‘...En had de liefde niet...’ (1 Kor. 13)
Mijmeren bij de herdenking van de Reformatie (1517) en 400 jaar Dordt
Ieder die denkt de Schrift of een gedeelte ervan te hebben begrepen, maar desondanks de tweevoudige liefde niet betracht, heeft de Schrift niet begrepen. (Augustinus, Doctr. christ. I,40)
Wat verbindt ons?
Op en rond wat wij noemen ‘Hervormingsdag’ werd en wordt veel geschreven en gesproken. Op z’n minst driemaal per jaar lijkt het wel of de zich ‘reformatorisch’ noemende gezindte ook zichtbaar deel uitmaakt van de ene heilige katholieke Kerk. ’s Zomers in het buitenland, tijdens vakanties van ‘reformatorische christenen’ uit Holland, die thuis leven innerlijk ver van elkaar vervreemd, maar op grote afstand van de thuisgemeente ineens onder hetzelfde dak samenkomen voor een kerkdienst. Een uitgelezen gelegenheid voor een reformatorisch evenement binnen onze landsgrenzen zit er aan te komen op 31 oktober. Niet lang daarna doet zich nog een buitenkans voor wanneer er een ‘Kerst-cruise’ wordt georganiseerd voor een gezelschap van reformatorischen en evangelischen. Advertenties worden vroegtijdig gepubliceerd. Want ‘vol is vol’. Begeleidende foto’s om een indruk te geven van de sfeer, kunnen zo overgenomen zijn uit opnamen van een miljonairsbeurs. Soms zie je op dezelfde pagina of die ernaast schrijnende beelden van wat ‘de vervolgde Kerk’ wordt genoemd.
Dit kalenderjaar 2018 biedt nog een extraatje met een signaal van ’verbroedering’: ‘Dordt 400 jaar’. Wat verbindt ons? Wat de eenheid van de Kerk betreft: er is amper of geen verbinding. Wij hebben met verdeeldheid leren leven. Vandaar zoveel kerkgebouwen. Voor elk wat wils. Onze Dordtse vaderen echter hebben het niet in hun hoofd gehaald de Kerk te scheuren. Zij beleden en leefden de belijdenis van de ‘ene heilige katholieke Kerk’. Eenheid in de liefde. Wij, nazaten van de Dordtse vaderen, onderschrijven plichtsgetrouw de ‘drie Formulieren van enigheid’, al worden wij reeds jaar en dag niet ernstig opgeroepen schuld te belijden over het ontbreken van zichtbare eenheid. Zwaarwichtiger kwesties krijgen de voorrang, zoals ‘schepping/evolutie’, en sinds kort weer de exegese van de ‘bedekking van het hoofd ’, die Paulus aan de orde stelt in 1 Korinthiërs 11. Het reformatorische volk moet immers blijvend bepaald worden bij wat het zwaarst weegt in het licht van de eeuwigheid. Allerlei verschijnselen opgeteld: linksom of rechtsom mengvormen van religie, entertainment en commercie, en dat binnen de omheining van ‘rechtzinnigheid’. ‘De vreemdelingen hier beneden’ kunnen inschrijven voor een trip naar de Mercedes-fabrieken en ontvangen ruim van tevoren reeds de verzekering dat ‘vertrek op de geplande datum wordt gegarandeerd’. Vanzelfsprekend bij vooruitbetaling. Preken van de Reformatoren, bijvoorbeeld over de nabije komst van Christus, komen dan niet erg gelegen. Zij hinderen ons. Maar goed, die horen we pas later, rond de Hervormingsdag. Zo is het wel uit te houden, wanneer althans de selectie uit citaten van de Hervormers niet al te scherp is. Ofwel: wanneer de spreker niet een spelbreker is en het niet al te concreet heeft over de liefde tot God en de naaste. Dat horen we al elke zondag – wordt het nog gehoord?– als samenvatting van de Wet. Dat mag in een bepaalde orde van de eredienst niet ontbreken. Augustinus (citaat boven) houdt ons een spiegel voor. Paulus doet er nog een schepje bovenop: ‘Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de liefde niet, dan zou ik ...’ (1 Kor. 13).
De liefde
Een wat vreemde inleiding... Niet zomaar schreef ik hierboven het woord ‘mijmeren’. Wat mij bezighoudt en verontrust, is dat ik, na een halve eeuw op een bepaalde plek in de Kerk te hebben gestaan en gedurende al die jaren Bijbelstudie heb gepleegd, kerk- en dagbladen heb gelezen, bestudeerd heb o.m. wat de Kerkvaders, de Reformatoren Luther en Calvijn en in hun spoor Kohlbrugge hebben geschreven en gezegd, (dat ik) nauwelijks of niet merk dat men lijdt aan de Kerk, aan de verdeeldheid en de liefde-loosheid. Binnen die halve eeuw verdiep ik mij de laatste tijd voornamelijk in de reformatorische uitleg van de Psalmen. Luther en Calvijn ‘hadden iets’ met het Psalmboek. Van beiden geldt wat Calvijn bekent, namelijk dat hij zijn eigen nood en strijd herkent in de ervaringen van David. Beiden citeren Bernard van Clairvaux om te verwoorden de ernst en de vreugde van de omgang met God, de gemeenschap met Christus in een leven van ‘vreemdelingschap’. Met als voornaamste kenmerk van wedergeboorte: liefhebben. Psalmwoorden gaan leven op de hoogte van de aanbidding van God, in de diepten ook van angst en wanhoop. In de Psalmen horen wij Christus! De Kerk, de Ecclesia, is het ene lichaam van Christus. Wie die eenheid scheurt, schendt Christus’ lichaam, begeeft zich op het terrein van de zonde tegen de Heilige Geest!
Zou deze ernst eindelijk eens aan de orde komen bij ‘Dordt 400 jaar’ en op de Hervormingsdag 2018? Of verloopt alles (weer) op de oude voet: datgene wat niet deugt, benoemen als ontsporing van de ander en het ‘onze’ camoufleren met een Reformatie-herdenking als momentopname, inclusief het zingen van het ‘Lutherlied’, om vervolgens vanaf Allerheiligen terug te keren tot de orde van de dag: verdeeldheid, liefde-loosheid.
Dat kan niet bestaan onder het ene Hoofd van de ene katholieke Kerk. Dat bestaat niet in de Kerk van Paulus, Augustinus, Luther, Calvijn, de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus, de Dordtse Leerregels, Kohlbrugge ... Met onze mooie woorden, ook op en rond de Hervormingsdag 2018, komen we, vrees ik, dikwijls helaas niet verder dan te benoemen hoe het zou moeten zijn. Enkele uitzonderingen – zonderlingen, klokkenluiders, onrust stokers – daargelaten.
De Psalmen
Reformatieherdenking 2018. Al lezend, aangekomen bij Psalm 55, hoor ik Luther zeggen tijdens een college over deze Psalm (twee jaar voor 1517): Hier stort Christus zijn tranen en Hij beklaagt zich bij zijn Vader vanwege Judas. Wie van Christus is, zal omwille van Hem lijden, een kruis dragen. ‘Zo heeft iedere Abel zijn Kain, iedere David zijn Saul (...) ieder die vroom wil leven in Christus moet vervolging lijden’. In een brief (27 juni 1530) troost Luther zijn vriend en collega Melanchthon met woorden uit Psalm 55. Hij wijst op Johannes Hus die een eeuw tevoren om het geloof door zijn mede-ambtsbroeders werd verbrand. ‘De zaak is het waard! (...) en als zij niet waar is, laten we dan herroepen (...) Het is niet onze zaak!’
Ondertussen ligt het vijandelijk gevaar vooral binnen de Kerk. Psalm 55 opnieuw: ‘Het is geen vijand die mij hoont (...) nee, hij is het met wie ik vertrouwelijk omging, met wie ik, in gezelschap van velen, naar het huis van God wandelde’ (Psalm 15) en- zeg maar - het Avondmaal vierde. Hij die mooie woorden sprak, maar zij bleken zwaarden te zijn (Psalm 22). ‘Mannen van bloed en bedrog’ (Psalm 24) preken over de ‘levende stenen’ (1 Petrus 2) die gebouwd worden tot een heilig priesterschap. Maar dat Petrus de priesters waarschuwt voor bedrog, huichelerij, afgunst en kwaadsprekerij, komt niet aan de orde. Dat komt niet zo uit. Calvijn (Psalm 55): ‘Satan kwelt en plaagt de Kerk van God niet slechts door het zwaard en door moord, maar hij port ook vijanden aan die tot het eigen huis behoren’. Er is en wordt wat kapotgemaakt door jaloezie, laster, concurrentiedenken, hypocrisie, machtswellust, egoisme en allerlei andere ‘ismen’. Door een vroomheid waarin Christus niet de dienst uitmaakt. Kortweg: gedoe. De klokkenluiders die aan de bel trekken, de ‘stenen die de bouwspecialisten hebben weggesmeten‘ (Psalm 118), zij die een steen in de kerkelijke vijver gooien door uit te spreken wat zij niet langer kunnen opkroppen, worden als liefdeloos monddood gemaakt. Hoeveel onrecht ligt er onder de vloerkleden in rechtbanken en ministeries, onder de tapijten in de salons van topbankiers, in kerkenraadskamers en synodezalen, in ruimten waar uitgerekend de Psalmen worden gezongen. Klokkenluiders worden als zondebokken geofferd om ‘de lieve vrede’ te waarborgen en lasteraars uit de wind te houden met behulp van ‘verborgen codes en mores’ (Sake Stoppels). Heksenprocessen zijn geen verleden tijd. Raddraaiers worden op het paard getild, verborgen in het paard van Troje. Luther roept op tot boete, schuldbelijden, biecht. Voor het te laat is. ‘Biechten’? Dat is voor de ‘Roomsen’. Wij zijn niet ‘rooms’. Nee, maar zijn wij dan katholiek? Waar staan wij dan en hoe is dat te merken? Moge 31 oktober een boetedag zijn en het evenement in Dordt worden aangegrepen om op te roepen tot bekering: ‘Wij hebben God op ’t hoogst misdaan, wij zijn van ’t heilspoor afgegaan; ja, wij en onze vaad’ren tevens ...’(Psalm 106).
Calvijn (Psalm 55): ‘Dit is een grondprincipe dat wereldse lieden niet kennen, maar dat vastligt door de voorzienigheid van God, dat de ene mens zich verbonden weet aan de andere door het gezamenlijk uitoefenen van een ambt of een beroep... ‘ God geeft daarin een teken om in broederlijke liefde (!) met elkaar om te gaan en elkaar de helpende hand te bieden en niet elkaar te grieven en te kwellen.
Kerkhervorming 2018. Stelling 62 van Luther, 31 oktober 1517: ‘De ware schat der Kerk is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God’. ‘Maar deze schat is natuurlijk zeer gehaat, want daardoor wordende eersten tot laatsten’ (63). Luther’s oproep boete te doen, geldt niet slechts ons innerlijk – zegt hij – ‘want dat is waardeloos, als zij niet uiterlijk op allerlei wijze het vlees - het ik – bewerkt’ (1 – 3). Wat wordt er van de Kerk? ‘Al wordt de wereld ook een hel en ’t leven niets dan lijden, wij vrezen niet, Immanuël zal stellig ons bevrijden ... ‘ (Luther). Dit lied wil ik wel boven en tegen alles uitzingen. Want Gods Verbond staat vast!
Onderscheiden van de geesten
Dit neemt niet weg dat we - binnen het Verbond - nodig hebben de gave van het onderscheiden der geesten. Het blijkt maar moeilijk door te dringen dat Paulus bij herhaling nadrukkelijk aan de orde stelt waar wij ‘in de laatste dagen’ op moeten rekenen. ‘De Geest zegt duidelijk’ dat dwaalgeesten de toon zullen zetten ... (1 Tim. 4); ‘Weet dit dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken ... vanwege het ontbreken van liefde’ (2 Tim. 3); ‘... er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer (!) niet zullen verdragen , maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt en voor zichzelf leraars verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten ...’ (2 Tim. 4). Ben ik daartoe instaat? ‘Zijn wij dan ook blind?’ (Joh. 9 : 40). De Reformatieherdenking mag van mij wel doorgaan, mits mijn lieve ik maar op de troon mag blijven. Nu, dat kan, wanneer de spreker zijn verhaal ‘veilig’ houdt, inclusief de belijdenis van ‘de rechtvaardiging van de goddeloze’ – het hart van de Hervormingsboodschap! – maar dan zo verminkt dat de rechtvaardigmaking achter ons ligt en dat we nu moeten zien te ‘groeien in heiliging’. Verschrikkelijk! Alsof Kohlbrugge’s preek over Romeinen 7 nooit gepubliceerd is. Zijn conflict met Da Costa daarover herhaalt zich tot op heden. Wie verdiept zich daar nog in? Ik ben er niet gerust op, aangezien het kerkvolk niet zelden wordt opgeroepen ‘te groeien in heiligmaking’. Wat dat oplevert, bewijst de praktijk: in liefdeloosheid en hoogmoed het lichaam van Christus maar blijven scheuren en niets willen leren van de kerkgeschiedenis. Zodoende worden almeer de parallellen zichtbaar tussen kerkelijke managers en de hoge Pieten in de regering en bij ING.
Tenslotte: vandaag wordt gevraagd dat een preek in een ‘plaatje’, een illustratie wordt gevat. Welnu, mijn ‘mijmeringen’ (zie Van Dale, incl. ‘weemoed’) nemen mij mee naar de Hedwige-polder in Zeeuws Vlaanderen. Wat onze voorgeslachten in een jarenlange strijd op de zee hebben veroverd aan kostbaar land met veel wild, een prachtige flora, een indrukwekkende fauna, waar uitbundig is geoogst, waar geslachten met liefde hebben gewoond en gewerkt, dat alles wordt nu door wereldwijzen prijsgegeven aan de ‘woelige baren’, onder het mom van ‘verantwoord omgaan met de natuur’. De stem van ‘god – economie’ is hierbij doorslaggevend. Is dit ‘plaatje’ duidelijk? De parallellen spreken voor zich. Je krijgt een ‘bonus’ wanneer je vernietigend bezig bent (geweest). Wanneer je de bestaande ‘dijken’ hebt gesloopt ten koste van...
Moeten we nu depressief worden? Wat wordt er van de Kerk?, vroeg ik. Laten wij het houden op het besef dat Calvijn in zich heeft meegedragen. Hij was zich ervan bewust dienaar van het Woord te zijn in een martelaarsgemeente, een stelletje dwazen, zwakken, onaanzienlijken en verachten (1 Kor. 1). De Gemeente onder het Kruis, door God uitverkoren! De gemeenschap der heiligen, de ene katholieke Kerk , aldus art. 27 van de Ned. Geloofsbelijdenis. ‘Onder het juk van Christus’ (art. 28), in het ‘dienen van de broeders’ en zusters dienend, wordt – overeenkomstig de hoofdsom van de Tien Geboden – de liefde tot God en de naaste geleefd, ‘de tweevoudige liefde’ (Augustinus, zie boven). Waar liefde woont , is toekomst. Ik bedoel hier God zelf, die Liefde is. Waar Hij woont, daar is zijn Woord. En waar het Woord is, is de Kerk. Met andere woorden: wat buiten het Woord valt, dus buiten de liefde, is in feite geen Kerk. Dat zal wegspoelen.
Nog eenmaal: ‘Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de liefde niet (...) dan was ik niets!’
Nochtans: Krachtens Gods Verbond en verkiezing gaat het met ons ‘niets’ – wanneer ons pad gaat door de zee - naar een toekomst waarin God zal zijn ‘alles en in allen’!
M. Verduin, Zeist
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 2018
Ecclesia | 8 Pagina's
