Het wonder der prediking
Over dit onderwerp schrijft Prof. Veenhof in „Opbouw" een duidelijk artikel, dat we hier een plaats geven. Het is een echt Veenhof-artikel!
Toen Jezus nog op aarde was trad Hij met de mensen in contact door middel van zijn Geest en woord. Hij schonk hun door zijn Geest en woord de vergeving der zonden, de vernieuwing van het leven, kortom: het volle heil. We kunnen het ook zo, en nog beter zeggen. Christus schonk door zijn Geest en woord Zichzelf weg aan allen die Hem hoorden.
Onze Heiland heeft daarop nadrukkelijk gewezen in de bekende rede uit Joh. VI. Hij verklaarde daarin dat het de Geest is die levend maakt, dat de Geest bewerkt dat Hij in de zijnen is en de zijnen in Hem zijn.
En om deze uitspraak verduidelijkend en konkretiserend te doen zijn voegde Hij daaraan toe: de woorden die Ik spreek, die zijn Geest en leven.
Zo lang Jezus op aarde vertoefde sprak Hij de woorden waarop Hij toen doelde ,,zelf". Dat wil zeggen: Hij sprak ze als een in Palestina rondtrekkende, voor ieder waarneembaar mens. De discipelen en alle anderen hoorden Christus' woorden terwijl die uit zijn — echt menselijke — mond op hen af kwamen.
De Heiland sprak ze evenwel uit met de ,,macht", die de Vader Hem gegeven had. Hij leerde hen, zo lezen we, niet als hun Schriftgeleerden maar als een gezeghebbende.
Zelfs zij die niet tot zijn discipelen behoorden, beseften iets van de bovenaardse kracht waarmee Jezus' woorden geladen waren. Zij riepen soms in verbazing, ja zelfs met ontzetting uit: Nooit heeft iemand zo gesproken als deze mens.
Dit directe spreken van de Heiland in menselijke taal tot zijn discipelen en tot allen die naar Hem wilden luisteren hield, zoals vanzelf spreekt, op toen Hij naar de hemel voer. Tegelijk met het Hem kennen „in het vlees" nam ook het Hem horen „in het vlees" een eind.
Maar de verheerlijkte Christus wilde zijn verlossingswerk, dat zich altijd door concentreert in het zichzelf als de volkomen Zaligmaker geven aan zijn volk, ook na zijn hemelvaart, precies als daarvoor, toch door zijn Geest en woord volbrengen.
Al zou Hij als mens van deze aarde weggaan, Hij wilde daarop toch zijn woord, zijn „heilrijk woord", blijven spreken met onverminderde kracht en met onveranderd effect. Hij zou dat doen in heel de wereld. En Hij zou daarmee doorgaan tot aan de voleinding der eeuwen.
Speciaal ook om dat eigen woord van Hem blijvend te laten uitgaan in de wereld heeft de Heiland toen Hij naar de hemel was gevaren, zijn Geest in zijn discipelen uitgestort.
Meermalen verklaarde de Heere Christus uitdrukkelijk, dat Hij vooral ook met 't oog op dat doorgaande spreken van Hem hun de Geest, de andere Trooster, zou zenden. Hij verzekerde zijn apostelen immers, dat deze Trooster, die de Vader hun zenden zou in zijn Naam — die Hij ook zélf zenden zou van de Vader — hen alles zou leren, hun alles zou te binnen brengen wat Hij gezegd had.
Die Trooster — Jezus noemde Hem ook de Geest der Waarheid — zou van Christus getuigen. Wat Hij sprak zou Hij namelijk niet uit zichzelf nemen. Neen, Hij zou spreken al wat Hij van Christus gehoord had. Die Trooster zou zo Christus verheerlijken, want al wat Hij spreken zou, zou Hij uit Christus nemen en het aan diens discipelen verkondigen.
Wanneer dan op de grote Pinksterdag de Heilige Geest wordt uitgestort zien we onmiddellijk en in volle luister de vervulling van deze beloften van Christus. Want de apostelen, die tot op die dag in alle talen over Christus hadden gezwegen treden dan onbevreesd onder het volk naar voren en prediken in alle talen klaar en krachtig het evangelie van Jezus Christus.
Wat de apostelen zeggen — Petrus voorop — is van het begin tot het eind het woord van de Meester. Maar — het is tegelijk ook het woord van de Heilige Geest. Die had de pinksterboodschap, welke door Petrus werd verkondigd „uit Christus" genomen en de apostelen indachtig gemaakt.
Het was ook de Heilige Geest die dat evangelie midden in de tempel onvervaard door de apostelen deed uitroepen. Het was door een „bijzondere werking" van die Geest, dat Petrus de boodschap van Jezus Christus, zijn pinksterboodschap aan Israël en aan heel de wereld, luide uitriep: De boodschap die haar hoogtepunt bereikte in het machtige woord waarin het volle heil der wereld was vervat: Daarom moet het ganse huis Israël weten, dat God Hem en tot Heer en tot Christus gemaakt heelt, namelijk deze Jezus, die gij gekruisigd hebt.
Het is van groot belang scherp acht te geven op het typische karakter van het spreken van Christus door middel van de prediking van de apostelen óp en na de grote Pinksterdag. Want alleen dan krijgen we een goede kijk op het werk van de Christus, op zijn verlossingswerk, zoals Hij dat sinds die Pinksterdag in de nieuwe bedeling volbrengt.
Als Petrus en met hem de andere apostelen eerst in Jeruzalem en straks in heel de wereld de blijmare brengen van de verlossing der wereld door Jezus Christus, is wat zij zeggen uiteraard en in de eerste plaats ten volle hun eigen woord. Want het komt echt uit hun hart. En het wordt gesproken met hun mond. Bovenal: het vertolkt wat voor hen het fundament, de kracht, het licht van hun leven is. Apostelen zijn geen grammofoonplaten of bandrecorders.
Maar het woord dat deze mannen zo spreken is ook en nog veel meer het woord van de Heilige Geest! Want het is de Heilige Geest die dit woord in hun harten indroeg, het hun blijvend indachtig maakte, het in hen tot heerschappij bracht, hen daardoor reinigde en vernieuwde, zo tot nieuwe mensen maakte en het hen daarna deed verkondigen.
Maar — en dat vooral mag geen ogenblik worden vergeten — dat door de apostelen gepredikte woord is bovenal het eigen woord van Jezus Christus die gekruisigd werd, opstond en nu in de hemel troont.
Het is zijn heilswoord waarmee Hij op de Pinksterdag eerst tot Israël komt en daarna door heel de wereld zal trekken om die te zegenen. Namelijk zo, dat Hij zich in dat heilswoord ten volle effectief openbaart als de verzoening van de zonde der gehele wereld en als de volkomen verlossing van het leven.
Maar met het bovenstaande is evenwel nog niet alles gezegd over het ononderbroken uitgaan van het woord van Jezus Christus in deze wereld. De apostelen en de anderen die de Heiland nog in het vlees hebben gezien en gehoord en gekend zijn immers ten slotte allen de weg gegaan van alle vlees. Hoe moest het toen met dat woord, met dat spreken van de Heiland? Hoe zou dat daarna tot de mensheid komen?
De Schrift wijst er nu nadrukkelijk op, dat de Heere Christus ook met het oog op die nieuwe situatie — die de definitieve zou zijn, die voortduren zou tot de jongste dag — alle maatregelen nam om zijn woord toch blijvend in deze wereld te laten weerklinken. Hij heeft namelijk door dezelfde Geest, die de apostelen al wat Hij gesproken had in herinnering bracht, zijn woorden laten opschrijven, opdat ze op betrouwbare wijze van geslacht op geslacht zouden worden overgeleverd.
Het woord der Schriften is geen mensenwoord, zo lezen we, neen, het is van God ingegeven. Mensen door de Heilige Geest gedreven hebben het van Godswege gesproken. Het Woord Gods dat in Christus werd en dat daarna als een echt mensenwoord uit zijn mond komend de mensen aangreep is tenslotte ook schrift geworden. God gaf van zijn Woord niet alleen een incarnatie (vleeswording) en een inverbatie (menselijkwoordwording) maar ook een inscripturatie (schriftwording).
De situatie ten aanzien van het woord Gods dat Hij in Christus door de Geest tot de mensen spreekt is dus thans zo, dat het ons uitsluitend en alleen door middel van de Schriften wordt toegesproken. Als wij in de Schrift lezen of uit de Schriften horen voorlezen moet het ons daarom grijpen dat dan en zó de Heilige Geest ons toespreekt en dat Deze door middel van de Schriften het oordelend, rechtvaardigend, vernieuwend en verlossende woord van Christus naar ons laat toekomen en daarvoor plaats in ons maakt; opdat wij door het geloof daarin de rechtvaardigheid, de heiligheid, het eeuwige leven, kortom de volkomen verlossing zouden deelachtig worden.
Nu zou men zich kunnen voorstellen, dat de Heere Christus het zo beschikt had, dat de mensheid met het oog op het leren verstaan en geloven van zijn woord aan de Schriften-zonder-meer genoeg moest hebben. Of, met andere woorden, dat de mensen uitsluitend door de eigen lectuur van de Schrift, het zélf lezen daarin, tot de kennis der waarheid, dat is tot de kennis van Hem en zijn Vader moesten komen.
Maar zo iets heeft Christus persé niet gewild. Neen, Hij heeft met de grootst mogelijke nadruk en ernst bekend gemaakt dat Hij zijn woord, zijn thans geïnscriptureerd woord, tot zaligmakend — en bij verwerping daarvan ook tot verdoemend — effect wil leiden door middel van de prediking van dat woord.
Christus heeft niet het boek — namelijk de bijbel — uit de hemel naar de mensen toegeworpen met de opdracht: „Hier staat alles in wat ge weten moet. Daar moet ge het nu mee doen. Zoek nu daarin zelf maar uit wat Ik over de weg der zaligheid heb gezegd".
Neen, Christus heeft zeer beslist gewild dat zijn woord, zijn woord dat door middel der Schrift tot ons komt, zou gepredikt worden. Hij heeft persé gewild, dat dat woord door middel van de prediking ervan onder de mensen zou worden uitgedragen en op die wijze zijn verlossend, zijn zaligmakend werk zou doen.
Natuurlijk, dat is buiten kijf, dat wordt ons ook met alle klem in de Schrift voorgehouden; de Schrift moet ook gelezen worden. Dat kan zelfs nooit met genoeg nadruk worden gezegd! Dat is nu dan ook volledig buiten geding. Maar terwijl dit vast staat moeten we er toch ook de aandacht aan geven, dat Jezus Christus vóór alles door de prediking van zijn woord de mensen wil bewegen tot het geloof om hen zo te leiden tot de zaligheid en daarin zijn koninkrijk te doen komen.
Deze dominerende, ja, alles beheersende plaats van de prediking in het verlossingswerk van onze Heer Jezus Christus ontdekt men onmiddellijk als men let op het werk dat de Heiland verrichtte gedurende de tijd waarin Hij als mens op aarde vertoefde, de tijd vóór zijn hemelvaart. Het komt dan met onbetwistbare duidelijkheid op ons af, dat de prediking van het woord, van het evangelie, daarin voluit de eerste en beslissende plaats inneemt. Jezus trok rond, zo lezen we telkens, predikende het evangelie van het koninkrijk.
Zeker Christus deed ook wonderen en tekenen. Die horen ook echt tot zijn werk. Die laten zien, dat in Hem bovenaardse krachten werken en dat Hij komt in de naam en met de volmacht van zijn Vader. Ze zijn ook illustratie van wat Hij predikt en leggen daar bepaalde accenten op. Ze dringen die prediking ook aan en wijzen vooral op het uiteindelijke effect daarvan, namelijk de verlossing van het ganse leven. Maar — vóór alles kwam Jezus Christus toch om te prediken. Vóór alles verkondigde Hij armen het evangelie. Christus heeft zelf eens uitdrukkelijk gezegd dat Hij speciaal, dat Hij vóór alles onze wereld was ingegaan om te prediken.
Deze prediking van het woord heeft Christus nu ook aan zijn apostelen, aan alle ambtsdragers die na hem door alle eeuwen zouden komen, ja, aan héél zijn kerk, blijvend opgedragen. Die prediking is hun eerste, hun alomvattende, hun blijvende, ja, in de grond der zaak, hun énige taak.
Reeds lang voor zijn lijden en sterven zond Jezus zijn twaalf apostelen uit met de opdracht: Gaat en predikt en zegt: het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. En Hij voegde daar de geweldige woorden aan toe: Wie u ontvangt, ontvangt Mij en wie Mij ontvangt ontvangt Hem die Mij gezonden heeft.
Maar niet alleen de twijfel apostelen, ook een grote groep ,,gewone" discipelen wordt door Christus geroepen om al predikende het land door te trekken. Ook zij moeten uitroepen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. En ook zij horen uit Christus' eigen mond; Wie naar u hoort, hoort naar Mij en wie u verwerpt verwerpt Mij en wie Mij verwerpt verwerpt Hem die Mij gezonden heeft. Als Christus naar de hemel gaat bindt Hij vooraf nog weer eens, en nu definitief, zijn apostelen, en in hen de kerk uit alle volken en van alle eeuwen, het bevel om te prediken als de eerste, alles omvattende opdracht met de laatste ernst op het hart.
Als de indrukwekkende afsluiting van alles wat Jezus Christus tijdens zijn rondwandeling op aarde tot zijn discipelen had gesproken en als het grote, het alle krachten en gaven opeisende bevel aan de kerk aller tijden, sprak Jezus vlak voor zijn hemelvaart tot zijn apostelen: Gaat dan heen, maakt al de. volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.
Speciaal in verband met deze grote opdracht verzekert Christus voorts, dat Hem alle macht is gegeven in hemel en op aarde en geeft Hij de zijnen de belofte, dat Hij met hen zal zijn al de dagen, tot aan de voleinding der wereld. De apostelen en talloze na hen komende predikers hebben naar deze opdracht van de ten hemel varende Heiland gehoord. In hen brandde het vuur, de hartstocht, de zelfovergave waarvan we iets beseffen als we Paulus horen uitroepen: Wee mij, indien ik het evangelie niet verkondig.
Zo culmineert dus al het werk van de Heiland, dat Hij door de Geest verricht om zich een gemeente te vergaderen, te beschermen en te onderhouden in de prediking van zijn woord. Door die prediking rechtvaardigt, heiligt, verlost Hij haar. Door die prediking woont Hij ook in haar, vervult Hij haar met zijn genade en Geest en doet Hij haar leven in de vrede met God en de blijdschap, die alle verstand te boven gaat.
Kortom: door die prediking bewerkt Hij het, dat Hij in de zijnen leeft en de zijnen in Hem zijn.
Overigens blijven er nog vragen over. Hoe eigent de Heilige Geest toe? Welk effect heeft de Heilige Geest in het hart?
Maar misschien schrijft Prof. Veenhof daar ook nog iets over.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1963
De Wekker | 8 Pagina's