Overdenking van Jesaia 50 : 4.
„De Heere Heere heeft Mij eene tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hoore, gelijk die geleerd worden."
Yaak is het den mensch, die in onze dagen nog vasthoudt aan Gods Woord, als Elia in de woestijn, toen hij uitriep (1 Kon. 19 : 4 ) : „Het is genoeg, neem nu Heere! mijne ziel". Yooral wanneer men, als bedienaar des Woords, met dit Woord zoo alleen staat te midden van degenen, die er geen begrip van toonen te hebben; of als zich allerlei tegenheden opdoen in beroep of huisgezin; als men te worstelen heeft met den nood des levens en in dien weg leert, hoe weinig er te rekenen valt op goede vrienden, die gewoonlijk vriendelijk zijn, zoolang zij voordeel van ons hebben ; als de haat om de waarheid openbaar wordt, — dan gevoelen wij het meest, hoe noch de menschen, noch wij zeiven iets zijn en wij zeggen met Job (Hoofdst. 30: 26): „Toen ik het goede verwachtte, zoo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht, zoo kwam de donkerheid". Het schijnt, als had de Heere ons vergeten en ons aan alle duivelen prijsgegeven. Wij gevoelen de vreesachtigheid en vermoeidheid van ons vleesch, zooals de discipelen in Gethsémané Wie helpt het angstvallig hart, wie verkwikt het smachtende, dorre aardrijk? Wie helpt in deze verwarring der gedachten het vertwijfelende gemoed terecht? Niemand ouder de menschenkinderen. Slechts Eén is er, Die dat doet; de beste Vriend is in den hemel, Hij verlaat de Zijnen, die Hij van eeuwigheid met name geroepen heeft, nooit, Hij is en blijft hun nabij, ook al verwachten zij het niet, — het is Jesus, de rechte Leeraar en Profeet Zijns volks. Als alle menschen zwijgen en niets vinden, om ons terecht te helpen, te troosten, te bemoedigen, dan weet Hij te spreken, dan h e e f t H i j e e n e t o n g der g e l e e r d e n . In Hem toch liggen alle schatten der wijsheid en kennis verborgen. Hij is het Woord en de eeuwige Wijsheid Gods, waardoor hemel en aarde geschapen zijn. (Spr. 8.) Ja, de hoogste wijsheid dezer wereld wordt te schande en dwaalt, als zij niet op Hem wijst, het in Hem zoekt, iu Wien alle raadselen des levens en der natuur, alsook de hoogste vragen over het heden en het hiernamaals, die den mensch bezighouden, alleen hare oplossing vinden. Want Hij is het middelpunt van de geschiedenis des menschdoms en van het Woord Gods zelf. Hij heeft eene tong der geleerden, doch niet zoo als de wijzen dezer wereld. Voorzeker, Hij kan leeren als een ervaren en kundig leeraar, die wetenschap en bekwaamheid, wijsheid en ondervinding voor zijn ambt bezit. Maar van meer beteekenis dan dat alles is, dat Hij eene tong der geleerden heeft, d. w. z. dat Hij eene tong heeft, die de hemelsche wijsheid Gods spreekt, of, zooals onze Catechismus zegt: „Die ons deu verborgen raad en wil Gods van onze verlossing volkoinenlijk openbaart". Want daartoe is Hij van God den Vader verordineerd en met den Heiligen Geest tot zulk eenen Profeet gezalfd „Alle dingen", zegt Hij „zijn Mij overgegeven" (Matth. 1 1 : 2 7 ) , en: „Ik zal van het besluit verhalen" (Ps. 2 : 7 ). „Niemand heeft ooit God gezien, de eeniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard". (Joh. 1 : 18.) Wat God van eeuwigheid heeft besloten, hoe Hij de Zijnen hier leidt, wat Hjj hun in Christus bereid heeft, en wat Deze voor hen is en wil zijn, — dat alles drukt de tong Christi, de tong der geleerden, die Hij heeft, uit in het Woord Gods. En Zijne schapen, Zijne armen en ellendigen, hooren daarin Zijne stem, en Hij kent ze, en zij volgen Hem. Zijne stem gaat hun boven alle stemmen, ook die der wijsten en voornaamsten onder de menschen.
Maar, vraagt wellicht menigeen, het is toch Jesaia, die hier spreekt; hoe kan men dan zeggen, dat dit Christus geldt? — Wel is waar heeft Jesaia deze woorden gesproken, maar Christus sprak door Jesaia. Christus was in den Geest in hem, zooals in David, Noach en de andere Profeten en mannen Gods, hotgeen de Apostel Petrus klaar en duidelijk leert, 1 Petr. 1 : 10 en 11.
De Heere Jesus nu heeft eene tong der geleerden, o p d at H i j w e t e met d e n m o e d e een w o o r d t e r r e c h t er t i j d te s p r e k e n . Wat voor moeden worden hier bedoeld? Dezulken, die zich moê gearbeid hebben met de werken hunner handen, die zich moè gewerkt hebben, om zichzelven te heiligen of te reinigen van hunne zonden, om zichzelven te beteren; die geleerd hebben, dat zij met al hun loopen, draven en arbeiden, inet al het werken voor hunne vereenigingen en feesten hunne schuld nog dagelijks meerder maken, en slechts onrustiger worden, in plaats van rust te vinden voor hunne zielen. En zoo bij al hun pogen en ijverig streven niets tot stand gebracht hebbende, dan dat zij zich afgewerkt hebben met werken hunner handen en zeer vermoeid geworden zijn, — o, hoe goed is hun dan, op den tijd door den Heere bepaald, op den rechten tijd, Jesus' Woord, dat zoo volkomen past voor zulke moeden, om hen te troosten in hunnen druk, te verkwikken in hunne machteloosheid, die zij hebben leeren kennen. Dit leert ons ook, waarom het gepredikte Woord zoovele hoorders voorbijgaat, zonder vruchten des levens te werken. Zij gevoelen zich sterk en verzadigd, rechtvaardig en heilig, zij meenen het in eigene kracht te volbrengen. Dat wij dan vermoeiden worden, zoo zal Christus' woord, dat Hij doör Jesaia heeft gesproken: „O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk! Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uwen arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan ? Hoort aandachtelijk naar Mij, en eet het goede, en laat uwe ziel in vettigheid zich verlustigen", — zoo zal dit woord een balsem zijn voor onze ziel en wij zullen leeren verstaan, dat de Heere al wat Hij spreekt, van den Yader heeft ontvangen. Niets in Zijn doen en spreken is toevallig; alles is van eeuwigheid in den raad des vredes vastgesteld. Ook hierin was de Zoon Zijnen hemelschen Yader gehoorzaam. Uit Zichzelven sprak Hij niets, lederen morgen in de dagen Zijner omwandeling op aarde liet Hij Zich door den Heiligen Geest verlichten, door het geschrevene Woord onderwijzen, om de harten Zijner hoorders als de hoogste Profeet en Leeraar op te wekken voor den wil des Vaders, hen aan te vuren, om Diens wil te doen, en Zijne koninklijke leer aan te hooren. Gelijk nu Zijn oor eiken morgen gewekt werd, zoo wekt Ilij, nadat Hij Zich aan de Rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen gezet heeft, eiken morgen door Zijnen Geest ons het oor, ons, die Zijne wegen leeren. Hij voorop, als de overste Leidsman en Voleinder onzes geloofs, en wij, Zijn volk achter Hem aan door de woestijn dezes levens, door nood en ontbering, ellende en verdrukking, droefenis en blijdschap naar het hemelsche Kanaiin. En als wij zoo dikwijls vermoeid naar rust en verkwikking verlangen, en ze hierbeneden bij de menschen niet vinden, — tot dezen onzen Profeet henen, Die eene tong der geleerden heeft, om ter rechter tijd met ons te spreken. Woorden des levens heeft Hij, voor ons, die midden in onzen dood liggen. Tot wien zullen wij gaan, anders dan tot Jesus, den Heere? Laat ons Hem hooren. Maar de ziel, die dezen Profeet niet zal hooren, die zal uit het midden des volks uitgeroeid worden! CONSÏANS.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 22 oktober 1893
Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 oktober 1893
Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's