Het formulier van de troost
De gemeente moet onderwijs ontvangen. Want onkunde doet dwalen. Daar waren de vaderen van de Reformatie diep van overtuigd. Vandaar dat ze ons liturgische formulieren hebben nagelaten.
In het rijke avondmaalsformulier klopt het hart van de Kerk. Zullen we er aandachtig naar luisteren, ook al is het wat lang, en al staat het lezen ervan tijdens de avondmaalsdienst onder een zekere (tijds)druk? Het heeft een bevindelijke diepte die om hartelijke instemming vraagt.
Het onderwijzende gedeelte
Om het formulier te kunnen volgen, is het van belang om er een goed overzicht van te hebben. Zoals in elk liturgisch formulier is er een eerste onderwijzend hoofddeel en een tweede liturgische hoofddeel. Het is nuttig om de onderverdeling van het lange onderwijzende gedeelte te overzien:
• de inzetting
• de zelfbeproeving
• het doel
Binnen het liturgische hoofddeel kunnen we eenvoudig onderscheiden:
• voor
• tijdens
• na de avondmaalsbediening
Aan het avondmaalsformulier liggen vele tekstbewijzen ten grondslag, die helaas door de drukkers zijn weggelaten. We luisteren dus naar de Heilige Schrift, als dé Gids op de weg naar de dis des verbonds. In deze weg kunnen we weten of we gerechtigd zijn om te naderen. Ook horen we hoe een godvruchtige avondmaalganger gesterkt wordt, naar de instelling en de bedoeling van Christus.
We hechten zeer aan de gebruikelijke voorbereidingspreek en de voorbereidingsweek. De voorbereidingspreek zal separerend zijn. Tijdens de bediening zal de verkondiging vertroostend zijn. En de tekstkeuze voor de nabetrachting en de dankzegging zal voortleidend zijn. Met dit laatste wordt bedoeld: dan is er een woord voor de praktijk van het leven met God in Christus, tot oefening van het geloof.
De inzetting
In 1 Korinthe 11 schrijft Paulus met apostolisch gezag over de avondmaalsinzetting. Het is opmerkelijk dat onze vaderen juist gekozen hebben voor dit deel uit de eerste Korinthebrief, en niet voor de instellingswoorden uit de evangeliën. Dat komt doordat het wezenlijke element van de zelfbeproeving juist hier zo duidelijk wordt genoemd. Met deze tekstkeuze wordt tegelijk de structuur van het onderwijzende hoofddeel door de Schrift zelf bepaald: de inzetting, de noodzakelijke zelfbeproeving en het doel. Deze drie vormen een eenheid. Zelfs in de opbouw van ons formulier weet men zich aan de Schrift verbonden.
Wanneer we 1 Korinthe 11:23-29 aandachtig lezen, kunnen we de eenheid van de inzetting (vers 23-26), de zelfbeproeving (28) en het doel (24 en 25) zelf vaststellen. In kanttekening 73 bij de Statenvertaling vinden we de eenheid tussen de Schrift, onze belijdenis (o.a. Zondag 30) én het formulier. Hier horen we dezelfde taal en dezelfde bevindelijke zaken: ‘Maar de mens beproeve zichzelf…’. Dan lezen we zo helder: ‘…dat is, onderzoeke zijn gemoed en consciëntie, of hij ook in zijn hart gevoelt een recht leedwezen en droefheid over zijn zonden, alsook een vast geloof en vertrouwen op de verdiensten van Jezus Christus, en daarenboven een ongeveinsd voornemen om de zonden meer en meer af te sterven, en in een nieuw godzalig leven voor God te wandelen’. Na dit gedeelte uit 1 Korinthe 11:23-29 benadrukt vers 30 de ernst van de avondmaalspraktijk. Wanneer de praktijk niet naar deze regel is, dan heeft dat vergaande gevolgen, voor eigen hart en leven, maar ook voor de hele gemeente. We lezen dan de ernstige dreiging: ‘Daarom zijn er onder u vele zwakken en kranken; en velen slapen’.
De troost bij het Avondmaal is middellijkerwijs afhankelijk van twee zaken, als eerste dat we ons tevoren recht beproeven, en als tweede dat het Avondmaal gericht wordt tot ‘het (doel)einde waartoe Christus het heeft ingezet’. Als er geen troost ontvangen wordt, is dat dus een zaak van (zelf) onderzoek. Hoe staat en hoe stond het met die twee zaken?
Van de zelfbeproeving wordt vervolgens gezegd dat die van ‘tevoren’ en ‘recht’ moet plaatsvinden. Dat wil zeggen: voorafgaande aan de bediening door de voorbereidingspreek en de voorbereidingsweek. En dat dit recht moet gebeuren, wil zeggen: naar de norm van de Schrift zoals die in kanttekening 73 werd weergegeven.
De zelfbeproeving
Wat is zelfonderzoek? Het is niet zoiets als ‘peuteren in jezelf’. Hier luisteren we opnieuw naar de drie stukken van de Heidelbergse Catechismus, en wel met als spits: wat ken ik hier persoonlijk van?
Ellende
Het gaat dus om het overdenken van onze zonden en vervloeking, en om het rechtvaardige vloekvonnis Gods over mijn leven. Daardoor ga ik walgen van mezelf en hartelijk buigen onder God. Wat wordt dan ervaren? Het heilig ongenoegen Gods over mijn zonden. Hij kán de zonde niet aanzien, móet die wegdoen van voor Zijn ogen. Zelfs al betreft het Zijn geliefde Zoon, dan nog zal Hij niets ongestraft laten. Daarvan getuigen de herinneringstekenen van gebroken brood en vergoten wijn. Elke zonde verdient de dood. Vandaar dat ik de rampzalige verlatenheid van God verdien, in het verleden en in het heden.
Verlossing
Vraag 11 van ons troostboek luidt: ‘Is dan God ook niet barmhartig?’ Daar, op de grens tussen het stuk van de ellende en de verlossing, werkt de Geest de beginnende kennis van de Verlosser. We moeten onszelf onderzoeken met betrekking tot de zielsuitgangen naar Hém. Kennen we iets van Zijn vergevende genade, van de toepassing van Zijn lijden en sterven, van de toerekening en de schenking van Zijn gerechtigheid? De mate van deze geloofskennis verschilt, maar ieder zal honger en dorst naar de gerechtigheid kennen. En zulke zondaren zijn welkom aan de tafel des Heeren. Het gaat niet over de mate waarin, maar of dit waarheid in het binnenste is. Hij is hét Brood des levens. Buiten Hem is nergens voeding ten eeuwigen leven. Buiten dit Brood verkommeren we. Hij is hét Licht der wereld. Buiten Hem is het overal donker. Hij is hét Leven. Buiten Hem vind ik overal de dood.
Dankbaarheid
Nu de derde zaak van het zelfonderzoek: eenieder moet zijn geweten onderzoeken aangaande zijn innerlijke gezindheid en de oprechte blijken daarvan in de wandel voor Gods aangezicht. Hoe ligt het vanbinnen? Wat is ons hartelijk voornemen? Het gaat er niet om of de mensen niets op ons hebben aan te merken, maar om het voortaan ‘bewijzen van waarachtige dankbaarheid jegens God de Heere’.
Wat kennen we bij bevinding van deze drie zaken?
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 2024
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 2024
De Saambinder | 20 Pagina's