Jouw vragen
WAT WIL HET ZEGGEN EEN ”WELBEHAGEN TE HEBBEN AAN HET STRAFFEN VAN MIJN ONGERECHTIGHEDEN”, ZOALS VERWOORD IN LEVITICUS 26?
Ds. A. T. Vergunst, Carterton, Nieuw-Zeeland
Hoewel een Nederlander, denk ik toch niet meer in het Nederlands. Dus zo’n uitspraak als ”een welbehagen hebben aan het straffen van mijn ongerechtigheden” bekijk door mijn Engelse bril. En in de Engelse vertaling (KJV) lees ik letterlijk vertaald: „en zij aanvaarden dan de straf over hun zonden.” Wat betekent dat?
Ik probeer het met een voorbeeld duidelijk te maken. Jan is ondeugend geweest. Voor de vijfde keer heeft hij, ondanks een liefdevol gesprek en gematigde straf, geld gestolen. En dat terwijl hij de laatste keer stellig beloofde: „Echt, mama, ik doe het nooit meer, u kunt me vertrouwen.”
Zonder eten moet hij boven blijven. Deze avond krijgt hij geen nachtzoen en hoort of ziet hij niets van zijn ouders. Hij krijgt het er benauwd van en begint zich eenzaam te voelen, uren later zelfs angstig. En verdrietig ook, vooral als hij aan de betraande ogen van zijn ouders denkt. Hij heeft hen diep teleurgesteld. Die nacht breekt er iets in hem. Om acht uur de volgende morgen staan zijn ouders in zijn slaapkamer. Er wordt lang gepraat, een omhelzing volgt. Jan voelt de vergevende liefde van zijn vader en moeder, maar ook walging van zichzelf. Wat heeft hij toch een schatten van ouders! Het is echter logisch en terecht dat er wel een straf volgt. Lang hebben zijn ouders daarover gepraat. De avond op zijn slaapkamer was niet genoeg, dat is de vorige vier keren wel gebleken. Bovendien heeft hij nu niet alleen gestolen, maar ook zijn belofte gebroken. Ze besluiten de vakantieweek bij oom Gert op de boerderij, die voor volgende week is gepland, te annuleren. Jan –die nergens liever is dan op de boerderij– moet thuis blijven, terwijl zijn broer en twee zussen wel naar oom Gert gaan. Hoe reageert hij als zijn vader en moeder hem deze straf opleggen? Hij begint hevig te huilen, want het doet heel, heel zeer. Maar als hij wat bedaard is, klampt hij zich aan zijn ouders vast en snikt: „U heeft gelijk, ik heb het verdiend.” In de week die volgt, komt er geen klacht zijn lippen, hoe moeilijk het ook voor hem is die i jne week bij oom Gert te moeten missen. Jan heeft geen welbehagen aan de straf, maar aanvaardt die wel.
Zo is het ook geestelijk. Als jij en ik inzien hoe we op het liefdehart van God hebben getrapt, ondanks onze beloften telkens weer, ervaren we net als Jan een diep verdriet, angst en eenzaamheid. En hoe meer hoe we Gods liefde gaan verstaan, hoe bitterder de zonde wordt. Dan wordt de zonde zelf bitterder dan de straf. Dit betekent niet dat we de straf graag ervaren, natuurlijk niet. Maar genade leert ons wel de straf te aanvaarden en God daarin te rechtvaardigen. Dat is een welbehagen hebben in de straf die de Heere ons oplegt. Niet dat we het niet liever anders hadden gewild. Jan was graag naar oom Gert gegaan, maar hij aanvaarde de rechtvaardige straf. Zo aanvaardde de Heere Jezus in Gethsémané de afgrijselijke straf van de Godverlatenheid. Hij worstelde, angstig en eenzaam, maar aanvaarde de beker en ledigde die tot de laatste druppel, hoe intens de Zoon des Mensen ook verlangde naar het einde van deze vreselijke straf. Een aanvaarden van de straf gaat dus altijd samen met een afgrijzen van de straf op de zonde. Want scheiding van God is en blijft de hel.
Reacties en vragen: jouwvragen@terdege.nl
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 maart 2021
Terdege | 107 Pagina's
