Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boeken schap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boeken schap

De grenzen van het menselijke kunnen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit boekenschap een aantal boeken die na doen denken over de verhouding tussen wetenschap, techniek en geloof. Wetenschap kan dienen om de werkelijkheid te begrijpen, en techniek om die werkelijkheid vervolgens te beïnvloeden en naar onze hand te zetten. In dit opzicht reiken de menselijke vermogens ver, maar niet eindeloos. We kunnen de werkelijkheid dus niet uitsluitend technisch en wetenschappelijk benaderen. In de hier besproken boeken laten de auteurs ieder op hun manier zien wat de gevolgen zijn als we dit wel proberen, en wijzen ze ook op alternatieven.

Ogenschijnlijk doet het onderwerp zoals omschreven in de ondertitel zich voor als taai. Maar Maxim Februari schrijft hierover bepaald niet saai, maar op een manier die van begin tot eind boeit. Zinnen die blijk geven van een scherpe analyse, een vleugje humor bevatten en her en der wat rake citaten.

De kernboodschap is dat we het proces van digitalisering, dataverzameling en algoritmes zeker niet op z’n beloop kunnen laten. Regels voor omgang met persoonsgegevens en de bescherming van privacy zijn wel het minste wat noodzakelijk is. Maar Februari steekt de spa dieper in de grond: de impact van digitale technologie zal onze samenleving, rechtsstaat en democratie diepgaand beïnvloeden. De manier verandert waarop overheden of bedrijven hun regels opleggen, afdwingen en handhaven. Het gaat ook de wijze waarop het recht werkt in onze samenleving wijzigen. Door ‘handige’ nieuwe technologieën te gebruiken, wordt het recht door dwang verdrongen. In de dagen dat het coronavirus rondwaarde, gaf de QR-code op je smartphone aan of je toegang kreeg tot een restaurant, een bijeenkomst of niet. Met de klimaatcrisis voor ogen, kan de overheid wederom de toevlucht nemen tot technocratische en gecentraliseerde interventies, omdat er sprake is van een noodsituatie. Nood breekt wet is een oud adagium, maar dat rechtvaardigt nog niet om een situatie aan te grijpen als hefboom om principes en normen opzij te schuiven. Denk hierbij aan de bestrijding van terrorisme, het tegengaan van fraude bij kinderopvangtoeslagen, de aanpak van kindermisbruik en recent het indammen van het coronavirus. Terecht dat de SGP zich destijds kritisch opstelde.

Februari analyseert dat de democratische rechtsstaat van twee kanten onder druk komt te staan. Haast en dwang zijn twee foute ingrediënten die een goede oplossing bepaald niet dichterbij brengen. Want dan gaat de macht zich al gauw niet aan het recht houden. En met het idee dat je autoritair bestuur nodig hebt om de klimaatverandering effectiever aan te pakken, kun je de democratie ongemerkt zomaar op de helling zetten. Door vooral ferm vast te houden aan basale mensenrechten kun je dit risico vermijden. Mijn conclusie zou zijn dat goede democraten en goed functionerende democratieën niet zonder vaste normen en waarden kunnen.

Kun je dan met technologie de democratie stroomlijnen? Dat is maar de vraag, zo concludeer ik uit het betoog van Februari. De parlementaire, vertegenwoordigende democratie dreigt te worden overklast door de zogenoemde ‘grid democracy’: het besluitvormingsproces verspreidt en vertakt zich tot in de uithoeken van het web. Dat knaagt aan de positie en het gezag van bestaande instituties. Dit vormt mede een verklaring voor de onrust in de huidige democratie.

Woorden zijn voor een goed democratisch debat wezenlijker dan data, zoals waarden wezenlijker zijn dan normen. Februari benadrukt dat we oog moeten blijven houden voor fundamentele waarden, zoals de menselijke autonomie, het gelijkheidsbeginsel en de onschuldpresumptie. Wat mij betreft, hoort menselijke waardigheid hier als uitgangspunt voorop te gaan. Voor SGP’ers is die waardigheid onlosmakelijk verbonden met het Bijbelse gegeven dat de mens naar (of: in) het beeld Gods geschapen is. Wanneer digitalisering, dataverzameling en verwerking door computers met behulp van onnavolgbare algoritmes aan ambtenaren de uitvoeringsbesluiten op basis van wetgeving gaan dicteren, wat blijft er dan over van de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid? Ieder mens moet de ruimte hebben om zich tot de wet en het recht te kunnen verhouden. In mijn woorden: de automaat mag onze autonomie niet afpakken. Dat doet afbreuk aan de humaniteit, omdat de ruimte voor een ethische afweging tot niets ineenkrimpt. Evenzo de verantwoordelijkheid die God aan mensen heeft gegeven.

De lezer die concrete oplossingen verwacht aangereikt te krijgen, zal minder tevreden zijn over deze publicatie van Februari. De kracht ervan zit vooral in de analyse. Informatietechnologie die niet wordt beteugeld zal de grondslagen van burgerschap en democratische rechtsstaat ondermijnen. De mens moet de techniek beheren en zich er niet door laten beheersen. Voor oplossing van de problematiek rondom digitalisering en datagedreven besluitvorming heeft Februari wel een advies: zelf blijven nadenken over je gedrag. Dat kan natuurlijk nooit kwaad. Mits je ook denkt vanuit het hart.


De christelijke denker en cultuurcriticus Jacques Ellul (1912-1994) schreef dit boek 75 jaar geleden. In 1951 verscheen een eerste vertaling in het Nederland. Vanwege de zeggingskracht en relevantie voor christenen vandaag heeft Frank Mulder het boek opnieuw vertaald. En daarmee bewijst hij ons een grote dienst. Want Ellul is niet zo bekend onder (reformatorische) christenen in ons land.

Voor wie een kritische doordenking wil lezen over de moderne cultuur, het streven naar vooruitgang met behulp van techniek, economie, politiek en macht, is dit boek een absolute aanrader. Nu is het wel zo dat Ellul een geheel eigenzinnige positie inneemt, bijvoorbeeld ook als het gaat om christelijke politiek. Als vertrekpunt voor zijn bezinning kiest Ellul het bekende woord van de apostel Paulus uit Romeinen 12: ‘En wordt aan deze wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.’ Dit betekent dat, zo schrijft Ellul, wij als christenen niet ‘de vorm aannemen’ van deze eeuw, ons aanpassen door stilzwijgend of onnadenkend in te stemmen met allerlei onuitgesproken regels, taboes en onbesproken waarheden die het patroon vormen van de cultuur en samenleving waarin wij leven. Er is een verandering nodig in ons denken over dingen, mensen en situaties. Dit betekent dat we alles in het licht van Christus moeten brengen, om te komen tot een nieuwe manier van begrijpen.

Dat is niet gemakkelijk, omdat de wereld zich op allerlei manieren aan ons opdringt. Ellul schetst twee verkeerde oplossingen. De eerste is dat christenen proberen het geestelijke en materiële uit elkaar te halen. Het materiële wordt van elke betekenis ontdaan door het als ‘zakelijk’ of ‘neutraal’ te zien. Vervolgens heeft hun geloof uitsluitend betrekking op geestelijke problemen, oftewel het innerlijke leven. Deze houding heeft Jezus hypocriet genoemd. Ellul typeert het als een vlucht voor je verantwoordelijkheid om zout en licht in deze wereld te zijn. De andere foutieve oplossing is het moraliseren of kerstenen van het handelen van de wereld. ‘Laten we de staat proberen christelijk te maken. Met goede instellingen en een goede moraal kunnen we de wereld verbeteren.’ Elluls typering spreekt boekdelen: dit is de wereld met een coating bedekken. ‘Smeer de duivel in met goud, kleed hem in het wit, misschien wordt hij dan wel een engel.’ Onze pogingen om de ergernis die de wereld moet zijn voor het geloof op te heffen, alsook de ergernis die het geloof moet zijn voor de wereld, blijkt de meest antichristelijke houding te zijn die mogelijk is, zo stelt Ellul. Christenen leven in een wereld waaraan zij zich niet mogen of kunnen onttrekken, anders houden ze op christen te zijn. Het christelijk leven is steeds een strijd. Deze levenshouding van gelovigen is essentieel voor Kerk èn wereld.

Christelijke ethiek is volgens Ellul geen verzameling regels, recepten en voorschriften die voor alle tijden en situaties hetzelfde zijn. Het vastklampen aan onveranderlijke morele concepten maakt de toepassing van Gods gebod op de concrete situatie gekunsteld, zo niet onmogelijk. Aan de andere kant moeten we het oordeel van de wereld durven trotseren, omdat we ons handelen toetsen aan de Bijbel. Goede christelijke ethiek is gericht op de strijd tegen de wereld en loopt uit op de eer van God. Door verkondiging en door praktisch handelen zijn christenen in deze samenleving bezig met ‘het uitkopen van de tijd’, zoals dat in Kolossenzen 4 en Efeze 5 staat. Tegenover de chaos die deze wereld bewerkstelligt, staat de orde van het behoud, die van God komt. Christenen willen zich in die laatste orde voegen, zonder er absolute christelijke en sociale principes op na te houden. ‘Er is dus geen christelijk standpunt dat geldig is voor alle tijden.’ Alle dingen moeten telkens opnieuw getoetst worden. En dan niet aan efficiëntie of succes, of andere ‘realistische’ normen. Nee, het christelijke leven heeft als doel: het bewaren voor de komst van onze Heere Jezus Christus (1 Thess. 5:23). Ellul noemt het koningschap van Jezus Christus het centrale punt waarop elk christelijk realisme gebaseerd moet zijn. Voorgaande grepen uit dit (nog steeds) inspirerende boek laten zien dat Elluls inzichten soms schuren met opvattingen en gedachten in SGP-kring. Maar om die reden moeten we dit niet ongelezen laten. Ook op onze schouders rust immers de opdracht tot voortdurende reformatie van onze denken en doen.


Mensen verwachten in de regel te veel van de wetenschap, vindt Ronald Meester. Tijdens de coronacrisis werd dat bijzonder duidelijk. Zo benadrukte minister-president Mark Rutte in zijn ‘Torentjestoespraak’ tot het volk, op 16 maart 2020, dat de regering ‘de wetenschap – en niets anders’, zou volgen als het ging om de aanpak van de coronapandemie.

Aan het begin van de pandemie, toen nog veel onbekend was over het virus, was dat een heel begrijpelijke opstelling, stelt Ronald Meester. Maar gaandeweg kwam er steeds meer duidelijkheid over het coronavirus. Toen had het beleid steeds minder iets met wetenschap uit te staan, zo oordeelt de hoogleraar waarschijnlijkheidsrekening. Er werd niet of nauwelijks nagedacht over wat de wetenschap ons nu precies wel of juist niet te vertellen heeft. ‘Wetenschap is een heel mooie, nuttige en bruikbare, maar toch ook beperkte onderneming’, zo licht Meester toe. We overvragen haar als we de wetenschap inroepen als énige redder in nood. Wanneer zo exclusief wordt vertrouwd op wetenschap, is zij in feite een nieuwe religie geworden.

Iemand met een meer gezonde kijk op wetenschap weet, beseft en houdt ook rekening met de grenzen van die wetenschap. Een technische en wetenschappelijke benadering van de wereld is eenzijdig. We proberen dan de geheimen van de wereld tot op het bot te doorgronden, terwijl de wetenschappelijke methode daar helemaal niet voor bedoeld, laat staan dat die ervoor geschikt is. Wetenschap ziet Meester als een krachtig stuk gereedschap dat mensen hebben uitgevonden om met een wereld die ze ten diepste niet kunnen begrijpen toch om te kunnen gaan (38). Een hoofdstuk verder omschrijft de auteur religie: dat is niet alleen geloven in God, maar ook een manier van omgaan met een wereld die we niet kunnen begrijpen en toch proberen te duiden met verhalen, mythes en metaforen. Op die manier helpen religies om betekenis te geven aan de wereld. Ieder mens duidt de wereld om zich heen en doet dat op uiteenlopende manieren. Die verschillende ‘verstaanswijzen’ hebben elk hun beperkingen, maar ook hun verdiensten. Het voorstel van Meester is om ze allebei in hun waarde te laten (54). Dat komt op mij net wat te relativerend over, maar deze positie biedt de auteur wel de mogelijkheid om al te hoge pretenties van wat de mens aan vooruitgang zou kunnen realiseren te ontzenuwen. Nu zegt Meester niet dat wetenschap maar ‘een mening’ is. Zeker niet. Wetenschap moeten we serieus nemen, maar we zullen ons er niet aan uitleveren.

Hoofdstuk 3 van het boek gaat over de interpretatie van getallen. Dit is het vakgebied van Meester en hij legt aan de hand van voorbeelden uit dat een cijfer een keihard gegeven lijkt, maar in de praktijk op allerlei manieren kan worden geïnterpreteerd. Hoe de interpretator over de wereld denkt, speelt daarbij een grote rol. Wat vindt hij belangrijk en waardevol? En omdat de visies op dit punt uiteenlopen, verklaart dat (mede) waarom rationele mensen tot tegengestelde conclusies kunnen komen op basis van dezelfde informatie.

De auteur bekritiseert dat politiek en samenleving zich blindstaarden op vaccins als enige uitweg uit de crisis. Over de onkritische bejegening van vaccinfabrikant Pfizer en het wegzetten van ongevaccineerden als zondebokken windt Meester zich op. De collectieve angst in de samenleving over het coronavirus, leidde volgens hem tot een enorme vooringenomenheid. En tot verbale vaccinatiedwang van minister De Jonge. Met ongekende polarisatie als gevolg. Dat had anders gekund.

Ook breekt Meester de staf over de houding van de kerken in coronatijd. Nu heeft hij in zijn boek vooral de mainstream in de protestantse kerken op het oog, maar zijn kritiek biedt reformatorische kerkgemeenschappen de mogelijkheid om ook in de spiegel te kijken. Zo vond Meester het maar raar dat de supermarkten open waren, en de kerken dicht. Is kerkgang dan niet essentieel voor mens en samenleving? Hij miste ook een uitspraak van kerken over solidariteit met ieder die door de coronamaatregelen hard werd getroffen, zoals middenstanders, studenten, etc. De geestelijke nood was vaak hoog. Waarom dan niet de kerkdeuren wijd openzetten voor wie (geestelijke) steun zoekt? De oorverdovende stilte van de kerken was opvallend.

Meester besluit zijn boek met een pleidooi voor een menselijke manier waarop wetenschap en techniek worden ingezet, waarin niet alles wat kan ook moet. Dat pleidooi wil ik onderstrepen. Het boek helpt om lessen te trekken uit de manieren waarop we tijdens de coronacrisis gehandeld hebben – of nagelaten hebben iets te doen.


De Leidse rechtsfilosoof Timo Slootweg begint zijn nieuwe boek met een stevige probleemstelling: Waaraan ontleent de mens zijn identiteit? Tegenwoordig is in recht en politiek een denkwijs dominant waarin de mens zijn identiteit ontleent aan dat wat hij bezit – ook op het gebied van kennis. Deze manier om de werkelijkheid te omschrijven voldoet echter niet, stelt de auteur.

‘Sommige mogelijke zaken, verschijnselen die in existentieel, ethisch én juridisch opzicht wel degelijk ertoe doen, en die (zoals we zullen zien) tot de tragische bestaansdimensie horen, bezitten niet een dergelijke vaste identiteit, en kunnen vanwege hun ambiguïteit en dynamiek niet in termen van eigendom begrepen worden’ (13). Slootweg wil het denken over recht en ethiek als het ware opschudden. Dit is nodig, niet alleen vanwege de mens, ‘maar ook omwille van zijn geweten, zijn ethiek en zijn zoeken naar gerechtigheid’. De denkweg die hij daartoe gebruikt is de weg van de tragedie, het ‘tragische denken’ zoals dit werd geïnspireerd door de klassieke Griekse tragedies. Volgens de weg van de tragedie moeten we ons ‘van een zeker realisme ontdoen’ (12). De manier waarop we normaalgesproken de werkelijkheid omschrijven schiet tekort. Om de werkelijkheid te kunnen begrijpen, vereenvoudigen en reduceren we die, tot alle paradoxen eruit verdwenen zijn. Juist de tragedie confronteert ons echter met de onbegrijpelijkheid van het bestaan, en met die zaken die niet voldoende door taal onder woorden gebracht kunnen worden.

Het menselijke streven om alles begrijpelijk en beheersbaar te maken, is in de loop van de geschiedenis echter sterker gebleken dan dit Griekse ‘tragische besef’. Dit resulteerde – volgens Slootweg al bij Plato – in de opkomst van het rationalisme: de werkelijkheid wordt volledig met het verstand geordend en begrepen. Dit rationalisme uit zich als het positivisme, dat ethiek losmaakt van het recht, en een vast geloof hecht aan de procedures voor besluitvorming en de opvatting van de meerderheid. De vraag naar de zin van het leven, het ‘mystieke fundament’ van wet en gezag, kan echter niet door het verstand worden beantwoord. Als contrast wil Slootweg het oorspronkelijke ‘tragische denken’ weer aan het woord laten. Daartoe bespreekt hij denkers als Nietzsche, Kierkegaard, Augustinus, Dostojevski en Tillich. Hij past hun denken toe op de democratie, het recht en de ethiek.

Slootweg boort het christelijk existentialisme en personalisme aan in een poging de democratie en het recht te voorzien van een moreel fundament. Hij appelleert en daagt uit om na te denken over onbewuste vooronderstellingen. Tegenover een filosofisch rationalisme dat heel de werkelijkheid begrijpelijk (en technisch beheersbaar!) wil maken benadrukt hij terecht de veranderlijkheid en ambiguïteit van de werkelijkheid. Hij doet dit echter zo sterk, dat het soms lijkt of er helemaal geen ware kennis en zekerheid meer mogelijk is. Slootweg schrijft bijvoorbeeld dat God de naam voor het onmogelijke is, voor dat wat de mensen niet verwachten en niet kunnen begrijpen. Dit leidt tot de volgende conclusie: ‘Iedere poging om God te identificeren, als hogere macht, als de vader van Christus, etc., gaat ten koste van onze openheid voor het evenementiële en onvoorwaardelijke zoals dat zich in ons leven zelf manifesteert’ (298). Een gezonde bijbelse theologie en dogmatiek heeft juist wel degelijk bepaalde vaste waarheden die iets zeggen over wie God is en wie de mens in verhouding tot Hem is, zonder dat daarmee meteen alle spanning uit het geloof ‘weggeredeneerd’ wordt. Eenzelfde te scherpe benadering is er in de kritiek op Plato. Slootweg ziet een scherpe antithese tussen Plato en het christelijk geloof, terwijl W. Aalders juist op de synthesen wees.

Desalniettemin bevat het boek veel waardevolle bespiegelingen. Recht, ethiek en de democratie kunnen inderdaad niet zonder een levensbeschouwelijke grondslag en Slootweg biedt in dat opzicht veel richtingwijzers. Dit betreft ook onze verhouding tot techniek: het lijkt steeds meer mogelijk om het leven technisch en wetenschappelijk te beheersen en te beïnvloeden. Tegen deze achtergrond biedt het boek belangrijke reflecties over wat het betekent om mens te zijn en te leven in een werkelijkheid die we uiteindelijk toch nooit volledig naar onze hand kunnen zetten. Tolle lege dus! Vanwege het brede palet aan besproken onderwerpen en denkers is wel filosofische en theologische voorkennis vereist.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 2023

Zicht | 100 Pagina's

Boeken schap

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 2023

Zicht | 100 Pagina's