper, voordat je niet meer denken kúnt!
Het is zó aangrijpend
Degenen die het van nabij meemaken of meegemaakt hebben, weten hoe aangrijpend het is, wanneer een innig geliefde dementerend begint te worden. De mantelzorgers omringen hem of haar met veel liefde en zorg. Maar ze ervaren dat de persoon zélf steeds minder beseft en uiteindelijk hen zelfs niet meer kent. Wat dát inhoudt … Daar zijn geen woorden voor.
Het is zo treffend omschreven in het gedicht dat ik met jullie wil delen. Het is geschreven door een meisje dat namens haar demente oma spreekt …
“Kent u mij? Weet u wie ik ben? Het zal best heel raar klinken, maar ik denk dat ik mijzelf niet meer ken.
Kent u mij? Weet u misschien waar ik woon? Het zal best heel raar klinken, maar ik ben gaan wandelen en vergeet het zomaar gewoon.
Kent u mij? Weet u wie ik ben? Ze zeggen dat u mijn kleindochter bent. Dat zal toch zeker niet? Dan had ik je toch wel herkend?
Kent u mij? Ik ken u - denk ik - niet. Wilt u mijn handen vasthouden? En misschien met mij zingen? Dan herinner ik mijzelf misschien weer dingen. Kent u mij? Wilt u mij zien als een volwaardig mens? Ik vergeet misschien wel dingen, en misschien ook wel uw naam, maar ik wil zo graag bij u horen, dat is mijn grootste wens.”
Tóch liefdevolle zorg
En ze zijn er volop: de mantelzorgers, de verzorgenden (ook jongeren!) in verpleeghuizen of waar dan ook die - ondanks hun eigen pijn - zulke ouderen met bijna dubbele liefde omringen. Die aanvoelen dat zij juist nú - in deze kwade dagen die Salomo noemt - hun hulp zo nodig hebben.
Dat doet ook de verzorgende in het volgende gedicht. Zij verplaatst zich in de situatie van degene die door haar verzorgd wordt.
“Ik moet naar huis, maar de deuren zijn gesloten. Ik heb geen sleutel; moet ik er harder tegenaan stoten?
Ik moet naar huis, maar ze zeggen dat ik hier woon. ‘Kom maar, u bent wat in de war.’ Ik vraag: Waar is mijn zoon?
Ik moet naar huis, de lichten gaan al aan. ‘Kom maar, wij brengen u naar bed.’ Ik kijk haar niet begrijpend aan.
Maar ik moet naar huis en de deuren blijven dicht! De zuster trekt mij tegen zich aan. En ik? Ik kijk hoopvol naar haar gezicht.
‘U hoeft niet naar huis. Daar is alles al geregeld, ze weten ervan. U slaapt vannacht bij ons.’ Ik geloof haar, omdat ik niet anders kan. Maar morgen moet ik naar huis.”
Ja, naar huis.
Zou het het eeuwig Vaderhuis zijn?
Dat kán zeker!
Ook voor mensen met dementie.
Ook voor jongeren (en ouderen).
Gedenk dan aan Uw Schepper voordat nog erger kwade dagen komen …
NB Het eerste gedicht is van Daniëlle Rensen en staat op de site van Alzheimer Nederland. Bij het tweede gedicht wordt geen naam vermeld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's