De Institutie van Johannes Calvijn

Ten opzichte van de gelovigen heeft de Wet dus nu het vermogen om aan te sporen, niet om aldus hun geweten onder de klem van de vloek te brengen, maar om hen van tijd tot tijd op de huid te zitten en wakker te schudden uit hun geestelijke luiheid en hun onvolmaaktheid aan de kaak te stellen. Daarom zeggen velen, als ze het willen hebben over de bevrijding van de vloek van de Wet, dat de Wet – en nog steeds heb ik het over de zedenwet – voor de gelovigen afgeschaft is, niet omdat de Wet hun niet langer zou voorschrijven wat recht is, maar slechts in die zin dat zij voor hen niet meer is wat zij tevoren was, dat wil zeggen: dat zij hun geweten niet meer verschrikt en verwart en zo niet meer haar veroordelende en verwoestende werk doet. Inderdaad leert Paulus heel duidelijk een dergelijke afschaffing van de Wet. En dat ook de Heere in Zijn prediking daarover gesproken heeft, blijkt wel hieruit dat Hij de gedachte als zou de Wet door Hem van haar kracht beroofd worden, niet weerlegd had als die opvatting niet onder de Joden ingang gevonden had. Nu kon die gedachte niet zomaar, zonder enige aanleiding, opkomen; we mogen dan ook aannemen dat zij voortgekomen is uit een onjuiste interpretatie van Zijn leer, zoals bijna alle dwalingen hun oorsprong gewoonlijk vinden in de waarheid.

Maar om ons niet aan dezelfde steen te stoten moeten wij zorgvuldig onderscheid maken tussen hetgeen in de Wet afgeschaft is en wat daarin nog van kracht blijft. Daar de Heere getuigt dat Hij niet gekomen is om de Wet krachteloos te maken, maar om haar te vervullen en dat er zelfs geen tittel van de Wet zal voorbijgaan, maar dat zij in alle opzichten vervuld zal worden, totdat de hemel en de aarde zullen vergaan, stelt Hij daarmee duidelijk genoeg vast dat er door Zijn komst in geen enkel opzicht afbreuk gedaan wordt aan het gehoorzamen van de Wet. En dat is terecht, want Hij is juist gekomen om de kwaal van de wetsovertredingen te genezen. De leer van de Wet wordt dus door Christus niet aangetast, maar zij blijft door haar lering, vermaning, berisping en verbetering ons tot alle goede werken vormen en toerusten.

Institutie II.7.14

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen