Boeken schap
Meer dan wijsheid begeren
In deze boekenschap een aantal publicaties op het snijvlak van geloof, wetenschap en politiek. Pascal laat in zijn apologetiek zien dat het geloof een andere wijsheid vergt dan de wijsheid van deze wereld. Cusanus spreekt in dit verband van wetende onwetendheid. Dat het geloof van een andere orde is betekent niet dat een christen niets te zoeken heeft in de wetenschap, zo blijkt uit de bundel Inzicht. De wetenschap kon zich historisch bezien juist ontwikkelen tegen de achtergrond van het geloof. Wat (filosofische) wijsheid kan betekenen voor de politiek blijkt onder andere bij Cicero. Tolle lege dus!
Onder de naam Parrhesia (‘vrijmoedigheid’) publiceren de vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge theologische boeken met een voor onze tijd relevante boodschap. De nieuwste uitgave in deze serie is het proefschrift waarop dr. W. Aalders in 1941 promoveerde. Het is een heruitgave waarin de tekst licht aangepast is aan deze tijd. De vele citaten in het Duits en Frans zijn vertaald naar het Nederlands. Dit komt de leesbaarheid zeer ten goede.
De tekst van het proefschrift wordt voorafgegaan door een uitgebreide en behulpzame inleiding van dr. H. Klink. Daarin gaat hij in op de context van het boek, en ook op de verhouding tussen Aalders en Pascal. Ondanks het feit dat hij na zijn proefschrift weinig meer over Pascal publiceerde, was Pascal voor Aalders een ‘levenslange reisgenoot’.
Pascal leefde in een tijd (1623-1662) waarin de Europese geest in een crisis gekomen was. Onder invloed van de moderne filosofie - het rationele denken van Descartes - waren de waarheden die de kerk eeuwenlang had uitgedragen opeens niet meer zo vanzelfsprekend. Het ongeloof begon steeds duidelijker naar voren te komen. In die tijd schreef Pascal, zelf ook een groot wetenschapper, zijn Pensées: een voorbereiding voor een apologie van het christelijk geloof. Door zijn overlijden is de daadwerkelijke apologie er nooit gekomen, maar in zijn proefschrift gaat Aalders na wat de grondlijnen van Pascals apologetiek zijn. Hij reconstrueert als het ware Pascals apologetiek, op basis van zijn voltooide geschriften en de in de Pensées verzamelde fragmenten. Het proefschrift geeft een duidelijke weergave van Pascals denken, ondersteund door tal van citaten uit Pascals eigen teksten. Prijzenswaardig is dat Aalders schijnbaar tegenstrijdige fragmenten niet eenvoudig ‘wegverklaart’ met een verwijzing naar het fragmentarische en onvoltooide karakter van de Pensées. Hij zoekt juist naar de eenheid en samenhang en weet deze ook overtuigend te presenteren. Het proefschrift bestaat uit vier hoofdstukken. Ieder hoofdstuk eindigt met een paragraaf die een korte samenvatting en de conclusies van het hoofdstuk biedt. Dit alles geeft het boek een overzichtelijke opbouw. Sowieso is het boek prettig vormgegeven en opgemaakt. De inhoud van het boek kan onmogelijk voldoende in het korte bestek van deze recensie gevat worden. Toch een korte impressie van de inhoud:
De apologetiek dient de mensen Gods Woord te brengen. Een van de belangrijkste vragen van het proefschrift is de vraag of er in de natuurlijke mens nog een aanknopingspunt is, waar de prediking bij aan kan haken. Met andere woorden: is er sprake van een volledige tegenstelling tussen natuur en genade, of kan de genade juist aanhaken bij iets wat al in de natuur aanwezig is? In de twintigste eeuw beantwoordde Karl Barth deze vraag ontkennend, terwijl Emil Brunner er juist positief tegenover stond. In dit debat beriepen beide kampen zich op Pascal. Voor Aalders was dit een van de redenen voor het schrijven van dit proefschrift.
Wat betreft de verhouding tussen filosofie en Evangelie gaat Pascal ervan uit dat geloven een ander kennen is dan het verstandelijke, logische kennen. Daarom kan het geloof niet met de wijsheid van deze wereld overgebracht worden. Het is niet mogelijk om mensen met argumenten te overtuigen van het christelijk geloof. Dan wordt het teveel een filosofie die op basis van argumenten gegrond en verdedigbaar is.
In de discussie tussen Barth en Brunner over de verhouding tussen natuur en genade neemt Pascal een derde positie in. Hij stemt voor een deel overeen met Brunner. Maar er is volgens hem bij de mens geen subjectief besef van verantwoordelijkheid en kennis van God. Pascal staat veel sceptischer dan Brunner tegenover de inhoud van het menselijke zedelijke gevoel. Er zijn natuurlijke morele ordeningen, maar die zijn niet door het verstand te kennen.
Toch spreekt Pascal in zijn apologetiek ook voortdurend de mens aan. De mens heeft nog steeds een vrije wil, zij het dat die krachteloos is. Wat er in de mens aan religiositeit, zelfkennis en zedelijke kennis is, wijst erop dat er in hem nog een ‘aanspreekplaats’ is voor het Woord van God. Of de mens zich ook daadwerkelijk aangesproken zal weten, is afhankelijk van de vrije werking van de genade.
De inhoud van de apologetiek dient onverkort de inhoud van de bijbel te zijn. Maar wat betreft de vorm mag wel aangesloten worden bij de naaste. Zo sprak Paulus op de Areopagus de taal van de Griekse mysteriereligies. Dit betekent niet dat de ‘lastige’ punten uit het Evangelie, die de naaste mogelijk zouden doen afschrikken, vermeden worden. Zo noemt Pascal juist expliciet de predestinatie, de transsubstantiatieleer en de erfzonde. Stuk voor stuk zaken die bij degenen die hij probeerde te overtuigen vermoedelijk op stevige bezwaren zouden stuiten.
De methode van de apologie is dat deze de mensen terugroept tot hun hart. Dat is de bepalende vorm en ‘bewijsvoering’ ervan. De prediking is erop gericht de mensen weer te doen verlangen naar God, in plaats van hen in hun verstand van Zijn bestaan te overtuigen. Het is een bewijs in de orde van het hart, van de liefde. Pascal: “Wij moeten aantonen dat de godsdienst eerbiedwaardig is en er eerbied voor inboezemen; bij de goeden de wens doen opkomen dat die godsdienst waar is” (281).
Pascals apologetiek is interessant voor iedereen die op zoek is naar een onderbouwde visie op apologetiek. Christelijke politiek is niet in eerste instantie prediking of apologetiek. Toch biedt het denken van Pascal ook voor de christelijke politiek waardevolle inzichten. Bijvoorbeeld wanneer hij het belang benadrukt van het verdiepen in de gedachtewereld van de naaste, zoals hij zelf zich verdiepte in Epictetus en Montaigne. Een ander belangrijk gegeven is de verhouding tussen geloof en rede. Het is niet irrationeel om te geloven, Aalders stelt zelfs op basis van Pascal: ‘Geloof, overtuiging is de ondergrond van elk bewust bestaan’ (138). Ook een ‘rationele levenswijze’ baseert zich op een geloof: een geloof in de rede. Al met al is dit boek zeer de moeite waard, en verdient het dus ook een hartelijke aanbeveling!
Dit boek, dat voor het eerst verscheen in het jaar 2000, behoeft nauwelijks introductie. Het heeft zich een plaats verworven als een waardevolle inleiding in de filosofie. Recent verscheen een herziene en uitgebreide vierde druk.
In het woord vooraf meldt de auteur dat de belangrijkste inhoudelijke wijziging de toevoeging van een hoofdstuk waarin enkele hoofdlijnen uit de filosofie van de eenentwintigste eeuw worden geschetst is. De auteur, hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, benadrukt het inleidende karakter van het boek. Het wil niet meer dan een eerste overzicht bieden van de belangrijkste wijsgerige denkers en stromingen die de westerse cultuur gevormd hebben. Dit doet Van den Brink vanuit het perspectief van de wijsgerige doordenking van de verhouding van geloof en theologie. Het vlot geschreven boek biedt een overzicht van de filosofie vanaf de antieke filosofie tot op heden. Het eerste hoofdstuk is een terreinverkenning, waarin onder meer de vraag aan de orde komt wat filosofie is, en hoe deze zich verhoudt tot de theologie. Daarna volgen hoofdstukken over antieke filosofie, Griekse filosofie en vroegchristelijk denken, en middeleeuwse scholastiek. Uit de twee laatst vermelde hoofdstuktitels blijkt het theologische perspectief van de auteur. Ook hoofdstuk 9 over filosofie en geloof in de twintigste eeuw is wat dat betreft duidelijk. Daarin wordt ook aandacht besteed aan de reformatorische filosofie van Herman Dooyeweerd, een figuur die in veel inleidende boeken over filosofie ontbreekt. Het boek besteedt verder onder meer aandacht aan het rationalisme van de zeventiende eeuw, de Verlichting, en ontwikkelingen in de negentiende eeuw. Het elfde en laatste hoofdstuk bevat een slotbeschouwing van de auteur. Daarin stelt hij liever te spreken van ‘christelijk filosoferen’ dan van ‘christelijke filosofie’. De laatste term kan het misverstand opwekken dat sprake zou zijn van een christelijk denksysteem, en dat wil Van den Brink vermijden.
Het betoog van de schrijver wordt regelmatig afgewisseld met verdiepende informatie die in kleinere letters is afgedrukt. Hoewel dit boek een breed scala aan denkers beschrijft, heb ik de indruk dat Van den Brink zijn best doet om aan elk van hen recht te doen, en daar ook in is geslaagd. Wat uiteraard niet wegneemt dat er vragen kunnen worden gesteld. Bij de beschrijving van het denken van Kierkegaard vroeg ik mij bijvoorbeeld af of het gegeven dat Kierkegaard zichzelf beschouwde als een ‘correctief’ niet meer verdisconteerd had kunnen worden in de interpretatie van zijn denken, bijvoorbeeld waar het de metafysica betreft. Voor wat betreft Kierkegaards invloed op de theologie had ook zijn invloed op ethische theologen als A.J. Th. Jonker, I. van Dijk en T.L. Haitjema vermeld mogen worden. En in een weergave van de opvattingen van de Canadese filosoof Charles Taylor had een beschouwing over zijn boek Sources of the self (‘Bronnen van het zelf’) niet misstaan. Wellicht kan daar in een volgende druk aandacht aan worden besteed.
Er is geen koe zo wit, of er zit wel een vlekje aan. In het hoofdstuk over Griekse filosofie en vroegchristelijk denken verwachtte ik iets aan te treffen over dr. W. Aalders’ boek Plato en het christendom waarin Aalders de invloed van Plato op het christelijke denken positief waardeert. En over het boek Geboeid door Plato van dr. A.P. Bos, waarin de Griekse invloed op het christelijke denken wordt bekritiseerd. Dus ik zocht in het namenregister naar de naam Aalders, maar vond die niet. De naam van Bos bleek wel te worden vermeld, met een verwijzing naar bladzijde 86 van het boek. Daar wordt inderdaad ingegaan op de verschillende waardering die christelijke auteurs hebben voor de betekenis van de Griekse filosofie voor het christelijke denken. Daar wordt ook W. Aalders vermeld. Het register van namen behoeft dus aanvulling.
Wet en rechtvaardigheid is de Nederlandse vertaling van Cicero’s De legibus. Ook in Cicero’s tijd was de politiek niet vrij van hevige conflicten, die soms zelfs uitliepen in politieke processen en moorden. Tegen die achtergrond zoekt Cicero in de filosofie en de overgeleverde kennis van belangrijke wetgevers en bestuurders uit het verleden naar een ‘grondwet’ voor de Romeinse staat en geeft hij adviezen aan politici.
De gedeeltes die betrekking hebben op de Romeinse religie doen vanuit christelijk oogpunt wat bevreemdend aan. Dit neemt echter niet weg dat er in het boek veel noties naar voren komen die ook in de christelijke politieke traditie benadrukt worden. Ter illustratie: In het ‘politieke’ hoofdstuk 20 van boek 4 van de Institutie verwijst Calvijn enkele malen met instemming naar De legibus. Een belangrijk onderdeel van Cicero’s betoog is dat de elite die het land bestuurt het goede voorbeeld moet geven. Met zelfbeheersing kan een elite de hele staat louteren en corrigeren. Andersom kan een elite met haar ondeugden ook de hele staat bederven. Verder moeten politici zich niet laten leiden door een streven naar eer en waardering onder het volk. Ze moeten juist kritisch nagaan of bepaalde voorgestelde wetten wel werkelijk in het belang van het volk zijn.
Daarom: ‘Wie een slecht voorstel tegenhoudt, is een volksheld’ (115). Dit in contrast tot de oneigenlijke volksheld die in de politiek vooral het volk naar de mond praat.
Met betrekking tot het thema van de verhouding tussen geloof, wetenschap en politiek biedt Cicero een interessante observatie. Hij stelt namelijk dat weinig mensen zowel geleerd als een goed staatsman zijn: ‘Ja, het is niet moeilijk om middelmatige denkers in herinnering te brengen die desondanks grote staatslieden waren. En het schort ook niet aan grote geleerden die geen flauw benul hadden van de politieke praktijk. Maar wie heeft op beide terreinen zo uit kunnen blinken dat hij prominent was in zowel theorie als praktijk?’(118).
Wet en rechtvaardigheid biedt ook voor politici vandaag de dag genoeg bezinningsmateriaal. Cicero geeft duidelijke concrete aanwijzingen over hoe een goed politicus te zijn. En – niet onbelangrijk – hij had zelf ook praktijkervaring in de politiek. Bovendien is de vertaling zeer toegankelijk, en voorzien van voldoende uitleg. Van harte aanbevolen dus!
In dit boek komen verschillende christenwetenschappers aan het woord die vanuit hun eigen vakgebied een begaanbare weg willen wijzen aan hen die de Bijbel willen accepteren als Woord van God en ook de wetenschappelijke vragen serieus willen nemen (7).
Een van de belangrijke verdiensten van dit boek is dat het aandacht vraagt voor de (verborgen) vooronderstellingen die aan wetenschap ten grondslag liggen. Het is niet zo dat wetenschap per definitie objectief is, en geloven per definitie subjectief.
Waardevol zijn ook de theologische en kerkhistorische hoofdstukken, over onder andere de historiciteit van Genesis 1-11 en hermeneutiek. Een nadeel is dat in het boek vrijwel alleen de natuurwetenschappen als concrete voorbeelden besproken worden. Het is terecht dat er aandacht is voor de vraag naar schepping of evolutie, maar tijdens het lezen van dit boek rijst de indruk dat dat het enige punt is waarop een christelijke levensbeschouwing botst met het zijn van een hedendaagse wetenschapper. Toch zijn er ook tal van andere wetenschapsterreinen waarop bijvoorbeeld het onderliggende mensbeeld een grote rol speelt. Denk aan de psychologie, pedagogiek, rechten of bestuurskunde. Ook in die vakgebieden worden christelijke studenten geconfronteerd met aannames die – wellicht minder expliciet dan in de natuurwetenschappen – botsen met de Bijbelse gegevens.
Het voorwoord geeft aan dat het boek een boeket bloemen is, maar dat het niet alle bloemen toont die er zijn. Misschien is een bundel die zowel de theologische uitgangspunten als alle wetenschapsgebieden omvat praktisch niet realiseerbaar. Tegelijkertijd betekent dit dat Natuurwetenschap voor Gods aangezicht een betere ondertitel geweest was. De huidige focus van het boek brengt met zich mee dat voor iemand als ondergetekende - die in de bevoorrechte positie verkeert dat hij vanuit zijn (geesteswetenschappelijke) vakgebied nooit ernstig heeft hoeven twijfelen aan de waarheid van het scheppingsverhaal - slechts een minderheid van de hoofdstukken werkelijk interessant is.
Dit alles neemt niet weg dat het boek voor christelijke natuurwetenschappers een mustread is. De auteurs geven er blijk van op de hoogte te zijn van wat er in hun vakgebied speelt, en nemen ook actuele hermeneutische discussies mee.
Filosoof Cees Zweistra heeft met Woke theater een handzaam boekje geschreven over het fenomeen van woke en anti-woke. Haarscherp onderzoekt hij de aannames en wereldbeelden die schuilgaan achter deze beide kampen in het publieke debat.
Zweistra maakt onder andere duidelijk waarom anti-woke iets anders is dan conservatief zijn. Zowel woke als anti-woke klampen zich beiden vast aan een ideologie, volgens Zweistra ‘het veranderingsmechanisme bij uitstek’ (p. 74). Ook de antiwokist vaart in de praktijk mee met de vaart der volkeren, bijvoorbeeld door na te klagen over het feit dat Nederland te globalistisch wordt, op zijn uit China afkomstige plastic tuinset plaats te nemen en op televisie naar de Formule1-uitzending te kijken.
Het alternatief voor woke en antiwoke is volgens Zweistra een ethiek waarin we ons opstellen als erfgenaam (p. 104). De Verlichting heeft de mens vrijheid en authenticiteit gebracht, maar veronachtzaamt het belang van verantwoordelijkheid. De ethiek van de erfgenaam moet daar verandering in brengen. Mensen zijn nu eenmaal niet authentiek, maar hebben veel geërfd en geven ook weer veel door. Dit betekent dat ze verantwoordelijkheid moeten nemen over datgene waarover ze verantwoordelijkheid kunnen nemen. Je bent als individu niet verantwoordelijk voor dé klimaatverandering maar je kunt wel in je eigen leven concrete duurzame keuzes maken, bijvoorbeeld door zélf niet mee te doen aan het fenomeen van fast fashion. Het zijn de kleine daden die ertoe doen, zo betoogt Zweistra overtuigend.
Deze boodschap van verantwoordelijkheid nemen, en ‘getrouw zijn in het kleine’ is een welkome aanvulling te midden van de evengoed belangrijke grote debatten over levensbeschouwing, wetenschap en politiek.
In het woord vooraf werpt Inigo Bocken de vraag op waarom we in onze laatmoderne tijd kennis zouden nemen van een denker uit de Late Middeleeuwen. Wie dit boek leest, krijgt antwoord op die vraag.
Althans, zo verging het mij. Want als je dit werk leest – toegegeven, je moet er wel wat moeite voor doen - gaat er een ongekende denkwereld open. Cusanus verkent op een originele manier de grenzen van het menselijk kennen en denken. Hij doet dat vanuit het diepe besef dat we als mens niet alles kunnen weten. Simpelweg omdat de mens, een eindig schepsel, niet gelijk is aan God, de Oneindige Schepper. Juist in die erkenning schuilt het grote verschil met veel moderne denkers, waarvan Descartes, Kant en Hegel exponenten zijn. De moderne wetenschap pretendeert de gehele werkelijkheid te kunnen kennen. En wat onbekend is, weten we nóg niet.
Over de wetende onwetendheid werd gepubliceerd in 1440 en is nu voor het eerst in het Nederlands vertaald door Gert den Hartogh, gepensioneerd docent Klassieke Talen en gemeentepredikant. Daarmee heeft hij een markante prestatie geleverd. Het notenapparaat beslaat een derde van de band, maar het is dan ook heel goed verzorgd.
Maar eerst iets over Cusanus. Hij werd in 1401 geboren in Kues, een dorp aan de Moezel. Zijn vader Hennen was koopman. Zijn moeder heette Katharina. Nicolaus schijnt zijn jeugd in Deventer te hebben doorgebracht. Ook al is het onzeker of hij zijn eerste scholing ontving van de Broeders des Gemenen Levens, hij is zondermeer diepgaand beïnvloed door de Moderne Devotie, waarvan Geert Groote een bekende vertegenwoordiger was. Nicolaus bekwaamde zich in de vakgebieden canoniek recht, theologie en filosofie door te studeren aan de universiteiten van Heidelberg, Padua en Keulen. Daarna maakte hij carrière in de katholieke kerk en schopte het tot kardinaal. Bijzonder, want hij was geen Italiaan, noch van adel. Ook wordt hij benoemd tot prins-bisschop van Brixen (Tirol), waar hij na een conflict met hertog Sigismund niet langer welkom is. Intussen is Cusanus al in het Vaticaan aan het werk als een van de belangrijkste adviseurs van de paus. Daar streed hij tegen corruptie en nepotisme en voor herstel van de eenheid van de kerk en de waardigheid van de curie. Helaas stuitte hij op veel onbegrip. Op 11 augustus 1464 sterft Cusanus in Todi, tijdens een van zijn vele reizen. We hoeven ons er niet voor te schamen dat we iets niet weten, schrijft Calvijn in zijn Institutie in een paragraaf over de predestinatie. Want er bestaat zoiets als geleerde onwetendheid (III,21,2). Wat wordt nu bedoeld met geleerde of wetende onwetendheid (Latijn: docta ignorantia)? In elk geval geen scepticisme of agnosticisme. Cusanus stelt de vraag wat de menselijke geest, die eindig is, kan weten over het oneindige. De ‘wetende onwetendheid’ is een methode die de menselijke geest in staat stelt toegang te krijgen tot de kennis die enerzijds het oneindige in de werkelijkheid en anderzijds de oneindige totaliteit van de werkelijkheid benadert. In zijn denken gaat Cusanus verder dan wat in zijn tijd gebruikelijk was. Zo ging de scholastiek uit van het principe van de non-contradictie. (Als A waar is, dan is niet-A onwaar. Of B kan niet samenvallen met niet-B.) Cusanus toont met behulp van een gedachte-experiment aan dat in de oneindigheid tegenstellingen wel samenvallen. In de eindige wereld zijn een cirkel en een rechte lijn verschillend. Maar als je een cirkel oneindig ver oprekt, wordt de omtrek een oneindige rechte lijn. Op die manier legt Cusanus met behulp van de wiskunde een bom onder de scholastieke traditie. Intrigerend om te lezen. Over de kosmologie komt hij ook tot verrassende inzichten die in de 15 e eeuw niet gangbaar waren. Cusanus toont aan dat de aarde niet het centrum van de wereld is en dat zij beweegt. In menig opzicht gaat Cusanus verder dan Copernicus en Galileo, terwijl laatstgenoemde zo’n tweehonderd jaar later hierom wèl werd veroordeeld door de rooms-katholieke kerk. Cusanus redeneert in Boek II dat God als Oorsprong van al het bestaande per definitie onbegrensd is. Om die reden kan het Heel-Al niet onbegrensd zijn. Zou het Heel-Al wel een grens hebben, dan zou Gods macht immers begrensd zijn. Vanwege onze menselijke eindigheid kunnen we ons geen goed beeld vormen van de oneindigheid. Dat beeld zal altijd vertekend zijn, zegt Cusanus. Onze voorstellingen zijn niet meer dan vermoedens. Onze kennis is voorlopig. Heel treffend vond ik de gedachte van Cusanus in Boek III over de christologie: in Christus worden oneindigheid en eindigheid verenigd. Hoe verder we komen op de weg der vermoedens, hoe dichter we naderen tot Christus.
Cusanus was onverdacht katholiek. Het is daarom verrassend om bij hem te lezen dat onze rechtvaardiging niet uit ons is, maar uit Christus. ‘En daar wij in dit leven door middel van het gevormd geloof tot Hem geraken, kunnen wij niet anders dan door dit geloof gerechtvaardigd worden…’ Zo’n tachtig jaar later zou dit het adagium van Luthers theologie worden en hij werd er wel om veroordeeld en in de ban gedaan.
Dit boek zou ik bijzonder aanbevelen bij wetenschappers die nog steeds denken dat de Middeleeuwen duisternis waren in vergelijking met de Verlichting van de achttiende eeuw. Maar ook biedt het veel inspiratie voor theologen, wiskundigen en zeker filosofen. En het originele gelaagde denken van Cusanus kan zelfs een econoom boeien. Waarvan akte.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2024
Zicht | 92 Pagina's
