Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gebed van David

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gebed van David

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er staat slechts een zeer kort opschrift boven Palm 86: ‘Een gebed van David’. Het was voor David geen vreemd werk om biddag te houden, mensen. Mochten wij door genade in zulk een gestalte, als een behoeftige leerling, vragen of God ons leiden mocht.

David was zich bewust geworden van zijn ellendigheid. De noodzakelijkheid om van God geleerd te worden was diep in zijn ziel gezonken. ‘HEERE’, zo begint hij te vragen, ‘neig Uw oor, verhoor mij; want ik ben ellendig en nooddruftig’. Gij zult zeggen: ‘Zijn we dat allemaal niet?’ Van nature zijn wij zonder onderscheid allen ellendig en nooddruftig, maar we nemen het niet over en zijn geen levende leerlingen.

Wij liggen vijandig dood in zonden en misdaden en daarom kan alleen vrije genade ons levende, biddende leerlingen maken.

David had door de Heilige Geest geleerd dat alle godsdienst zijn oorsprong moet hebben uit God en dat alle godsdienst buiten God verteerd zal worden. David was een levende bidder, maar ook een naakt uitgestroopte bidder, die geleerd had niets over te houden dan God alleen.

‘Leer mij, HEERE, Uw weg’, zegt hij. Hij vraagt niet om zijn weg, ook zegt hij het de Heere niet voor hoe Hij het doen moet; nee, hij vraagt nederig, uit behoefte des harten, om geleerd te worden. En eenmaal geleerd zijnde, zou hij in Gods waarheid wandelen, daar was hij zeker van.

O, dat kostelijke gebed van een arme leerling: ‘Verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams’. Mochten wij tezamen op die plaats gebracht worden. Dan zou niet een ander, maar wij zelf, ieder persoonlijk, voor zich, de schuldige voor en onder God worden.

Twaalf verspieders

Hoe staat het met ons? O volk, met al ons geld en goed, mooie huizen en weelderig leven, eer en aanzien, kunnen wij nog de ellende in hart en huis niet ontlopen. Ach, dat wij in schaamte wegzonken tegenover zulk een voorbeeld van godzalig leven. Wij lezen van Mozes in de woestijn dat er twaalf verspieders gezonden werden naar ‘t beloofde land, doch er waren tien beroerders bij. Zij brachten een slecht gerucht voort en zochten door ongeloof geheel Israël af te trekken. Maar Jozua en Kaleb brachten een goed gerucht voort en stilden de beroerte in het leger. Zij brachten een tros druiven mee en leefden veertig jaar in geloof op de belofte. Veertig jaren dwaalden die twee mannen in de onherbergzame woestijn en zagen een geheel geslacht voor hun ogen sterven. En toch zijn die twee door het naakte geloof Kanaän binnengegaan, doch ook slechts die beiden alleen van de duizenden die uit Egypte geleid zijn.

Waarom alleen Jozua en Kaleb? Omdat er een andere geest in hen was. Het naakte geloof kan niet elke dag Kanaän zien en druiven eten, nee, zij hebben slechts eenmaal een vrucht uit Kanaän gezien en gesmaakt en moesten toen veertig jaar in geloof op de belofte leven, eer ze de volle oogst binnen mochten halen.

Levende leerling

Hoe staat het met u en mij op weg en reis naar de eeuwigheid? Jongelingen, jongedochters, ouders en ouden van dagen? Wandelt u nog naar de regel van uw oude natuur en de regel der zonde? Arme onbekeerde mensen, hebt gij in uw leven weleens een ogenblik geloofd dat alles wat gij hier boven de verdoemenis krijgt, algemene genade is, om Christus’ verdiensten u gegeven? En dat nu te moeten waarderen en niet te kunnen waarderen, o, dat mocht u nog eens in verootmoediging onder God brengen en met David als een levende leerling doen vragen: ‘Heere, leer mij Uw weg’.

Ik stond eens aan het bed van een stervende, die mij als laatste woord zeide: ‘Predik toch nooit een leven buiten de ware afsnijding in zichzelven; leg geen remonstrantse grondslag die wij zelf aan kunnen nemen; maar predik eerst de afsnijding, daarna de inlijving, daarna de aanneming, want met minder zal het niet kunnen’.

O gemeente, ik hoop in alle schuld en zwakheid door God getrouw gemaakt te worden u geen kussens onder de oksels te naaien en u rustbankjes toe te schuiven waar geen rust mag zijn. Nee, ik hoop de volle raad Gods uit te dragen.

En gij, volk des Heeren, die met bewustheid voor uzelf zeggen mag: ‘Het zij verre van mij dat ik anders zou roemen dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus’, de Heere sterke en versterke u, en vermeerdere al meer en meer uw geloof. Hij geve u genade om als een getuige tegen de zonde en tegen de wereld uw loopbaan ten einde te lopen. Hij verwaardige u als een schijnend licht en zoutend zout de tijd uwer inwoning door te brengen. Het oog der wereld is op u gericht, volk, zou het u dan niet betamen om als een levend getuige tegen de zonde naar de Goddelijke regel te wandelen?

Oefening in het geloof

‘Gijlieden zult Mijn getuigen zijn’. Ook dat staat in het testament van uw oudste Broeder. En dat niet voor een enkele keer, of met buitengewone gelegenheden, nee, dagelijks als een levend getuige te wandelen de tijd die overig is om in het vlees te leven. Hij geve u ook veel gebedsleven, want wees er zeker van: of het gebed zal u de zonde doen nalaten, of de zonde zal u verlokken het gebed te doen nalaten. Hij geve u veel oefening in het naakte geloof op de belofte. Elke voetstap, gezet door het geloof, is een stap in de rust. Een levendig wandelen door het geloof is een wandelen in vrede, maar een wandel buiten God is enkel onvrede.

De God des vredes heilige u geheel en al, en uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard door Hem in de liefde. God mocht de waarheid aan jong en oud nog zegenen, de zwakken tot versterking, de onbekeerden tot bekering, de huichelaar tot ontdekking en het ware Sion tot bevestiging en fundering in Christus om Zijns Naams wil.

Ds. J. Fraanje overleed op 3 september 1949, nu bijna 75 jaar geleden.


 

Leer mij, HEERE, Uw weg

Psalm 86:11a

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 2024

De Saambinder | 20 Pagina's

Een gebed van David

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 2024

De Saambinder | 20 Pagina's