Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlijke trekking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlijke trekking

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere Jezus zit voor in de synagoge van Kapernaüm. Tegenover Hem staat een grote menigte van mensen die Hem gevolgd was vanwege het wonder van de vermenigvuldiging van de broden (vers 1-15). Zij wilden wel altijd dit aardse brood ontvangen, zonder daarvoor iets behoeven te doen (vers 34). En nu stonden ze voor Jezus om Hem met strikvragen te belagen.

Ze waren Hem met een verkeerd doel gevolgd (vers 26). Ze hadden geen oog voor Jezus’ heerlijkheid en Middelaarswerk. En dat lag niet aan Hem. Hoe had Hij Zichzelf aangeprezen en aangeboden als het Brood van het leven Dat uit de hemel was neergedaald. Dat Hemelbrood konden ze allen ontvangen. Ze hadden Het echter geweigerd in snode hovaardij, en met hardnekkige volharding dit Brood, als ware het bedorven manna, naast zich neergelegd.

Hoe wordt ons hierin de onbekeerde, godsdienstige mens getekend. Het gaat hem immers niet om God, maar om zijn eigen vermaak, zij het dan godsdienstig. Jezus volgen om er zelf beter van te worden. Nooit het gebrek aan hemels voedsel ingezien. Nooit ingeleefd een zondaar voor God te zijn. Nooit als een arme en berooide bedelaar aan Jezus’ voeten gezeten. Hij wijst dat aangeboden manna dan ook uiteindelijk af. De één vanwege zijn eigengerechtigheid waarmee hij zichzelf op de been houdt en de schuld denkt af te kunnen kopen. Bij weer een ander moeten we de oorzaak zoeken in zijn oppervlakkig godsdienstig gevoel, waardoor er niet werkelijk plaats is voor Jezus in het hart. Eén ding hebben ze allen gemeen: ze kunnen het zonder genademiddel stellen en leven gerust verder, zonder de rijke Middelaar nodig te hebben.

Vandaar ook dat de Heere Jezus duidelijk stelt (de Joden in hun hardnekkige, weigerende houding aankijkend): ‘Niemand kan tot Mij komen’. Hier staat niet: ‘wil komen’, maar ‘kan komen’. Dat wijst op onze onmacht tot het goede, onze actieve doodstaat voor God.

Moedwillige ongehoorzaamheid

Niemand is in staat om het goede te doen. Dit komt door onze rampzalige zondeval en moedwillige ongehoorzaamheid in het paradijs. Daar hebben wij ons van God losgescheurd.

Zo leeft de onbekeerde mens ver bij de Heere vandaan. Hij bevindt zich op de terreinen van de zonde en is in de domeinen van satan. Hij gevoelt zich daar heel best en heeft geen verlangen om tot God terug te gaan. Hij kan dat ook niet. Er is immers een onoverbrugbare afstand en kloof tussen hem en God. Wat nog erger is: hij wil niet tot God terugkomen. Hoe duidelijk werd deze onmacht tot het goede in de synagoge. Verreweg de meesten volhardden in hun vijandschap, onwil en onmacht, alle welgemeende aanbiedingen en nodigingen ten spijt. Het komen tot Jezus gaat altijd van de Heere uit. Er is dus nog een mogelijkheid, een Goddelijk ‘tenzij’. De grond van ons behoud ligt niet in onszelf, maar in Gods liefde, Gods goede wil tot onze zaligheid, Gods ontferming. Dat op zichzelf is al een troostvolle boodschap voor zondaars: u kunt nog zalig worden. God immers trekt zondaren tot het behoud. Daarvoor gebruikt Hij de verkondiging van het heilig en heerlijk Kruisevangelie, waardoor zondaren genodigd worden tot het heil in Christus en zij zich gaan overgeven aan de trekkende leiding van de Heere.

De Heere Jezus noemt deze trekking tot God een Vaderlijke trekking. Dat heeft allereerst betrekking op het werk van God de Vader: Hij overtuigt, door Zijn Heilige Geest, van verlorenheid, zonde en schuld. Hij eist Zijn beeld terug. Hij doet de noodzaak van verzoening gevoelen.

Vervolgens spreekt deze Vaderlijke trekking ook over de liefde van God die in het hart wordt uitgestort. Het zoeken van de Heere en een Zaligmaker voor het hart is niet ontdaan van momenten waarin de hartelijke liefde tot een onbekende God wordt ervaren. En tevens onverklaarbaar is het verlangen om Jezus als Zaligmaker te leren kennen en ontvangen. Jeremia spreekt in dit verband over het getrokken worden met koorden van liefde, van goedertierenheid. Deze in het hart uitgestorte liefde en goedertierenheid houden het vuur van zoeken en bedelen brandend, net zolang totdat er de vervulling op volgen mag.

Tenslotte wijst het Vaderlijke van deze trekking ook op het wonder dat Christus als Zaligmaker wordt bekendgemaakt en toegepast. Wat moest er een grote afstand worden overbrugd (van de hemel naar de aarde).

Wat moesten er veel bezwaren worden weggenomen (ongeloof, verharding, onverschilligheid, onwil, onmacht). Wat moesten er veel zonden worden verzoend. Dit alles kon slechts plaatsvinden door Gods almacht, zodat werkelijk met het hart zou kunnen gezongen worden: ‘Dit werk is door Gods alvermogen, door ’s Heeren hand alleen geschied’.

Heerlijke vereniging

Door de nacht van verlorenheid heen wordt het licht van de nieuwe dag geopenbaard. Een levende Jezus maakt zich aan schuldige zondaars bekend. Hij komt naar hen toe: als de van de Vader Gezondene, springende op de bergen en huppelende op de heuvelen. Zo ontmoeten deze beiden elkaar: de zondaar door de Vader getrokken en de Zoon door de Vader gezonden.

Heerlijke vereniging vindt plaats als een verlorene op een behoudende Jezus ziet, Hem gelovig omhelst en met Hem verenigd wordt door het geloof. Dan wordt Hij de mijne en ik de Zijne. Alle afstand is weggenomen door het bloed van deze Zaligmaker. Alle zonden zijn verzoend door dit unieke betaalmiddel.

Vaderlijke trekking is onmisbaar om tot Jezus te komen. Legt u dan in de armen van deze Vaderlijke God neer met het gebed: ‘Denk aan ’t Vaderlijk meêdogen, Heer’, waarop ik biddend pleit’.

Geloof is evenzo onmisbaar om deze Zaligmaker als onze Zaligmaker te kunnen ontvangen. ‘Komen’ tot Jezus betekent in het Johannesevangelie hetzelfde als geloven in Hem. Zo klinkt ook hier de oproep tot bekering en geloof door: ‘Bekeert u en gelooft het Evangelie’. Er is maar één weg om van onze hemelhoge straf op de zonde te worden verlost en tot Gods genade (tot Jezus) te komen, namelijk het geloof in Christus – geschonken door de Heilige Geest – en dat in de weg van Vaderlijke, trekkende liefde. ‘Die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is van degenen die Hem zoeken’.


Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke…

Johannes 6:44a

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2024

De Saambinder | 20 Pagina's

Vaderlijke trekking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2024

De Saambinder | 20 Pagina's