Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus’ liefdevolle troost (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus’ liefdevolle troost (5)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrees niet, gij klein kuddeken; want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Lukas 12:32

Als we door de Heilige Geest mogen buigen onder dat rechtvaardig oordeel Gods, dan komt daar zulk een eerbied in mee, zulk een stilte in de ziel, want God is goed en Hij kan niet anders dan goed en recht wezen. Maar juist in die diepten der ellenden wil de Heere ons wijzen op de weg der zaligheid in die goede Herder. Als we de stem van die goede Herder mogen horen door het geloof, dan mogen we op die goede Herder zien, die overste Leidsman, Die Zijn leven stelt voor de schapen. We kunnen vanavond niet alles uitgebreid noemen en toch, het zijn de gangen die we moeten kennen, gemeente. Het begint niet met de Vader. Dat zien we ook in het leven van de discipelen. Het begint wel in de eeuwigheid met de Vader, met de Zoon en met de Heilige Geest. Daarom wijst Christus op de Vader, de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus, en naar Zijn eeuwig welbehagen. We lezen het ook in het vervolg van ons teksthoofdstuk: want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Dit ziet op het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk der hemelen.

De Heere wil Zijn volk een plaats geven in de zichtbare kerk. Ze mogen in Gods huis door Gods Woord onderwezen worden. Ze mogen in Gods huis zo veel onderwijs ontvangen, onder de leespreken, onder de gehouden preken, want de Heilige Geest werkt in het midden van de zichtbare kerk in de onzichtbare Kerk door hen te leiden, te leren en te onderwijzen. Meer in het bijzonder ziet het Koninkrijk Gods ook op het Koninkrijk der genade. In de wedergeboorte worden Gods kinderen uit het koninkrijk van satan overgebracht in het Koninkrijk van Christus, de Zoon Zijner liefde. Zij worden door de krachtige hand van God verlost uit de macht van die helse vorst der duisternis en uit de dood overgezet in het leven.

Gemeente, we moeten van koning veranderen. We moeten door Gods kracht uit de macht van satan verlost worden. Veel jonge mensen lopen ook met die vraag: Wat moet ik doen om zalig te worden? Hoe kan ik nu mijzelf bekeren? Hoe kan ik nu tot Christus komen? Ten eerste zijn we allen verplicht om de middelen te gebruiken. Onderzoek Gods Woord. Dat is het middel, waardoor de Heilige Geest dode zondaren wil opwekken. Maar weet u wat nodig is in je jonge leven, kinderen, jonge mensen? Weet u wat nodig is, ouderen? Een almachtig Goddelijk wonder. Wat we door het Bijbellezen niet kunnen bewerken, wat we door onze kerkgang niet kunnen bewerken, kan de Heere doen. Daarom is het zo’n eenzijdig Godswerk om een dode zondaar op te wekken en uit de macht van satan te verlossen.

Nu moet u niet zeggen, dan heeft mijn werk geen waarde. Al zou de Heere u nooit bekeren, de Heere is het waard om gediend te worden. U bent het verplicht aan uw Schepper te gedenken. U bent verplicht om Gods Woord te onderzoeken, naar de geboden van de Heere te leven en alle wereldgelijkvormigheid te vermijden. U bent het verplicht, ook al zou er geen hel of hemel bestaan. En al kunt u er niets mee verdienen, besef dan en zeg: Ik ben maar een onnutte dienstknecht, ik heb maar gedaan wat ik schuldig was te doen. Hier in onze tekst staat het Goddelijke wonder van bekering: het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. In het uur van Gods welbehagen, in het uur van de wedergeboorte, maakt de Heilige Geest een mens van dood levend en schenkt hem het ware geloof. Door dat ware geloof krijgt u ogen om te zien, oren om te horen en een hart om op te merken, want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Dan wordt u van satans rijk overgezet in Christus’ rijk. Dan gaan uw ogen open en wat ziet u dan? Dat u midden in de dood en in de macht van satan en van de zonde ligt, dat u een hemelhoge schuld gemaakt hebt, die u nooit kunt betalen. Wanneer de Heere een mens in het Koninkrijk van Christus brengt en hem licht geeft, dan ziet hij de duisternis, dan ziet hij de macht van satan en komt er een roepen om genade, een roepen om ontferming, een roepen om redding en om verlossing. Dat is nu Gods wijsheid, om een ziel zo lang in die diepte van ellende te laten, totdat hij afziet van eigen kracht, eigenbehoud, eigenliefde, eigen verdiensten, en ten slotte alles mag kwijtraken. De Heere is hierin zo wijs; bij Saulus deed Hij dat in drie dagen en bij een ander doet Hij dat in vele jaren.

Het gaat erom dat we al het onze verliezen, alle wijsheid, alle kracht, opdat we dat Koninkrijk Gods, de kracht van dat Koninkrijk en die God van dat koninkrijk nodig hebben. Want in dat Koninkrijk van Christus kan niets bestaan wat van de mens is, kan niets bestaan waarmee wij naar God toe werken. Het wordt alles afgesneden. Bij dat Koninkrijk Gods gaat het om de Koning van de Kerk, Die alles heeft volbracht en alles heeft verdiend. Dan gaat het om Christus, die opperste Herder, Die Zijn leven gesteld heeft voor de schapen. Die vanuit dat eeuwige welbehagen in de tijd gekomen is om als mens te lijden en te sterven. Hij heeft als mens de toorn en de straf Gods gedragen, het recht Gods voldaan en alles betaald. Hij heeft satan overwonnen, de dood overwonnen. En daarom wil Hij Zijn klein kuddeken het leven, de zaligheid, de liefde en alles wat wél is, geven. Want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Hoort u, Christus spreekt niet over Zichzelf. Hij spreekt niet over Zijn eigen werk, maar Hij wijst op God. Hij wijst op de hemel en wil dat wij in het zielenleven ook afzien van onszelf. Christus is ook het grote Voorbeeld voor Zijn volk, om altijd maar van onszelf af te wijzen en te wijzen op het werk des Heeren, op het welbehagen des Vaders, op de verdiensten van de Zoon en op het toepassende werk van de Heilige Geest.

Het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Het is een grote gift, gemeente. We kunnen daar niets van verdienen. We kunnen daar niets in betekenen. Daar kan geen nagelschrap van ons bij. Daar kan geen goede gedachte van ons bij en dat is voor mijn godsdienstig bestaan een grote hindernis. Jonge mensen, jullie horen het ook om je heen, dat het bij veel mensen vijandschap geeft dat er nu niets van ons bij kan, maar het geeft ook vijandschap hier van binnen. Als de Heere nu doet zien dat we alleen ongerechtigheid hebben en ongerechtigheid zijn, en dat van ons geldt: uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid, dan wordt het zulk een groot wonder dat het alles uit God komt, dat alles vanuit Christus komt, dat er niets van ons bij hoeft, want dan was het verloren. Als de Heere maar één zaak van ons eiste tot de zaligheid, één goed werk zonder zonde, dan was het verloren. Want onze beste werken zijn onvolmaakt en met zonde besmet. Als de Heere één gebed van ons zou eisen waarin we volkomen op de Heere gericht waren, dat we geen enkele wereldse of zondige gedachte hadden, dan was het verloren. Maar nu is het des Vaders welbehagen, Zijn eeuwig besluit, Zijn verlustiging geweest om die arme schapen, op grond van Christus, de Herder der schapen, dat Koninkrijk te geven.

Zij ontvangen in dit leven het geestelijke Koninkrijk, dat wil zeggen het geestelijke leven, het geestelijke onderwijs. En aan het einde van dit aardse leven geeft de Heere hen het hemelse Koninkrijk, het Koninkrijk der heerlijkheid, waar ze eeuwig verlost mogen zijn van zonde en smart. Daar mogen ze voor eeuwig verlost zijn van dat eigen ik, van die verklager der broederen, satan, van zijn listen, aanvechtingen en verleidingen. In dat Koninkrijk der heerlijkheid mogen ze eeuwig het welbehagen des Vaders bezingen en de Vader loven en prijzen. Daar mogen ze eeuwig de goede Herder in het oog hebben, Hem prijzen en loven, omdat Hij hun zo uitnemend heeft liefgehad en Zijn leven voor hen heeft gegeven. Maar daar zullen ze ook eeuwig de Heilige Geest loven en prijzen, omdat Hij in zo’n vuil hart is komen wonen, dat Hij zo’n wolf heeft opgezocht en overwonnen en tot een schaap heeft gemaakt. Dan krijgt de HEERE alleen alle eer, lof en aanbidding, eeuwig en altoos. Dan is het eeuwig roemen in God en zullen ze uitroepen: Door U, door u alleen, om het eeuwig welbehagen. Daar zullen we ook van zingen uit Psalm 89:8:

Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Uw vrije gunst alleen wordt d’ ere toegebracht;
Wij steken ’t hoofd omhoog en zullen d’ eerkroon dragen
Door U, door u alleen, om ’t eeuwig welbehagen,
Want God is ons ten schild in ’t strijdperk van dit leven,
En onze Koning is van Isrels God gegeven. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2023

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Jezus’ liefdevolle troost (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2023

De Wachter Sions | 16 Pagina's