Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veertig jaar boodschappenjongen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veertig jaar boodschappenjongen

Ds. P. den Butter: kerkelijk werk is mooi én gevaarlijk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 25 september nam ds. P. den Butter afscheid van zijn gemeente Middelharnis. Hij is dan uitgediend als gemeentepredikant. Met zijn imponerende gestalte, sonore stem en een visie die nooit aan duidelijkheid te wensen overliet, was hij in talrijke verbanden een gezaghebbend dienaar van het Woord. Toen hij zich in 1957 aanmeldde bij het curatorium werden 17 van 24 mannen afgewezen. "Ik heb het nooit kleingekregen dat ik tot die zeven mocht behoren. Naar mijn idee had ik toen geen overtuigend verhaal. Als ik later zelf in het curatorium zat, heeft mij dat wel eens mild gestemd, ook al heb ik altijd gelet op wezenlijke geestelijke kennis."

Paul den Butter (1938) werd gedoopt in de gereformeerde gemeente (H.V.) van ds. D.C. Overduin. Na diens overlijden ging het gezin Den Butter kerkelijk aan het zwerven, totdat het een nieuw kerkelijk onderdak vond in de chr. geref. kerk van Rotterdam-West onder de prediking van ds. W.F. Laman. Daar groeide de jonge Den Butter op, terwijl hij daarnaast tot de actieve leden van jongelingsvereniging Gideon van Rotterdam-Centrum behoorde. Een baan op een accountantskantoor en de LOI-opleiding voor leraar Nederlands en geschiedenis gaven hem niet waarnaar zijn hart uitging. Langzamerhand kwam hij tot de geestelijke overtuiging dat de Heere hem riep tot het ambt van predikant. Zelf zegt hij daarover: “De eigenlijke rijping van die roeping is pas in de gemeente gekomen: het besef van het gewicht en de verantwoordelijkheid van het ambt”.

Boodschappenjongen
Wat zijn volgens u de kerntaken van een predikant? Heeft bij u ergens het accent gelegen?
“De verkondiging van het Woord staat bovenaan. De catechisaties hangen daarmee samen. In het pastoraat gaat het om hetzelfde Woord, maar dan meer toegespitst. In alles is het Woord het waarmee je je werk moet doen. Bij mij heeft het accent op de prediking gelegen. Dat hing samen met de grootte van de gemeenten en het vele kerkelijke werk, maar ook met een stuk aanleg. Ik heb het mezelf wel eens kwalijk genomen als ik te weinig aan het ‘routinepastoraat’ toekwam. Daar staat tegenover dat ik altijd geprobeerd heb de pastorale en ethische vragen die ik op huisbezoeken tegenkwam mee te nemen in de prediking. Zo heb ik gepreekt over het deel krijgen aan het heil in Christus, hoe te breken met de zonde, en heb ik getracht concreet te zijn als het ging over alle mogelijke vragen van het dagelijks leven.”

Wat is het moeilijkste in het predikantswerk?
“Dat je niet kunt bereiken wat je wilt. Waar het je om gaat is bekering, eerste bekering en doorgaande bekering, levensheiliging. Daar bid je ook voor. Echter, bekering is Gods werk. Je moet dat uit handen geven, aan Hem overlaten. Als predikant ben je niet meer dan boodschappenjongen. Je leert dat je afhankelijk bent van God, dat je klein bent en ootmoedig hebt te zijn. Je kunt niet scoren. Wèl ben je met het belangrijkste werk ter wereld bezig, met het perfecte product van Gods Woord – dat is dan ook het mooiste van het predikantswerk.”

Ontwikkeling
Op de classisvergadering waar u afscheid nam werd uw preekstijl geroemd vanwege de verrassende exegese, de sublieme taalbeheersing, het analytisch vermogen, de zeggingskracht, de eerlijkheid, de ernst en het christocentrische karakter? Hoe heeft u zich als prediker ontwikkeld tot wie u bent?
“Tja, al die typeringen…, ze zijn niet van mezelf. Al betrekkelijk jong zat ik met open oren in de kerk. Van de prediking van ds. Laman heb ik veel geleerd. Later heb ik in Canada nog veel preken van hem op de band beluisterd. In Apeldoorn heb ik de hele studie door de preekstoel op me af zien komen. Daar leerde je uiteindelijk voor. Met ere wil ik de persoon van prof. W. Kremer noemen. Hij heeft zijn studenten leren exegetiseren en ons veel materiaal voor de homiletische vormgeving in handen gegeven. En dan de ouderlingen in Bunschoten. Ik kan ds. J.H. Velema goed begrijpen als hij over zijn jaren in Bunschoten altijd een beetje lyrisch wordt. In mijn jaren in Canada is een nieuwe theologische wereld voor me opengegaan, die van de puriteinen en hun geestelijke nazaten. Gechargeerd gezegd: in die tijd heb ik begrepen wat gereformeerde theologie is.
Al deze invloeden laten niet na hun stempel te drukken op de manier waarop je de boodschap gaat verwoorden. Duidelijkheid is zo belangrijk. Je vraagt je af: communiceer ik wel? Steeds sterker dringt tot je door: ik ben niet klaar als ik het gezegd heb, ik ben pas klaar als de mensen het begrepen hebben!
Voor de verkondiging heb ik me veel met de exegese, de uitleg van het Woord bezig gehouden. Ik mag wel zeggen dat door al die studie het Woord zich steeds meer voor me geopend heeft. Het is waar wat Psalm 12 zegt, namelijk dat het als goud is, zevenmaal gelouterd. De Heere heeft mij een diep respect voor zijn Woord gegeven. Ik denk dat het belangrijk is dat de gemeente voelt dat ze met Gods Woord te maken heeft. Daarom is een kenmerk van de prediking een besef van ernst. Dat geldt allereerst voor mezelf. Eind jaren negentig ben ik aan de poorten van de dood geweest. Wat ik sindsdien gekregen heb is geleende tijd, een bonus. De ernst geldt ook de gemeente. Het Woord van God bevat pijlen. Die moeten worden afgeschoten. Van tijd tot tijd heb ik moeite de gemeente naar huis te laten gaan. En als de gemeente thuis is, ben je er als predikant nog niet mee klaar. De verkondiging dient gevolgd te worden door gebed.”

Middelharnis
Tot tweemaal toe diende u de gemeente van Middelharnis. Heeft deze een bijzondere plek in uw hart?
“Jawel, ik had er nog wel een poosje willen blijven. Toen ik in 1988 vertrok, dacht ik al snel: had ik dit wel mogen doen? Maar ja, mijn opvolger deed zes weken na mijn afscheid intrede. Nadat ds. Baars in 1996 aan de theologische universiteit was benoemd, hield het mij bezig dat ik nu terug zou kunnen. Hoewel ik daar niets voor gedaan heb, leefde die overtuiging blijkbaar ook in de gemeente. Het eerste beroep werd op mij uitgebracht. De band was er van beide kanten. Ik ben er niet meer weggegaan.
Hoe die band is? Laat ik het vergelijken met een huwelijk. Waarom hou je van je vrouw? Omdat zij het is. Dan is er best iets te zeggen over bijvoorbeeld de trouw van de gemeente, maar ten diepste zit het zo dat God ons aan elkaar verbonden heeft. Een zelfde nauwe band heb ik trouwens met de gemeente van Hamilton in Canada. Daar ga ik geregeld naar terug.”

Ambities
In het kerkelijk leven hebt u een hele staat van dienst in vergaderingen en deputaatschappen. Hoe kijkt u daarop terug?
“Twee tamelijk verschillende gevoelens komen dan boven. Enerzijds vond ik het mooi werk, ben ik dankbaar dat ik zo de kerk heb mogen dienen. Ik heb geen hekel aan vergaderen. Notuleren lag me wel. Als voorzitter van een vergadering kun je stuur geven. Naarmate ik er meer afstand van neem, zie ik het anderzijds toch ook als gevaarlijk werk. Op de momenten dat ik daar mee bezig was, heb ik me dat ook wel eens gerealiseerd, maar later toch meer. Ik kon zo de kerken dienen, maar het kwam ook wonderwel overeen met mijn ambities. Elke organisatie, ook een kerk, geeft gelegenheid om jezelf te zoeken. Aan je wezenlijke roeping als dienaar van het Woord kom je al vergaderend minder toe. Hoeveel tijd heeft het maken van drie dikke banden synodeacta niet gekost… En als ik dan het resultaat zie van het werk, kan ik het gevoel maar moeilijk onderdrukken dat ik veel tijd verknoeid heb. Vanaf de synode van 1983 tot eind jaren negentig heb ik tot over mijn oren in het kerkelijk werk gezeten. Met anderen hebben we – onder Gods zegen – ontwikkelingen kunnen remmen en de kerken voor sneller afglijden kunnen behoeden. Maar we voelden toen wel degelijk dat als de rem eraf zou gaan, we verder van huis zouden zijn dan ooit. Is dat nu bezig te gebeuren? De Christelijke Gereformeerde Kerken zitten in een beslissende periode van hun bestaan.”

ABC
Als u terugblikt op uw staan in de kerken, voert dankbaarheid de boventoon. Maar u voelt ook teleurstelling en zorg. Kunt u beide toelichten?
“Dankbaar ben ik dat ik onder het evangelie ben geboren, dat ik in de kerk de Heere heb leren kennen en mijn krachten heb mogen besteden in de dienst van het evangelie. Dat is niet tevergeefs geweest. Maar wat zou ik willen dat ik meer had mogen doen. God was zoveel meer waard geweest.
Toen ik mij voorbereidde op mijn dankwoord op de classisvergadering stond ik in gedachten voor de boekenkast van mijn vader. Daarin stonden o.a. Augustinus, Brakel en Calvijn. Via hen heb ik het ABC van de theologie geleerd. Veertig jaar geleden hadden de Chr. Geref. Kerken dat ABC hoog staan. De C van Calvijn is volledig binnen de horizon gebleven. Maar de B van Brakel? Die is wel naar de achtergrond gedrukt. Is daarvoor niet Barth in de plaats gekomen? Is dat niet de verklaring voor een ander soort preek, een ander soort ethiek? En dan de A van Augustinus, met zijn leer van de totale verdorvenheid en de diepgang van de genade. Is Arminius daarvoor in de plaats gekomen, de Alfa-cursus? Mijn kerken zijn een stuk van me vervreemd, ook al zou ik niet weten wat ik anders zou kunnen zijn. De ontwikkelingen baren mij zorgen. Toch geloof ik dat de zaak van Christus zich door alles heen zal voltooien.”

Publiceren en doceren
Waarom gaat u nu met emeritaat? Hebt u toekomstplannen?
“Ik ben intussen 67 jaar. De kerken bieden gelegenheid om met 65 jaar terug te treden. Enkele jaren geleden heb ik verlichting gekregen in het ambtelijk werk door de aanstelling van een pastoraal werker. De vraag drong zich echter op: hoelang doe je dit nog? Het is namelijk niet langer te combineren met ander werk dat intussen naar me toegekomen is. Bovendien moet ik er na mijn hartoperatie altijd mee rekenen dat ik de grenzen van wat ik aankan in acht neem. Ik ben er voor klaargemaakt om de herdersstaf neer te leggen. Je kunt niet loslaten en vasthouden. Het is loslaten geworden.
Ik val niet in een gat. Graag wil ik wat meer gaan publiceren. Mijn gastdocentschap in Grand Rapids aan het Puritan Reformed Theological Seminary breidt zich steeds meer uit. In februari hoop ik weer voor zes weken te vertrekken. Ik behandel de preekkunde en oefen ook met de studenten. Daarnaast ga ik college geven over de theologie van Johannes.”

Niels van Driel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 2005

De Wekker | 16 Pagina's

Veertig jaar boodschappenjongen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 2005

De Wekker | 16 Pagina's