Wat heeft Dordrecht met Katowice te maken?
Gereformeerde theologie en klimaatverandering
AbstractWhat Does Dordrecht Have to Do With Katowice? Reformed Theology and the Problem of Climate ChangeReformed Christians who deny or qualify the contemporary climate change (most probably caused by humanity) and its many baneful consequences often do so with an appeal to God’s predetermination and unceasing sustenance of the world’s climate. This essay discerns three theological lines of argument in favour of this position and briefly explores their connections with young earth creationism. Next, the essay critically assesses this appeal to God’s sovereign government in the light of a careful reading of the Canons of Dordt. It is argued that the doctrine of predestination is abused when it is invoked to downplay human responsibility. Sloth and indifference with regard to contemporary climate change are ecological sins; it belongs to the effects of God’s election that we start to hate and combat such sins.
1. Inleiding
Van 3 tot 14 december 2018 vond in het Poolse Katowice de 24ste klimaattop van de Verenigde Naties plaats. Vertegenwoordigers uit zo’n 130 landen verenigden zich om verdere besluiten te nemen over het terugdringen van de opwarming van de aarde. De doelstelling van de klimaattop was om het eerdere klimaatakkoord van Parijs handen en voeten te geven, in de hoop de opwarming te kunnen beperken tot 2 graden Celsius, bij voorkeur 1,5. De media hielden ons uitgebreid op de hoogte van de voortgang van de klimaattop. Het gaat immers om eenieders belang: te wonen op een leefbare en duurzame aarde.
In 2018 en 2019 wordt een heel andere vergadering herdacht; één die zich 400 jaar geleden afspeelde en bekend is komen te staan als de Synode van Dordrecht. 1 Dit was ook een ontmoeting van allerlei nationale en internatio- nale afgevaardigden, waarin men over een langere tijdsperiode bijeenkwam om besluiten te nemen over aangelegen kwesties van algemeen belang.
Toentertijd betrof het een geschil over de eeuwige bestemming van de mens: heeft de mens daarin als het erop aankomt toch een noodzakelijke bijdrage te leveren, zoals de remonstranten stelden, of is het zo dat God voor de volle honderd procent bepaalt wie gered zal worden en wie niet? De laatste positie, die van contraremonstranten, is zoals bekend de geschiedenis ingegaan als normerend voor de gereformeerde christelijke kerk. 2
In dit artikel ga ik na wat de raakvlakken zijn tussen de Poolse klimaattop en de Dordtse synode (met name de daar opgestelde Leerregels) en verken ik wat er in dit verband op het spel staat in de huidige christelijke discussie over klimaatverandering. Mijn vraagstelling luidt als volgt: hoe moeten christenen, in het licht van de wijze waarop de Dordtse Leerregels de verhouding tussen God en mens bezien, aankijken tegen de huidige klimaatverandering en wat staat hun daarin al of niet te doen? In deze discussie gaat het onder andere over de vraag of de huidige klimaatverandering (in elk geval grotendeels) aan de mens toe te schrijven is, zoals de overgrote meerderheid van de klimaatwetenschappers stelt, of dat we met die opvatting juist tekortdoen aan Gods regering en voorzienigheid. Het is niet zozeer de feitelijke vraag of de huidige klimaatverandering door de mens veroorzaakt wordt waar ik me op richt, als wel de theologische vraag hoe Gods handelen ten opzichte van het klimaat zich verhoudt tot dat van de mens. Daarbij ga ik er niet zonder meer van uit dat het met name (hedendaagse) remonstranten en aanverwante vrijzinnige christenen zijn die vaker oproepen tot klimaatactie op basis van een accent op menselijke verantwoordelijkheid, terwijl orthodox-gereformeerde christenen zich eerder klimaatkritisch zouden uiten op basis van hun accent op Gods voorbeschikking en voorzienigheid. Daar zou immers gericht empirisch onderzoek naar gedaan moeten worden en dat is – wat ‘groen’ denken en handelen onder diverse christenen in Nederland betreft – nog maar in beperkte mate gebeurd. 3 Toch lijkt er wel – zo constateer ik op basis van algemene bevindingen – een verband te bestaan tussen het denken over de aard van klimaatverandering en theologische overtuigingen over de rol van de mens in relatie tot Gods voorbeschikking en leiding.
De opzet is als volgt. Allereerst verken ik de raakvlakken tussen ‘Dordt’ en ‘Katowice’ en schets ik drie lijnen waarlangs het Dordtse accent op de prioriteit van Gods handelen vandaag ingezet wordt om klimaatscepsis te rechtvaardigen (§2). 4 Ik richt me daarbij niet zozeer op officiële theologische literatuur als wel op opinieartikelen van ‘gewone’ en geëngageerde christenen zoals die in de media (en ook online) te vinden zijn. Methodisch volg ik in dit opzicht de zogeheten lived religion-benadering, waarbij het geleefde geloof centraal staat ten opzichte van de officiële leer. Ik ga er daarbij van uit dat de opvattingen die in de desbetreffende opinieartikelen tot uitdrukking komen, reflecteren wat er onder groepen gelovigen leeft. Vervolgens ga ik na hoe deze argumentatielijnen al dan niet samenhangen met een specifieke positie aangaande de oorsprongsvragen, te weten het jongeaardecreationisme (§3). Kort stip ik vervolgens de notie ‘antropocentrisme’ aan in relatie tot de Dordtse synode; kan ‘Dordt’ ons wel verder helpen in de klimaatdiscussie? (§4) Daarna – en tot slot – werk ik op basis van inzichten van de synode (zoals vastgelegd in de Dordtse Leerregels) een perspectief uit waarin Gods regering en voorzienigheid en de menselijke verantwoordelijkheid elkaar niet uitsluiten maar juist samengedacht worden. Daarbij geef ik aan wat, naar mijn mening, de juiste uitkomst zou zijn van een christelijke ‘klimaatsynode’, mocht die nog eens op de agenda komen (§5). 5
2. Hoe Dordt en Katowice elkaar raken
Op het eerste gezicht hebben de klimaattop en de Dordtse synode niet zoveel met elkaar te maken. De eerste is een recente aangelegenheid en is iets van de huidige wereldpolitiek. De tweede speelde zich eeuwen geleden af en lijkt iets te zijn van de kerk toen. De Industriële Revolutie liet destijds, in de zeventiende eeuw, nog even op zich wachten. Men had nog geen vermoeden van de vlucht die verkwanseling van Gods goede schepping zou nemen. Hooguit bekommerde men zich om de rechtvaardige behandeling van dieren, of de directe viezigheid en vervuiling die men om zich heen zag. 6 Pas vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw werd de (westerse) wereld zich meer en meer bewust van de gevolgen van menselijk handelen voor het milieu. Toen ontstond er een breed gedragen milieubesef. 7
Toch zijn er meer raakvlakken tussen de klimaattop en de synode dan op het eerste gezicht lijkt. Wat met name opvalt, is dat het bij de synode draait om de invloed van de mens op diens eeuwige heil, terwijl het bij de klimaattop draait om de invloed van de mens op de toekomst (of het gebrek daaraan) van onze planeet. In beide gevallen gaat het dus om de rol die de mens speelt ten opzichte van alomvattende kwesties van ultiem heil of onheil. Als het gaat om het klimaatprobleem staat weliswaar niet onze eeuwige bestemming op het spel (althans niet in individuele zin) maar wel de toekomst van de totale wereldbevolking (hoewel sommigen meer getroffen worden dan anderen), inclusief die van onze kinderen en kleinkinderen. Het is dan ook deze parallel die mij ertoe brengt de inzichten van de synode te verbinden met het vraagstuk van klimaatverandering. Op deze manier probeer ik het gereformeerd belijden te betrekken op een urgent probleem dat in de gereformeerde theolo- gie in ons land (zoals weerspiegeld in dit tijdschrift) nog maar zelden voorwerp van reflectie is. 8
Verkenning van de christelijke klimaatdiscussie
Hoewel, zoals al naar voren kwam, vrijwel alle klimaatwetenschappers erop wijzen dat de mensheid de primaire oorzaak is van de huidige klimaatverandering, 9 is dit geen conclusie die in christelijke kring ‘zomaar’ door eenieder geaccepteerd wordt. 10 Er tekent zich in dit opzicht een nieuwe scheidslijn af, ongeveer zoals destijds die tussen de remonstranten en contraremonstranten. Het ene kamp erkent het aandeel van de mens in de temperatuurstijging op aarde en roept op te minderen met de uitstoot van broeikasgassen en de daarbij behorende levensstijl aan te nemen. Het andere kamp ontkent of bagatelliseert door de mens veroorzaakte klimaatverandering, en wijst op Gods soevereine regering van de wereld met inbegrip van het klimaat. Hoe kunnen we deze tweedeling precies begrijpen, en wat staat er op het spel?
In de tijd van de Dordtse synode was het geen vraag of de mens enige invloed had op de weers- en klimaatomstandigheden. Als het al zo was, dan legde men een relatie met goddelijke straf of zegening. Van oudsher ziet men binnen religie het luchtruim dan ook als het ‘domein van de goden’ – niet dat van de mens. 11 Ook in de Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 27, zien we dat onder meer ‘regen en droogte’ aan de soevereine God worden toegeschreven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vandaag de dag sommige christenen een uiting van menselijke hoogmoed en arrogantie zien in de veronderstelling dat wij mensen zoiets ‘verhevens’ als het klimaat zouden kunnen beïnvloeden. Dat zal God volgens hen niet toelaten omdat Hijzelf over het klimaat gaat. Meer specifiek laten zich, zo bleek uit mijn oriënterend onderzoek, in het hedendaagse debat drie argumentatielijnen voor deze gedachte onderscheiden, die achtereenvolgens teruggaan op de scheppingsleer, de voorzienigheidsleer en de eschatologie.
Allereerst zou de gedachte dat de huidige klimaatverandering ‘antropogeen‘ is en dat wij er daarom op aanspreekbaar zijn, afbreuk doen aan het werk van God als Schepper. Niet alleen heeft God de seizoenen geschapen, maar ook heeft Hij ons in Genesis 8, na de zondvloed, beloofd dat Hij de aardbodem niet meer zal vervloeken vanwege de mens, dat Hij ‘voortaan niet al het levende meer zal doden’ en dat het ritme van zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet zal ophouden (vs. 21-22). We hoeven ons dus niet al te veel zorgen te maken dat het mis zal gaan met de aarde en haar bewoners als gevolg van klimaatverandering. 12 En gesteld dat zich toch een opwarming van de aarde zou voordoen, wie zijn wij dat we deze dan zouden kunnen beteugelen, alsof we zelf aan de knoppen zitten? Een dergelijke beleving blijkt bijvoorbeeld uit de volgende uitspraak:
Het is een hoogmoedige gedachte dat wij mensen met een soort thermostaatknop de wereldtemperatuur zouden kunnen regelen. Weten van een Schepper Die het ritme van de dagen en van de seizoenen heeft gemaakt, bewaart voor excessieve angst voor klimaatverandering. 13
Christenen die zich wél zorgen maken over hun bijdrage aan klimaatverandering en die pleiten voor meer duurzaamheid, worden dan ook bekritiseerd. Zo staat er enigszins vermanend op een Amerikaanse christelijke website: ‘Wat is jouw wereldbeeld? Vertrouw je erop dat God alles perfect ontworpen en geschapen heeft, en dat Hij het beste met je voorheeft, of maak je je voortdurend zorgen dat de planeet op tilt slaat?’ 14 Ofwel ‘klimaatchristenen’ worden beschouwd als doemdenkers die niet zoveel vertrouwen hebben in het scheppingswerk van God en de daaraan ontspringende voortgaande zorg van God voor de aarde. Het is, kortom, de scheppingsleer waarop men zich hier beroept: God voert een perfect klimaatbeleid en de mens gaat daar niet over – niet ten kwade en niet ten goede.
Een tweede, nauw gerelateerde manier waarop men in dit christelijk discours de rol van de mens in klimaatverandering minimaliseert, is door te wijzen op de rol van natuurlijke oorzaken die men onder Gods voorzienigheid verantwoordelijk houdt voor de verandering van het klimaat. Denk bijvoorbeeld aan veranderende zonneactiviteit, verschuiving van de continenten, vulkaanactiviteit en lucht- en zeestromingen. Het verschil met de eerste argumentatielijn is dat hier niet ontkend wordt dat het klimaat momenteel (in vergelijking met de afgelopen eeuwen) aan een proces van opwarming onderhevig is. Het uitgangspunt is hier: klimaatverandering is van alle tijden. Wat we vandaag zien, past in een patroon dat zich al eeuwenlang (of nog veel langer) zo voordoet. Er is dus geen reden tot bijzondere zorg, of om te denken dat de mens ditmaal de aanjager is. Deze vorm van klimaatscepsis – het zijn natuurlijke oorzaken – wordt ook door seculiere denkers en opiniemakers geuit. 15 En, zo voegen christelijke klimaatsceptici eraan toe, die cycli zijn zo ingesteld door God. Natuur en goddelijk bewind bijten elkaar in dit perspectief dus niet maar gaan samen (conform de concursusgedachte in de klassieke providentieleer). Dit type argumenten is binnen christelijke kring dus met name gerelateerd aan de voorzienigheidsleer. Een typerende uitspraak luidt bijvoorbeeld: ‘De aarde warmt op, maar het is niet jouw schuld.’ 16
Ten derde, naast argumenten vanuit de scheppings- en voorzienigheidsleer, brengen klimaatsceptische christenen ook de eschatologie in stelling tegen de these dat de huidige klimaatverandering op een verwijtbare manier op menselijk handelen terug zou gaan en daarom bestreden zou moeten worden. Hier is de gedachte niet dat de huidige klimaatverandering uitsluitend door natuurlijke factoren veroorzaakt wordt; men sluit niet (noodzakelijkerwijs) uit dat deze (mede) aan de mens te wijten is. De verontrustende klimaatverschijnselen die wetenschappers waarnemen zijn er in elk geval inderdaad en hebben ook de dramatische gevolgen die zij voorzien. Echter, deze behoren bij de eindtijd. Met andere woorden, het gaat om gebeurtenissen die, of de mens er nu de hand in heeft of niet, door God gewild en voorzegd zijn. In die zin zijn ze niet direct problematisch, want we wisten al dat dit gebeuren zou. In elk geval hoeven we ons niet druk te maken over het opraken van grondstoffen en de gevolgen van onze uitstoot, aangezien dit alles deel uitmaakt van Gods tevoren vastgestelde (zo men wil: gepredestineerde) beleid.
Typerend is bijvoorbeeld de volgende uitspraak van ondernemer Johan Huibers, die in Nederland en daarbuiten bekend is vanwege zijn replica van de ark van Noach:
Duurzaamheid is religie geworden. Ik vlieg niet minder omdat het slecht is voor het milieu en ik rij er ook niet minder om. Het heeft geen effect. (...) De noordpool smelt, dat doet God. In Jesaja staat het al: de hemellichamen zullen wankelen, de aarde zal tollen als een dronkeman. We zijn er bijna, we leven in de eindtijd. Dat ga ik nog meemaken, zeker weten. 17
Sommigen gaan in dit verband zo ver te stellen dat het een positieve zaak – of zelfs een opdracht – voor mensen is om broeikasgassen in de lucht te brengen, want zo brengen we de verloren gegane paradijselijke weelderigheid van Eden opnieuw in het eschatologische vizier. 18 Hoe sneller de aarde eraan gaat, des te eerder dient het Koninkrijk zich aan... 19
Het andere christelijke kamp, dat stelt dat mensen de primaire aanjagers zijn van de huidige klimaattrend, laat een heel ander geluid horen. Zo wijst men erop dat het merendeel van de wetenschappers een duidelijk verband legt tussen menselijk handelen en opwarming van de aarde, met talloze schadelijke effecten voor onszelf en toekomstige generaties. Zijn we dan niet juist naïef en eigengereid als we het tegenovergestelde beweren? Blijkbaar laat God toe dat we oogsten wat we zaaien. Hij beschermt ons toch niet altijd tegen de gevolgen van onze zonde? In plaats van barrières op te werpen, en ons te verstoppen achter enkele wetenschappers die nog wat twijfel uiten, kunnen we maar beter erkennen dat we in onze hebzucht en expansie de regelmaat van de schepping verstoren. Is het niet gek dat juist christenen, die toch bereid zouden moeten zijn de eigen tekortkomingen onder ogen te zien, van zich afwijzen en zo de eigen niet-duurzame levensstijl legitimeren? En dat onder de vrome dekmantel van Gods scheppingswerk en voorzienigheid? 20 Men betoogt verder dat uitzien naar een nieuwe hemel en aarde juist om actief rentmeesterschap vraagt in plaats van dat het ons vrijstaat aardse rijkdommen op te souperen et cetera. 21
In een pamflet gericht aan zijn christelijke geloofsgenoten, beschrijft Koos van Noppen christenen die (naar zijn maatstaven) een zekere graad van ‘milieubewusteloosheid’ aan de dag leggen (o.a. met hun ongebreidelde consumentengedrag) als ‘messentrekkers bij de Nachtwacht’. Net zoals een zekere W.A. de R. uit Bloemendaal ooit met een tafelmes krassen maakte op het beroemde doek, beschadigen velen tegenwoordig ‘de schoonheid van de schepping’. En dat ook nog eens ‘in aanwezigheid van de Kunstenaar’. 22 In tegenstelling tot de sussende houding van sommigen (God houdt alles immers wel in zijn hand etc.), stelt Van Noppen: ‘[M]ijn betrokkenheid bij het christelijk geloof maakt het probleem niet kleiner, eerder groter.’ 23 Hij beleeft het kerkelijke votum ‘Onze hulp is in de naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft, die trouw houdt tot in eeuwigheid en niet laat varen het werk van zijn handen’ dan ook steeds vaker niet als ‘de beoogde bemoedigende proclamatie’ maar als ‘een woord dat ons diep-schuldig doet staan’. Als God trouw blijft, waarom laten wij het dan afweten? 24
Trees van Montfoort, die in haar boek Groene Theologie nadenkt over de relaties tussen duurzaamheid en geloof, en theologie en ecologie, benadrukt in een interview in Trouw dat het een goede zaak is dat christenen meedoen in acties als een klimaatmars. Zo dragen ze hun steentje bij. Toch onderstreept ze ook het belang van een gedegen theologische onderbouwing (‘[h]et gaat niet alleen om doen, maar ook om denken’) en reflecteert ze op de menselijke verantwoordelijkheid als volgt:
Mensen hebben een verantwoordelijkheid, daarin verschillen ze van planten en dieren. Maar verantwoordelijkheid is iets anders dan denken dat je alles onder controle hebt, dat je er boven staat. Het is belangrijk om te beseffen dat we het niet helemaal in eigen hand hebben. Het klimaat is een systeem dat te groot is om te bevatten. Het betekent niet dat je niets moet doen, maar je moet wel je beperkingen zien. 25
Volgens Van Montfoort is het onder ogen zien van onze verantwoordelijkheid, en het meelopen in een klimaatmars, dus niet hetzelfde als menen alles naar onze hand te kunnen zetten en als mensheid een soort ‘superpower’ te zijn. 26 Op deze wijze onderscheidt ze zich van de eerdergenoemde kritieken waarin de zorg om menselijke hoogmoed doorklonk, alsof we met klimaatacties Gods zorg voor de aarde zouden miskennen.
Zo blijkt dat christenen, vanuit allerlei achtergronden en motieven, sterk van mening verschillen over de rol van menselijk handelen in het licht van de huidige klimaatontwikkelingen. Doet God alles, of een deel? Doet de mens alles, of een deel? Doet de natuur, zo door God geschapen, alles of een deel? En wat is in dit alles al dan niet onze opdracht? Dit zijn vragen die ons herinneren aan de complexe uitdagingen van de zeventiende-eeuwse synode. Ook omdat er in de christelijke klimaatdiscussie niet alleen puur religieuze vragen op de agenda staan, maar er ook allerlei maatschappelijke, politieke en economische belangen meewegen op de achtergrond. 27 Dat was bij de Dordtse synode al niet anders. 28
3. Jongeaardecreationisme en klimaatscepticisme
Wat in het bijzonder opvalt in het landschap van christelijke opinieartikelen, is de relatie tussen de hierboven beschreven vormen van klimaatscepticisme en jongeaardecreationisme. 29 Ik ga hieronder kort in op deze verbanden.
Ten aanzien van de eerste twee (nauw gerelateerde) argumentatielijnen, waarin men zich klimaatkritisch opstelt vanuit een beroep op Gods scheppingswerk en voorzienigheid, redeneren sommige jongeaardecreationisten als volgt: als de aarde al miljoenen jaren oud is, dan lijkt de huidige klimaatverandering buitengewoon snel te gaan. Klimaatveranderingen in het verleden verliepen immers veel geleidelijker (zo veronderstelt men). Het lijkt dus alsof we met een verstoring van het natuurlijke patroon te maken hebben. Zo komt het dan ook dat de meerderheid van de wetenschappers in antropogene klimaatverandering gelooft. Als we daarentegen uitgaan van een aarde van zo’n zesduizend jaar oud, dan volgden al die warmere en koudere perioden elkaar veel sneller op. De temperatuurstijgingen verliepen dan dus altijd al in een hoger tempo. Het ligt, kortom, meer voor de hand dat wat we vandaag de dag constateren gewoon in de aardse cycli past dan dat wijzelf de drijvende oorzaak zijn. Hooguit dragen we er op relatief kleine schaal aan bij, door onze CO₂-uitstoot. 30 Zo stelt een creationistische webauteur in dit verband:
Als je uitgaat van Gods woord, dan hoeven klimaatveranderingen ons niet te alarmeren. Als je uitgaat van menselijke [d.w.z. evolutionaire] assumpties over het verleden, dan zijn mensen direct verantwoordelijk voor recente veranderingen in het klimaat. 31
Zo zien we dat de creationistische afwijzing van de evolutietheorie hier het uitgangspunt vormt om de these van antropogene opwarming te bekritiseren.
Wat men in dit verband verder aandraagt, nu nadrukkelijker gerelateerd aan de voorzienigheidsleer, is dat ‘evolutionisten’ – vanwege hun veronderstelde geloof in een volstrekt toevallig ontstaansproces – zich veel meer zorgen te maken hebben over wat er zou kunnen gebeuren met het klimaat. Zij voelen zich immers overgeleverd aan een onvoorspelbare natuur, die hun belangen niet op het oog heeft (zoals God dat wel heeft). Mensen die uitgaan van een schepping door een goede en almachtige God weten zich op dit punt daarentegen gerustgesteld. God houdt immers alles in de hand, en staat ‘boven’ de natuur met haar klimaatveranderingen. 32
Ten aanzien van de derde argumentatielijn, waarin de mens geen maatregelen hoeft te nemen tegen klimaatverandering omdat haar verschijnselen (zoals extreme weerpatronen) bij de door God voorzegde eindtijd horen, lijkt er ook een (potentieel) verband met vormen van creationisme. Als men het (wereld)beeldgehalte van apocalyptische teksten zoals in Openbaring niet inziet, door deze net als Genesisteksten (te) letterlijk te lezen waarbij men bepaalde bijbels-literaire stijlen en genres miskent, 33 kan de conclusie immers inderdaad luiden dat klimaatverandering (en al wat de mens daaraan bijdraagt) de wederkomst dichterbij haalt. Er ontstaat dan zoiets als ‘hermeneutische kortsluiting’. 34
Maar in weerwil van een dergelijke ‘kaping’ van klimaatscepsis door (sommige) creationisten kunnen ook christenen die als het gaat om de oorsprongsvragen een andere positie innemen, zoals theïstisch evolutionisten, zich potentieel herkennen in de bovenstaande gedachtengangen. Ook zij zien de schepping en het functioneren van de aarde bijvoorbeeld niet als een volkomen willekeurig proces, maar als een (in meerdere of mindere mate) door God geleid gebeuren. 35 Ook wanneer men het jongeaardecreationisme afwijst, kan ‘het gevaar’ van klimaatverandering dus van de hand gewezen worden met een beroep op Gods voorzienigheid. Dit beroep is dus geen unique selling point van het creationisme.
Wel lijken theïstisch evolutionisten minder geneigd om antropogene opwarming te ontkennen. Een voor de hand liggende oorzaak is dat zij – door de bank genomen – positiever staan tegenover (seculiere) wetenschap en haar resultaten. Dat blijkt uiteraard al uit de beaming van de wetenschappelijke consensus ten aanzien van de evolutionaire geschiedenis van de aarde.
Wat in het creationisme opvalt, is dat een letterlijke lezing van Genesis (ten aanzien van een zesdaagse schepping) leidt tot scepsis ten aanzien van de evolutiebiologie maar in het verlengde daarvan ook hand in hand kan gaan met een algemeen wantrouwen jegens klimaatwetenschap. 36 Klimaatweten schappers gebruiken namelijk evolutionaire modellen in hun theorievorming, en dat maakt hun aannames en conclusies dus bij voorbaat twijfelachtig. Ook de boodschap dat de huidige klimaatverandering antropogeen is, moet dus niet zomaar overgenomen worden maar eerst de ‘toets van de Bijbel’ doorstaan. Daarbij argumenteert men vanzelfsprekend vanuit een creationistisch paradigma, wat andere verklaringen van klimaatverandering oplevert dan de wetenschappelijke consensus. Zo luidt een dominante theorie dat de wereldwijde zondvloed van zo’n 4300 jaar geleden – met al zijn enorme gevolgen – een belangrijke oorzaak is van de recente opwarming van de aarde (wat ironisch genoeg alsnog ‘antropogeen’ kan worden geduid, maar niet tot inzet voor klimaatbehoud hoeft te leiden). Zonder de erkenning van zo’n wereldwijde vloed – wat men evolutietheoretici verwijt – zou het niet mogelijk zijn de dynamiek van klimaatverandering in heden en verleden accuraat te begrijpen. 37
Kortom: in creationistische klimaatscepsis spelen argumenten vanuit Gods scheppingswerk en voorzienigheid een prominente rol. Daarbij is ook een algeheel wantrouwen in de (evolutionair bepaalde) klimaatwetenschap aan de orde. Vergelijkbare vormen van klimaatscepsis kunnen echter ook vanuit andere, bijvoorbeeld evolutionair-theïstische posities opkomen, omdat ook daarin het beroep op Gods voorzienigheid gebruikt kan worden om onze verantwoordelijkheid voor het klimaat te relativeren of ontkennen. Weliswaar zal dat minder vaak gebeuren, omdat men meer onder de indruk is van de wetenschappelijke gegevens die op het ongebruikelijke en antropogene karakter van de huidige klimaatverandering wijzen. Maar het is dus, ondanks het actieve geluid van creationisten in de christelijke klimaatdiscussie, niet terecht om deze te vereenzelvigen met de evolutiecontroverse onder christenen: de posities lopen niet noodzakelijkerwijs parallel.
4. Antropocentrisme
Welke hulp kan ‘Dordt’ nu bieden om in deze discussie verder te komen? In eerste instantie lijkt het niet voor de hand liggend om zulke hulp in de Leerregels te zoeken. De geschapen werkelijkheid is hier immers niet in het vizier – alle aandacht gaat uit naar het al dan niet uitverkoren individu (alsook in het verband van de christelijke gemeente; ‘de bruid’).
De synode staat wat dat betreft in een lange traditie waarin de wereld niet meer is dan het decor waartegen de menselijke heilsgeschiedenis zich voltrekt, zonder dat men veel oog had voor Gods bemoeienis met het niet-menselijke leven en de schepping als geheel. Toch lieten sommige reformatoren hier al een ander geluid horen. Het was Calvijn die sprak over de wereld als het theater van Gods glorie, 38 en Martin Bucer die in zijn commentaar op Romeinen 8:19-22 op opvallend modern aandoende wijze de verbondenheid van mens en schepping benadrukte, en overpeinsde:
Is er wel één schepsel in de lucht, op de aarde, in het water, dat wij niet vernielen, dat wij niet bederven? Geen vogel vliegt zo hoog aan de hemel, geen vis zwemt zo diep in de zee, geen dier woont zo ver weg in eenzame oorden, of wij brengen het in onze macht, wij doden het. Geen fysieke kracht, geen behendigheid, nog veel minder sluwheid of list kunnen hen redden voor onze vernietigende kracht. Geen rots is zo hard, geen berg zo hoog en geweldig, geen boom zo statig en volgroeid: alles kunnen wij aan stukken slaan. 39
Dat is een confronterende spiegel: alles bederven wij, alles doden wij, alles kunnen wij aan stukken slaan. Zelfs het klimaat – als onderdeel van Gods goede scheppingswerk – blijken we dus te kunnen verstoren. Zouden we vandaag een christelijke klimaatsynode houden, dan zouden dus ook dit soort stemmen klinken.
5. De uitkomst van een ‘klimaatsynode’
Wat zou nu de juiste uitkomst zijn van een klimaatsynode die de Dordtse Leerregels – als toespitsing van een breder gereformeerd-theologisch perspectief – betrekt op de hedendaagse discussie over de opwarming van de aarde? Zonder, vanwege de beperkte omvang van dit artikel, recht te kunnen doen aan alle genoemde nuances, wil ik in grote lijnen een richting wijzen. Mijn stelling is dat het onjuist is om de ernst van de huidige klimaatverandering te bagatelliseren of ontkennen met een beroep op Gods scheppingswerk en voorzienigheid.
Ten eerste is dit wetenschappelijk onhoudbaar met het oog op de bijnaconsensus onder klimaatwetenschappers dat de huidige opwarming van de aarde het gevolg is van de menselijke plundering van natuurlijke rijkdommen. Deze wetenschappers lezen als het ware het ‘boek van de natuur’, het eerste boek waarin God zich laat kennen (NGB art. 2), en zij constateren dat wij mensen de sporen van God die zich daarin bevinden (vaste seizoenen etc.) vrijwel onherkenbaar maken. Het lijkt me dat het voor christenen (voor zover ‘leken’ op dit gebied) niet aangaat om zo’n stand van zaken onder het tapijt te schuiven. Een beroep op het gegeven dat klimaatverandering van alle tijden is, zoals in de tweede vorm van klimaatscepsis (gericht tegen het antropogene karakter van de klimaatverandering), is dan ook moeilijk te handhaven.
Klimaatveranderingen in het verleden kenden diverse natuurlijke oorzaken, maar het lijdt ditmaal vrijwel geen twijfel dat ‘oorzaak nummer één’ ons menselijk handelen betreft, en dat dáár dan ook de oplossing van het probleem gezocht moet worden. 40
Ten tweede geldt echter, dat ook al zouden klimaatwetenschappers ongelijk hebben door de huidige klimaatverandering grotendeels op menselijk conto te plaatsen, dat ons nog niet ontslaat van de plicht ons een duurzame levensstijl aan te meten. We ervaren immers (of vernemen bijvoorbeeld via het nieuws) wat voor desastreuze effecten de opwarming van de aarde heeft. Denk aan extremere weersomstandigheden, en zogeheten ‘klimaatvluchtelingen’ elders in de wereld. Ook als deze opwarming een volstrekt natuurlijk proces zou zijn, behoort het nog steeds tot onze opdracht om haar tegen te gaan om zo de aarde te beheren en bewaren – en op die manier toekomstbestendig te maken. Dat is zelfs precies wat het volgens vele bijbelwetenschappers betekent dat we geschapen zijn naar Gods beeld. 41 Dus los van de vraag naar de precieze oorzaken van de huidige klimaatverandering, behoort het tot onze roeping om de verregaande gevolgen ervan voor mens, dier en milieu te bestrijden, onder meer door een kritische houding aan te nemen jegens het westerse ongebreidelde consumentisme.
Ten derde, en dat is waar het me nu vooral om gaat, staat christelijke klimaatscepsis op gespannen voet met de theologie en spiritualiteit van de Dordtse Leerregels. Want hoewel deze het volle pond geven aan Gods voorbeschikking (of beter: zijn eeuwige en soevereine wilsbesluiten), laten ze tegelijk ook alle ruimte voor de menselijke verantwoordelijkheid. De mens wordt niet buitenspel gezet, alsof zijn doen en laten irrelevant zouden zijn. De Leerregels stellen juist dat de genade van de wedergeboorte niet in mensen werkt als in ‘stokken en blokken’ (zie III/IV.16). 42 Met andere woorden: verkiezing en verantwoordelijkheid vormen geen zero-sum game, alsof naarmate je het één meer benadrukt je het ander minder serieus zou moeten nemen. 43 De notie van Gods soevereiniteit is in de gereformeerde theologie nooit bedoeld geweest om de menselijke verantwoordelijkheid lichtvaardig te nemen. 44 De Leerregels beogen dan ook geen ‘lijdelijkheid’ te bewerken (al is dat helaas wel vaak gebeurd). Typerend is dat verkiezing en verantwoordelijkheid er niet tegen elkaar uitgespeeld worden maar juist beide gehandhaafd worden (vgl. bijv. III/IV 17), ook al krijgen we beide met ons denken niet bij elkaar. 45 Voor de klimaatdiscussie betekent dit, dat het (terechte) beroep op Gods voorzienigheid nooit gebruikt mag worden om onze verantwoordelijkheid te ontlopen of te relativeren.
Daar komt nog iets bij. Ook al worden we volgens Dordt in eerste instantie uitgeschakeld bij de totstandkoming van ons heil, aangezien God ‘zonder ons in ons werkt’ (III/IV 12), in tweede instantie worden we toch weer ingeschakeld. Want in de wedergeboorte ‘wordt de wil, die vernieuwd is, niet alleen door God aangedreven en bewogen, maar door God bewogen, werkt deze zelf ook’ (idem), zodat ‘een gewillige en oprechte gehoorzaamheid door de Geest de overhand begint te krijgen’ (III/IV 16). Zo’n visie is – verrassend genoeg – ook in de klimaatdiscussie een behulpzame sleutel. Want ook ten aanzien van het klimaat geeft het geen pas om een ‘lijdelijke’ houding aan te nemen, alsof we stokken en blokken zijn die slechts passief en machteloos hebben te wachten op de nieuwe hemel en aarde. Verkiest God ons niet tot zijn dienst, als verantwoordelijke rentmeesters in het bewerken en onderhouden van de schepping (en dus ook het klimaat)? 46 Als God ons daarbij doet heersen over zijn werken, en alles onder onze voeten heeft gelegd (Psalm 8:5-7), is het ongetwijfeld niet de bedoeling dat we dat alles met voeten treden.
Daarnaast onderstrepen de Leerregels, in het licht van de leer van de verkiezing, dat het niet de bedoeling is dat mensen verslappen of zorgeloos gaan leven (zie I.13). Integendeel, ‘[a]an de ervaring en de zekerheid van hun verkiezing ontlenen Gods kinderen dagelijks meer reden om zich voor God te verootmoedigen, de diepte van Zijn barmhartigheid te aanbidden, zich van de zonde te reinigen en Hem, Die hen eerst zo uitmuntend heeft liefgehad, vurige wederliefde te bewijzen’. 47 Het is interessant om na te gaan wat ‘zich van zonden reinigen’ zou kunnen betekenen als het gaat om onze ecologische zonden, zoals onnodige vlieguren, onnodig veel vleesconsumptie et cetera. Zouden we die ook niet ‘hoe langer hoe meer’ moeten ‘haten en ontvluchten’ (HC antw. 89)? In elk geval dienen we de omgang met het klimaat niet slechts vanuit de scheppings- en voorzienigheidsleer (met eventueel nog de eschatologie) aan de orde te stellen, maar minstens zozeer vanuit de heiligingsleer – en als we uitgaan van antropogene klimaatverandering ook vanuit de zondeleer. Wie dat doet kan niet verslappen of zorgeloos worden ten aanzien van het welzijn van de schepping vanuit het idee dat het uiteindelijk God is die haar leidt en voltooit (hoe waar dat op zichzelf ook is). Klimaat- verantwoordelijk gedrag als ‘vrucht van dankbaarheid’ in een leven dat gericht is op de wil van God doet daarentegen recht aan het geheel van het christelijk getuigenis. 48
Het juiste klimaatperspectief lijkt me er daarom een dat de noties van Gods regering en voorzienigheid en menselijk handelen op elkaar betrekt zonder ze afbreuk aan elkaar te laten doen. Aan de ene kant is het God die op volkomen en getrouwe wijze zorgdraagt voor zijn schepping, en die schepping ook tot voltooiing brengt. Enige geruststelling mag ons dat zeker geven.
Paus Franciscus zegt het prachtig in zijn encycliek Laudato Si': ‘Mogen onze strijd en onze zorg voor deze planeet ons de vreugde en de hoop niet ontnemen!’ 49 Aan de andere kant dragen we als mensen een hoge mate van verantwoordelijkheid, en zijn er ook grote consequenties als we die verzaken.
Dat zien we in de verdergaande opwarming van de aarde, met alle (overwegend) negatieve gevolgen van dien. Denk bijvoorbeeld aan oogsten die mislukken en dorpen die onder water lopen, maar ook de vele diersoorten die uitsterven of met uitsterven bedreigd zijn. De Zuid-Afrikaanse, gereformeerde ecotheoloog Ernst M. Conradie spreekt in dit verband inderdaad gericht van ecologische zonden waaraan we ons schuldig (kunnen) maken. 50 Dat is een perspectief dat zeer serieus te nemen valt; orthodox-gereformeerde christenen kennen van oudsher immers een grote invloed toe aan de zonde (vgl. bijv. DL III/IV, 1 en 4), die zelfs in staat is Gods scheppingswerk te ontwrichten en kapot te maken. Zo vreemd is het dus niet om de door ons veroorzaakte ‘klimaatschade’ in dát licht te bezien, wat nog een reden te meer is om gepaste maatregelen te nemen dan wel ons daarachter te scharen.
Een christelijk besef van Gods voorbeschikking en leiding, en van eigen kleinheid en onmacht, mag in elk geval niet worden aangewend om bij de pakken neer te zitten of de kop in het zand te steken – de grotendeels door ons veroorzaakte opwarming van de aarde is reëel. 51 Het is God die de aarde oordeelt en redt, en zeker niet de mens, maar God schakelt ons daar wel bij in.
Ook de hedendaagse contraremonstrant heeft alle aanleiding om zich te voegen naar het beleid van ‘Katowice’, in plaats van kritisch aan de zijlijn te blijven staan met een beroep op Gods eeuwige raad. 52
E. van Urk is werkzaam als promovenda aan de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze studeerde psychologie en theologie.
Haar onderzoek richt zich op christelijke en seculiere denkbeelden over ecologische verantwoordelijkheid.
1 Zie de centrale website van de ‘Ode aan de Synode’-viering: https://www.synode400.nl/ ode-aan-de-synode/; vgl. ook https://www.refo500.com/400-jaar-dordt/.
2 Zie voor een recente inleiding W. Verboom, De belijdenis van een gebroken kerk. De Dordtse Leerregels – voorgeschiedenis en theologie (Zoetermeer 2005), of beknopter Gijsbert van den Brink, Dordt in context: Gereformeerde accenten in katholieke theologie (Heerenveen 2018).
3 Zie voor empirisch onderzoek onder Nederlandse christenen, o.a. naar ecologische attitudes, bijv. Blauw Research, ‘Rechtvaardigheid: waarom doen we dat (niet)? Resultaten Micha monitor 2014,’ https://www.michanederland.nl/wp-content/uploads/2014/05/ 2e-Micha-Monitor-2014.pdf. Daaruit kwam (opvallend genoeg) naar voren dat bij bevindelijk- en orthodox-gereformeerden de plicht om goed voor de aarde te zorgen een iets belangrijkere rol speelt dan bij andere christelijke stromingen. Maar deze groepen scoorden ook (net als evangelischen) iets hoger op de stelling ‘de natuur gaat haar eigen gang, daar hoeven we ons niet druk over te maken’ (p. 24). Wat concreet ‘groen’ gedrag betreft werden nauwelijks verschillen gevonden tussen de onderzochte christelijke stromingen (p. 26). Zie verder bijv. J. Graafland en S. de Jager, ‘Sociaal verantwoorde consumptie en levensovertuiging,’ Radix 41, nr. 3 (2015): 222-230. Verder wees recent onderzoek onder Nederlanders, in opdracht van Binnenlands Bestuur, uit dat SGP-stemmers meer uitstoten dan CU-stemmers, maar minder dan CDA-stemmers (waarbij uiteraard tal van factoren een rol kunnen spelen). Zie https://ioresearch.nl/Home/Nieuws/duurzaam-denken-isnog-niet-duurzaam-doen#.XIei1yhKg2w.
4 Onder klimaatscepsis versta ik opvattingen die het overwegend ‘antropogene’ (door mensen teweeggebrachte) karakter van de huidige klimaatverandering ontkennen of bagatelliseren, en/of waarin men geen maatregelen en gedragsveranderingen noodzakelijk acht om de opwarming van de aarde (door de uitstoot van broeikasgassen e.d.) tegen te gaan.
5 De manier waarop ik in dit artikel inspiratie put uit de synode en de Leerregels, kan begrepen worden als een vorm van retrieval, en in het verlengde daarvan als een ‘ode aan de synode’.
6 Zie bijv. de ‘environmental history timeline’ van Bill Kovarik (Ph.D.) op http://environmentalhistory.org/ancient/renaissance-16th-17th-centuries/ (geraadpleegd op 14 december 2018).
7 Belangrijk was de publicatie van het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome (1972). In de Amerikaanse context verwijst men daarbij ook vaak naar de publicatie van Rachel Carson’s Silent Spring (1962), waarin zij de gevolgen van pesticiden voor het milieu beschrijft. Zie bijv. Mark R. Stoll, Inherit the Holy Mountain: Religion and the Rise of American Environmentalism (New York 2015), 8.
8 Wel is er uiteraard geschreven over de relatie tussen gereformeerde theologie en milieuzorg in algemene zin. Zie bijv. recent nog Henk Jochemsen, ‘The Relationship between (Protestant) Christianity and the Environment is Ambivalent,’ Philosophia Reformata 83, nr. 1 (2018): 34-50 en Michael S. Northcott, ‘Reformed Protestantism and the Origins of Modern Environmentalism,’ Philosophia Reformata 83, nr. 1 (2018): 19-33. Jochemsen stelt hier dat de relatie tussen het gereformeerd protestantisme en (vormen van) milieuzorg complexer en ambivalenter is dan de positieve wijze waarop Northcott deze presenteert. Verder constateert hij dat onder orthodoxe protestanten in Nederland (en daarbuiten) het besef groeit dat armoedebestrijding hand in hand dient te gaan met milieuzorg. De achteruitgang van het milieu heeft immers grote gevolgen voor de armen van deze wereld.
9 Zie voor een goed overzicht van de wetenschappelijke stand van zaken omtrent de huidige klimaatverandering de rapporten van het VN-klimaatpanel Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), https://www.ipcc.ch/.
10 In dit artikel richt ik me op de klimaatdiscussie onder christenen, zonder een vergelijking te maken met seculiere of anders gekleurde argumenten m.b.t. de feitelijkheid van antropogene klimaatverandering. Een enkele keer noem ik een parallel.
11 Zie Mike Hulme, ‘The Conquering of Climate: Discourses of Fear and Their Dissolution,’ The Geographical Journal 174 (2008): 5-16.
12 Zie bijv. in het Reformatorisch Dagblad het opinieartikel van T. Bakker, ‘Klimaatalarmist rekent niet met Gods onderhouding van de schepping,’ https://www.rd.nl/opinie/klimaatalarmist-rekent-niet-met-gods-onderhouding-van-de-schepping-1.1409837 (geraadpleegd op 11 december 2018). Vgl. in de Amerikaanse context Alan White, ‘Should We Be Concerned About Climate Change?,’ op https://answersingenesis.org/environmental-science/climate-change/should-we-be-concerned-about-climate-change/ (geraadpleegd op 11 december 2018).
13 Wim Eradus, ‘Klimaatverandering is van alle tijden,’ op https://www.rd.nl/opinie/klimaatverandering-is-van-alle-tijden-1.512913 (geraadpleegd op 11 december 2018).
14 Dit door mij vertaalde citaat is afkomstig uit het opinieartikel van White, ‘The Globe Is Warming, But It’s Not Your Fault!’.
15 Zie bijvoorbeeld de seculiere, Engelstalige documentaire ‘The Great Global Warming Swindle’ (2007) waarin de bijdrage van de mens aan de huidige opwarming van de aarde sterk in twijfel wordt getrokken en men uitgaat van overwegend natuurlijke oorzaken zoals veranderingen in zonneactiviteit. Deze documentaire werd gelanceerd als tegenreactie op Al Gore’s ‘An Inconvenient Truth’ (2006). Verder valt in de Nederlandse context te denken aan Thierry Baudet van Forum voor Democratie, een uitgesproken klimaatscepticus. Zie voor een indruk van de opvattingen van Baudet bijvoorbeeld dit krantenartikel in het NRC: https://www.nrc.nl/nieuws/2018/01/12/het-klimaat-trekt-zich-niets-aan-van-watwe-vinden-a1588124https://www.nrc.nl/nieuws/2018/01/12/het-klimaat-trekt-zich-nietsaan-van-wat-we-vinden-a1588124 (geraadpleegd op 14 maart 2019).
16 Zie bijv. de eerder geciteerde bijdrage van Wim Eradus en ook weer Alan White.
17 Zie Johan Huibers, ‘Tegen het kwade aan,’ op https://www.nd.nl/nieuws/geloof/tegen-hetkwade-aan.3069011.lynkx (geraadpleegd op 22 december 2018).
18 Zie bijv. Russ Humphreys, ‘God’s global warming worked just fine,’ op https://creation. com/global-warming-facts-and-myths (geraadpleegd op 30 december 2018). Humphreys merkt op: ‘It is ironic that our technology is pumping carbon buried by the Flood back into the earth’s biosphere, perhaps in preparation for a time when the earth will again be like Eden—at least in terms of the climate.’
19 De in de Verenigde Staten werkzame Michel van der Hoek verhaalt in het Nederlands Dagblad (in een opinieartikel over evangelicale steun voor Trump) het volgende: ‘Zo zei een evangelisch christen tegen mij dat ze bewust niet aan afvalscheiding doet, want “als het milieu daadwerkelijk verpest is, dan komt Jezus terug”.’ Zie Michel van der Hoek, ‘Steun van evangelicalen voor Donald Trump is wankel,’ https://www.nd.nl/nieuws/opinie/ opinie-steun-van-evangelicalen-voor-donald-trump.3267800.lynkx (geraadpleegd op 12 maart 2019).
20 Zie voor opinieartikelen in deze lijn bijv. Johan Graafland, ‘Klimaatverandering onzin?,’ https://www.rd.nl/opinie/column-klimaatverandering-onzin-1.1353102 (geraadpleegd op 11 december 2018); Jacob Meijer en Rinske Meijer-Rijfers, ‘Christen moet voorlopen op klimaatalarmist,’ https://www.rd.nl/opinie/christen-moet-voorlopen-op-klimaatalarmist- 1.1411139 (geraadpleegd op 11 december 2018).
21 Zie W. de Kloe, ‘Uitzien naar nieuwe hemel en nieuwe aarde vraagt om actief rentmeesterschap,’ https://www.rd.nl/opinie/uitzien-naar-nieuwe-hemel-en-nieuwe-aarde-vraagt-omactief-rentmeesterschap-1.1499478 (geraadpleegd op 13 maart 2019). De Kloe vertelt verder hoe hij vroeger thuis te horen kreeg, als reactie op zijn milieubewustzijn: ‘Je moet niet zo serieus nemen wat door wereldse mensen bedacht is. God zal immers Zelf wel instaan voor Zijn schepping.’
22 Zie Koos van Noppen, ‘Messentrekkers bij de Nachtwacht,’ te downloaden op https:// www.arocha.nl/wp-content/uploads/sites/12/2018/05/Messentrekkers-bij-de-Nachtwacht. pdf. De geciteerde woorden zijn te vinden onder de punten 1 en 2.
23 Van Noppen, ‘Messentrekkers,’ onder punt 2.
24 Van Noppen, ‘Messentrekkers,’ onder punt 7.
25 Zie Trees van Montfoort, ‘God heeft een relatie met de hele wereld, niet alleen met mensen,’ https://www.trouw.nl/religie-en-filosofie/-god-heeft-een-relatie-met-de-hele-wereldniet-alleen-met-mensen-~ac20f56c/ (geraadpleegd op 13 maart 2019). Zie ook haar boek Groene Theologie (Middelburg 2019).
26 Sommigen (zowel christenen als niet-christenen) stellen in dit verband dat de mens ‘niet voor God moet willen spelen’ (‘playing God’ in de Engelstalige context). Daarbij denkt men bijv. aan het (willen) toepassen van nog te ontwikkelen, geavanceerde technologieën om klimaatproblemen het hoofd te bieden, in de zin van grootschalige interventies in klimaatsystemen (ook wel klimaat- of geo-engineering genoemd). Zie voor een positieve waardering hiervan bijv. de seculiere ‘ecomodernist’ Mark Lynas, The God Species: Saving the Planet in the Age of Humans (Washington, DC, 2011). De eveneens seculiere ethicus Clive Hamilton stelt zich juist uitermate kritisch op tegenover een optimistisch vertrouwen in toekomstige technologieën, alsof die ons zonder meer uit de brand gaan helpen. Hij waarschuwt voor de valkuil van menselijke hoogmoed en de ongekende risico’s van zulke interventies (‘we hebben niet alles onder controle’). Zie Clive Hamilton, Earthmasters: Playing God with the Climate (Sydney 2013). Ook in seculiere kring spelen dus discussies over de aard en reikwijdte van de menselijke verantwoordelijkheid.
27 Denk in de VS (maar ook elders) bijvoorbeeld aan de krachtige lobby en invloed van de olie-, kolen- en gasindustrie. Zie voor de sociale, religieuze etc. inbedding van klimaatdiscoursen bijv. Mike Hulme, Why We Disagree About Climate Change: Understanding Controversy, Inaction and Opportunity (New York 2009), xxv-xxix.
28 Zie over de verstrengeling van belangen en motieven rondom de Dordtse synode, Van den Brink, Dordt in Context, 66-67. Zie ook Verboom, Belijdenis van een gebroken kerk, 254-255.
29 In dit artikel gaat het me er niet om een standpunt in te nemen ten aanzien van evolutie; ik wil slechts weergeven hoe creationistische motieven (als onderdeel van het christelijke spectrum) meespelen in de discussie over klimaatverandering.
30 Zie voor deze argumentatielijn bijv. het volgende opinieartikel op de website van het Nederlandse, creationistische populairwetenschappelijke tijdschrift Weet Magazine: https://www.weet-magazine.nl/klimaatverandering-is-een-religie/ (geraadpleegd op 15-12-2018). Vgl. in de Amerikaanse context bijv. Avery Foley, ‘Science Confirms Climate Change!,’ op https://answersingenesis.org/environmental-science/climate-change/scienceconfirms-climate-change/ (geraadpleegd op 29 december 2018). Veelzeggend is ook dat veel christelijke klimaatsceptische opinieartikelen te vinden zijn op websites van creationistische organisaties zoals het Nederlandse Logos Instituut en het Amerikaanse Answers in Genesis.
31 Zie voor dit citaat Foley, ‘Science Confirms Climate Change!’.
32 Zie voor deze denklijn White, ‘The Globe Is Warming, But It’s Not Your Fault!’
33 Uiteraard kunnen ook creationisten wel een bepaalde hermeneutische gevoeligheid aan de dag leggen, terwijl ze in het evolutiedebat evengoed tot andere conclusies komen dan theïstisch evolutionisten. Ik ga hier verder niet in op details en nuances in de creationistische exegese.
34 Zie voor een hermeneutische reflectie op de uitleg van oorsprongsteksten (ook relevant voor ‘eindtijdteksten’), met oog voor de rol van genre en (toenmalige) wereldbeelden, bijv. Gijsbert van den Brink, En de aarde bracht voort: Christelijk geloof en evolutie (Utrecht 2017), 110-141 (hoofdstuk 4).
35 Zie voor een perspectief waarin de neodarwiniaanse evolutietheorie, met inbegrip van de theorie van natuurlijke selectie, betrokken wordt op het (gereformeerd) belijden van Gods leiding en voorzienigheid Van den Brink, En de aarde bracht voort, 263-289.
36 Uiteraard kan een creationist diep doordrongen zijn van milieu- en klimaatproblematiek en zich ook inspannen om die aan te pakken. Ik betoog dan ook niet dat creationisme noodzakelijk tot scepsis op deze vlakken leidt, alleen dat dit wel mogelijk is (en ook gebeurt).
37 Zie voor een opinieartikel waarin de zondvloed een rol speelt als oorzaak van klimaatverandering Foley, ‘Science Confirms Climate Change!’. Zie voor deze zondvloedtheorie ook Ken Ham, ‘Global Warming—Normal in an Abnormal World,’ op https://answersingenesis.org/environmental-science/climate-change/global-warming-normal-in-an-abnormalworld/ (geraadpleegd op 29 december 2018).
38 Johannes Calvijn, Institutie of onderwijzing in de christelijke godsdienst, vert. C.A. de Niet (Houten 2009), I, 6, 2. Cf. Susan E. Schreiner, Theater of God’s Glory. Nature and Natural Order in the Thought of John Calvin (Grand Rapids 2001).
39 Zoals geciteerd in Marijn de Kroon, Martin Bucer en Johannes Calvijn: Reformatorische perspectieven, teksten en inleiding (Zoetermeer 1991), 182. Zie voor de oorspronkelijke vindplaats (zoals aangeduid door De Kroon), M. Bucer, Metaphrases et enarrationes ... Tomus primus. Continens metaphrasin et enarrationem in Epistolam ad Romanos, Argentorati [= Straatsburg] 1536 (Bibl. Nr. 55), 342a.
40 Zie de eerder geciteerde wetenschappelijke rapporten van het IPCC, https://www.ipcc.ch/.
41 Zie bijv. Walter Brueggemann, Genesis: A Bible Commentary for Teaching and Preaching (Atlanta 1982), 32-33; J. Richard Middleton, The Liberating Image: The Imago Dei in Genesis 1 (Eugene 2005), 235-269.
42 Volgens Wim Verboom suggereert de uitdrukking ‘stokken en blokken’ ‘dat de mens bij de bekering totaal passief en machteloos zou zijn’. Dit is volgens hem de leer van de ‘lijdelijkheid’, ‘waardoor de mens alle verantwoordelijkheid wordt ontnomen’. Zie de kantlijn van III/IV.16 in W. Verboom, De Dordtse Leerregels: Een hertaling (Utrecht 2018), 72. Zie ook uitgebreider Verboom, Belijdenis van een gebroken kerk, 241-242, 279.
43 Dit punt lijkt niet begrepen in een boekje dat ons wil helpen om ‘dichter bij Dordt’ te komen: S.M. de Bruijn e.a., Leren van Dordt 1618-2008 [Bijlage bij het Reformatorisch Dagblad] (Apeldoorn 2018), 62, waar gesuggereerd wordt dat de DL een soort smalle weg tussen lijdelijkheid en verantwoordelijkheid zouden wijzen, zodat die verantwoordelijkheid niet te veel benadrukt moet worden. Ik dank deze kritische constatering aan Gijsbert van den Brink.
44 Zie voor deze onderstreping in de context van een gereformeerde blik op klimaatverandering, Gijsbert van den Brink en Eva van Urk, ‘Climate Change and God’s Work of Election,’ in T&T Clark Handbook of Christian Theology and Climate Change, eds. Ernst Conradie en Hilda Koster (te verschijnen).
45 Vgl. voor een studie die deze visie op de verhouding van goddelijk en menselijk handelen als de algemeen-christelijke beschouwt: Kathryn Tanner, God and Creation in Christian Theology: Tyranny or Empowerment? (Oxford 1988).
46 Ondanks de nodige (en vaak terechte) kritiek op de notie ‘rentmeesterschap’ als te topdown, antropocentrisch en managerieel, lijkt ze van blijvende waarde vanwege haar bijbelse en praktische zeggingskracht.
47 Dit citaat is afkomstig uit Verboom, De Dordtse Leerregels, 25. Zie ook de Heidelbergse Catechismus, zondag 24, vraag en antwoord 64 over de ‘vruchten van dankbaarheid’.
48 Zie voor een verdere doordenking van de relatie tussen Gods verkiezing en klimaatverandering, en een houding van dankbaarheid die zich uit naar de schepping, Van den Brink en Van Urk, ‘Climate Change and God’s Work of Election.’
49 Paus Franciscus, Laudato Si’: Encycliek van Paus Franciscus. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis (Utrecht 2015) 137. Vgl. breder over de verwantschap van Franciscus’ theologie met die van Dordt, Gijsbert van den Brink, ‘“Moge de Heer de Kerk bevrijden van... pelagianisme”: Dordt en Franciscus over genade en autonomie,’ Perspectief 93 (2019): 76-97.
50 Zie Ernst M. Conradie, Redeeming Sin? Social Diagnostics amid Ecological Destruction (Lanham 2017). Conradie laat bijvoorbeeld zien hoe trots / hoogmoed (‘pride’), hebzucht (‘greed’) en luiheid/traagheid (‘sloth’) tot ecologische destructie (kunnen) leiden.
51 Vgl. ook Douglas J. Moo en Jonathan A. Moo, Creation Care: A Biblical Theology of the Natural World (Grand Rapids 2018), m.n. 209-220. Hun uitgangspunt is: ‘(...) there is little room for skepticism about climate change or its causes anymore: too many scientists, from too many different countries and perspectives, are convinced that the earth is warming and that human activity is the primary cause of it’ (209).
52 Graag dank ik Gijsbert van den Brink voor zijn kritische en constructieve feedback op dit artikel, aan de hand waarvan ik het heb kunnen aanscherpen en uitbreiden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019
Theologia Reformata | 112 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019
Theologia Reformata | 112 Pagina's