David, de man naar Gods hart
6. David vlucht voor koning Saul
Op een keer riep koning Saul zijn zoon Jonathan en al zijn knechten tot zich. Hij had hen iets te zeggen en het was een vreselijke mededeling. De koning vertelde hun dat hij het plan had om David te doden. Na die ontstellende boodschap deed Jonathan twee dingen. In de eerste plaats waarschuwde hij zijn vriend David en raadde hem aan zich te verbergen omdat de koning hem naar het leven stond. En in de tweede plaats sprak hij met zijn vader en zei: ‘Vader, waarom wilt u David eigenlijk doden? Hij heeft alleen maar goed gedaan en zelfs zijn leven gewaagd in de strijd met Goliath en de HEERE heeft een groot heil aan het ganse Israël gedaan. Gij hebt het gezien en gij zijt verblijd geweest. Waarom zoudt gij dan tegen onschuldig bloed zondigen, David zonder oorzaak dodende? (1 Sam. 19:5).
De koning luisterde naar zijn zoon en sprak: ‘Jonathan, je hebt gelijk, ik zal hem niet doden!’ Hij bekrachtigde zijn bewering zelfs met het uitspreken van een eed! Meteen ging Jonathan naar David toe, riep hem uit zijn schuilplaats en samen keerden ze naar koning Saul terug. Inderdaad ontving de koning hem heel vriendelijk en David was voor zijn aangezicht als gisteren en eergisteren (vers 7).
Hierna brak er opnieuw een oorlog met de Filistijnen uit en David versloeg hen opnieuw. Daarna ging het met de koning weer verkeerd. Mogelijk werd David weer door de vrouwen toegezongen met de woorden: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden, waardoor de koning opnieuw een aanval van de boze geest kreeg. Zoals gewoonlijk moest David weer op de harp spelen en tijdens het harpspel probeerde Saul met zijn spies David opnieuw te doden. Gelukkig wist hij te ontsnappen en keerde in de late avond naar zijn huis terug.
Maar ook in zijn eigen huis was hij niet meer veilig! De koning liet het huis omsingelen en gaf de soldaten opdracht hem in de vroege ochtend te arresteren om hem vervolgens te kunnen doden. Tot haar schrik merkte Davids vrouw Michal de soldaten op en zij begreep heel goed wat hun bedoeling was. Vlug liet ze haar man door een venster ontsnappen en in de plaats waar haar man gelegen had, plaatste ze een beeldje met een geitenvel erover alsof haar man ziek in bed lag.
Toen de soldaten tevergeefs bij de deur David hadden opgewacht, kregen ze bevel van de koning om naar binnen te gaan en David alsnog te arresteren. Maar Michal vertelde hun dat haar man ziek in bed lag. Toen gaf de koning opdracht om de zieke met bed en al bij hem te brengen. Hij gebood: Breng hem in het bed tot mij op, dat men hem dode (vers 16). Hieruit bleek heel duidelijk hoe erg het met de koning gesteld was. In een eed had hij de Naam des Heeren aangeroepen en Jonathan en zijn knechten beloofd dat hij David niet zou doden. Al die beloften wuifde hij aan de kant en was vastbesloten de onschuldige David als een misdadiger om te brengen. Maar in bed troffen de knechten van de koning geen zieke David aan, maar een beeld met een geitenvel.
Wat werd de koning boos op Michal toen hij hoorde dat David ontsnapt was en hij snauwde haar toe: ‘Waarom heb je mij bedrogen en mijn vijand laten ontsnappen?’ Om zich uit de moeilijke situatie te redden, loog ze: ‘Mijn man zei: Laat me gaan, anders dood ik jou!’
Intussen had David zijn toevlucht genomen tot de oude Samuël in Rama en hij vertelde aan Gods knecht wat er allemaal gebeurd was. Daarna vertrokken ze samen naar Najoth, een plaats waar een profetenschool was. Toen Saul dat hoorde, stuurde hij zijn knechten naar Najoth om David te arresteren. Maar toen ze daar aankwamen en de profeten hoorden zingen en spreken over de Heere en Zijn dienst, legden de boden van Saul hun wapens neer, begonnen met de profeten ook de Heere te loven en weigerden David gevangen te nemen (zie kanttek. 25). Toen na lang wachten koning Saul zelf naar Najoth kwam om David gevangen te nemen, legde ook hij zijn koninklijke kleren af en raakte hij in een soort geestvervoering die een hele dag en nacht aanhield. Op die manier werd voorkomen dat David gearresteerd en gedood werd. Bijbelverklaarder Matthew Henry merkt op: ‘Als God dit middel wil aanwenden om David te beschermen, dan is zelfs Saul niet zodra onder de reuk van de rook van Najoth gekomen of hij profeteert, evenals zijn boden gedaan hebben.‘ Saul was door God verworpen, werd gedreven door een boze geest en toch werd opnieuw na de geestvervoering van hem gezegd: Is Saul ook onder de profeten? (1 Sam. 19:24).
De kanttekeningen vergelijken koning Saul met de profeet Bíleam, die eveneens over de Heere profeteerde, maar een valse profeet bleek te zijn (kanttek. 30). Ondanks het grote gevaar waarin David verkeerde, was hij heel wat gelukkiger af dan koning Saul. Toen hij moest vluchten uit zijn huis en Michal hem door een venster liet ontsnappen, heeft hij Psalm 59 gedicht. In die Psalm horen we hem bidden: Red mij van mijn vijanden, o mijn God, stel mij in een hoog vertrek voor degenen die tegen mij opstaan. Red mij van de werkers der ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds. Van U, o mijn Sterkte, zal ik psalmzingen; want God is mijn hoog Vertrek, de God mijner goedertierenheid (Ps. 59:2,3 en 18).
Zijn gebed was niet tevergeefs. De Heere zou hem meer dan eens uit de hand van koning Saul verlossen.
Mijn vijand roem’ op zijn vermogen;
Maar ik, ik sla op U mijn ogen;
Ik wacht op Uwe hulp, o HEER’;
Gij zijt mijn hoog vertrek, mijn eer (Ps. 59:5).
(Volgende keer D.V. 7. Het verbond tussen David en Jonathan)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 2024
De Wachter Sions | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 2024
De Wachter Sions | 16 Pagina's