Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leren van de geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leren van de geschiedenis

De Gereformeerde Zendingsbond 1901-1931

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Altijd weer herhalen zich processen en verschijnselen in de geschiedenis. De Prediker heeft al gezegd dat er niets nieuws onder de zon is. Welnu, dat geldt ook in de kerkgeschiedenis. Daarom is het ook zo nodig om kennis te nemen van de kerkelijke geschiedenis, ook van de eigen kerkelijke geschiedenis om met kennis van zaken te kunnen zeggen wat 'in de lijn der vaderen' is en wat daarmee ten principale in strijd is.

De hervormd-gereformeerden in de Hervormde Kerk hebben ook hun eigen geschiedenis. Wie vandaag aantreedt in de kerk, bijvoorbeeld om de gemeente in het ambt te (gaan) dienen zou kennis dienen te nemen van de strijd om het beginsel, maar dan ook om het beginsel in de oude, vaderlandse kerk, die onze vaderen hebben gevoerd. Hoe ze kritisch hebben opgetornd tegen verzaking van de gereformeerde leer en verdunning van de gereformeerde religie, maar hoe ze zich evenzeer hebben gekeerd tegen alle separatisme, waardoor de gemeenten werden prijsgegeven aan verwarring en verdeeldheid. Wié onder de jongere generatie in hervormd-gereformeerde kring kent vandaag nog de namen, om maar niet te zeggen de levensgang en levensstrijd in de kerk, van mannen als ds. J.H.F. Remme, ds. I. Kievit, ds. K. J. van den Berg, ds. S. van Dorp, prof. dr. H. Visscher, prof. dr. J. Severijn, ds. F. Kijftenbelt, ds. J. Batelaan, om er slechts enkelen te noemen? Ze wensten voluit gereformeerd en tevens voluit hervormd te zijn. Wie de eigen (kerk)geschiedenis niet kent maakt al te gemakkelijk voor 'nieuw' of 'ontrouw' uit wat mogelijk geheel in de lijn der vaderen ligt — bij gewijzigde vormen —, terwijl men zelf door andere invloeden bekoord kan zijn.

We zullen elkaar moeten opscherpen als het gaat om de trouw aan het beginsel en de trouw aan de kerk. Maar wie kennis neemt van de geschiedenis van de Gereformeerde Zendings Bond ontwaart ook hier dat er niets nieuws onder de zon is. Steeds weer dezelfde vragen, steeds ook weer dezelfde spanning tussen enerzijds het beginsel en anderzijds het hervormd kerkelijk leven, waarbinnen de Gereformeerde Zendings Bond zich beweegt en bewoog.

Welnu, een uitermate goede gelegenheid om het wel en wee van de G.Z.B, door de jaren heen te bestuderen is een ieder thans gegeven doordat recent een boek verschenen is van de hand van dr. Th. van den End — zelf tot voor enkele jaren in zendingsdienst — onder de titel 'De Gereformeerde Zendingsbond 1901-1961'. Het bijna 800 pagina's tellende boek bevat allereerst in beknopte vorm de geschiedenis, met name ook de ontstaansgeschiedenis van de G.Z.B.; maar daarna zijn uitvoerig uit notulenboeken, correspondenties en jaargangen van 'Alle den Volcke' de meest belangrijke documenten uit de geschiedenis van de G.Z.B, geput. Een stuk geschiedenis komt zo tot leven. Daarin treffen we — wat het thuisfront betreft — telkens weer de namen aan van hervormd-gereformeerde 'voormannen' maar ook van hen, die leven gaven in de zending (letterlijk gold dit voor zendeling Van de Loosdrecht) en aan de zending (we denken aan ds. H. v. d. Pol en de nu nog levende ds. D. J. van Dijk, van wie we hiernaast een episode uit dit boek overnemen).

GZB en Gereformeerde Bond

De Gereformeerde Zendings Bond, opgericht in 1902, is ouder dan de Gereformeerde Bond, die onder de naam Gereformeerde Bond tot Vrijmaking van de Nederlandse Hervormde Kerk in 1906 werd opgericht. Hoewel onder de oprichters van de Gereformeerde Bond enkele bestuursleden en oud-bestuursleden van de GZB aanwezig waren wilde de GZB zich niet met de Gereformeerde Bond identificeren, hoewel een organisatorische verbinding meermalen ter sprake kwam. Intussen — aldus van den End — 'waren de gemeenten vanwaaruit de GZB steun ontving vrijwel zonder uitzondering ook die welke de aanhang van de Gereformeerde Bond vormden'.

De 'gezangenkwestie', die ook bij het ontstaan van de Gereformeerde Bond een rol speelde, kwam in de geschiedenis van de GZB ook verschillende malen om de hoe de kijken. Op de jaarvergadering van 1902 aan de orde om in het huishoudelijk regelement van de GZB of in de statuten (zo wil It. gen. L. F. Duymaer van Twist het) op te nemen dat 'de zendeling, die uitgezonden zal worden in zijne kerkelijke samenkomsten onder de Heidenen alleen de Psalmen en dus niet de Gezangen zal mogen zingen' (aardig is dat er staat dat hij ze niet zingen mag, niet dat hij ze niet laten zingen mag).

Tenslotte zij hier — met betrekking tot de verhouding Gereformeerde Bond-GZB — nog vermeld dat vanuit de GZB in de beginjaren nadrukkelijk werd verklaard dat de GZB zich niet als partij opstelt op 'kerkrechtelijk gebied' maar ook niet op politiek gebied. De GZB doet niet aan politiek en ze staat bepaald niet alleen op antirevolutionair standpunt maar ze omvat ook christelijk-historischen (de Geref. Bond had kennelijk een antirevolutionair imago). In 1935 is de zaak van een hervormd-gereformeerde federatie aan de orde. Maar de GZB reageert afwijzend. Want er zijn ook 'tal van gereformeerde gemeenten en gereformeerde mensen, die trouwe leden van de GZB zijn en dat zeker niet zouden blijven' wanneer de weg van federatie werd ingeslagen. Bovendien 'de band des bloeds, in de belijdenisgeschriften ons gegeven, blijkt sterk genoeg voor de persoonlijke relatie' met allen, die in de andere hervormdgereformeerde bonden werkzaam zijn.

Kerkelijk

Telkens weer duikt in de geschiedenis ook de vraag op hoe kerkelijk de GZB is of moet zijn. In 'Alle den Volcke' wordt in 1922 opnieuw een stuk afgedrukt, dat in 1902 in het Gereformeerd Weekblad — het toenmalige voorlopige orgaan van de GZB — had gestaan, en waarin gezegd wordt dat, bij alle zendingsverenigingen, die ons land toen rijk was, zij die de gereformeerde belijdenis waren toegedaan geen zendingsvereniging in ons land vonden, waarmee zij konden sympathiseren. In 1935, toen de kwestie van de hervormd-gereformeerde federatie aan de orde was, werd door de GZB zelf duidelijk gezegd: 'de GZB bedoelt zending te drijven, zo mogelijk in kerkelijke zin. Als leden van de GZB worden dan ook in de eerste plaats genoemd kerkeraden. De GZB beschouwt zichzelf als een noodzakelijk kwaad, die de kerk het werk tijdelijk uit handen neemt. ...komt de kerk zelve weer tot ontwaking en toont zij hare zendingsroeping bewust te zijn en maakt haar spraak haar als zodanig weer openbaar, dan zal de GZB niets liever doen dan zeggen: "Laat, Heere, nu uw dienstknecht henengaan in vrede naar uw woord; want mijn ogen hebben uw zaligheid gezien" (een overigens wel wat vreemd Schriftgebruik, vdG).

Lijdelijkheid

In het begin van zijn bestaan groeide de GZB slechts langzaam 'door de lijdelijke houding in veel gemeenten'. In 'Alle den Volcke' staat daarover letterlijk in 1908: 'och, zo redeneren vele vromen, als men tot hen komt om hen te bewegen het een en ander op touw te zetten, och wat zal het geven? Wij vermogen niets. De Heilige Geest moet het doen. Als God mannen verwekt om zijn kerk te reformeren, dan zal niemand het keren, als Hij mannen aangordt om zijn Woord te brengen aan de heidenwereld, dan zal er vrucht op gezien worden. De zending, zegt een ander, moet een zaak des harten zijn. Ik heb er niets voor en kan u dus in dezen niet steunen. Een derde weer, die gehoord heeft, dat de Bond iemand op het oog heeft om hem tot zendeling op te leiden, wil weten of de persoon in quaestie wel bekeerd is, want anders zal hij toch de rechte man niet zijn'.

Het artikel spreekt dan verder van 'valse lijdelijkheid', waartegen in de gemeenten te velde moet worden getrokken. 'Evenmin mogen wij door willen dringen in iemands hart, maar wij moeten ons vergenoegen met de belijdenis en de wandel van hem, die begeert tot zendeling opgeleid te worden. Is hierop niets aan te merken en is hij bovendien verstandelijk en lichamelijk geschikt, dan mogen wij niet verder doordringen, maar kunnen wij zulk een aspirant aannemen en opleiden, het verder aan de Heere overlatende.' Dit alles lezende bemerken we dat de vraagstelling in de loop van de jaren steeds dezelfde gebleven is.

De zendingskerken en de belijdenis

Door de jaren heen is telkens aan de orde geweest welke belijdenis de kerk, die door het zendingswerk ontstond, hebben moest. Op een conferentie van zendelingen in 1937 is aan de orde een concept-kerkorde voor de Torajakerk. Ten aanzien van de belijdenis voor de kerken zegt zendeling J. Belksma dan b.v. dat 'wel niemand in Indië art. 36 van de Ned. Gel. Bel. zal voorstaan; de mohammedaanse zelfbesturen zouden dit immers nooit kunnen uitvoeren en volbrengen'. Een ander waarschuwt voor te veel nadruk op westerse invloed. De belijdenis moet uit de boezem van de gemeenten zelf voortkomen. In hetzelfde jaar voert het hoofdbestuur van de GZB over één en ander ook diepgaande besprekingen met zendingsdeputaten van de Christelijke Gereformeerde Kerken, die ook in Torajaland hun zendingsgebied hebben. Ds. J. H. F. Remme zegt dan dat hij het liefst zou zien dat de Torajakerk zélf een belijdenis zou samenstellen. Anderen zeggen, dat we in de Drie Formulieren van Enigheid zulk een grote schat hebben dat we die moeten doorgeven. De conclusie van de betreffende vergadering is dienovereenkomstig.

In 1939 komt de zaak verder diepgaand aan de orde wanneer dr. H. Kraemer — de bekende zendingsgeleerde — het zendingsveld van de GZB heeft bezocht. Deze acht de positie van de GZB-zendelingen te 'afhankelijk' van de thuisbasis. Hij roemt overigens de degelijkheid en de ernst van het zendingswerk, dat daarmee uitsteekt boven dat op menig ander zendingsveld. Kraemer spreekt zich dan in een advies uit over het voorstel van het hoofdbestuur van de GZB, waarin gezegd wordt dat de Drie Formulieren van Enigheid de belijdenis moeten zijn en dat als Liederenbundel alleen het psalmboek, aangevuld met de 'enige-gezangen' dienen moet. Kraemer betreurt deze positiekeuze en zegt: '(daarom) is onze dogmatische en kerkrechtelijke uitrusting, hoe voortreffelijk die én principieel én voor het gegeven concrete geval moge zijn, niet vanzelfsprekend de aangewezen uitrusting voor een gemeenschap van christenen, die in elk opzicht van ons verschillen wat haar concrete situatie betreft. David beweegt zich niet het natuurlijkst en gemakkelijkst in de wapenrusting van Saul, wanneer hij voor het volk Gods moet strijden, maar in die wapenrusting die bij hem past, met de gaven en mogelijkheden, die hem zijn geschonken. Zo staat het m.i. ook met de Toraja's'.

De Drie Formulieren van Enigheid kunnen - aldus prof. Kraemer - als 'theologisch leer- en orientatieboek' heel nuttig zijn voor hen die leiding geven aan de kerk, maar verder ze zijn 'niet uit hen geboren'.

In 1940 is er een diepgaand gesprek over de onderhavige materie tussen het hoofdbestuur van de GZB, de zendingsdeputaten van de Christelijke Gereformeerde Kerken en prof. Kraemer. De discussie gaat heen en weer. Enerzijds de opvatting dat we de kerken op het zendingsveld 'een rijk Godsgeschenk' als onze belijdenisgeschriften niet mogen onthouden. Anderzijds de opvatting dat we een belijdenis niet moeten 'importeren'. Het eindresultaat is dat prof. dr. H. Visscher en prof. dr. J. J. van der Schuit (Chr. Geref.) zich over de kwestie van de belijdenis in de kerkorde (uitgaande van de Drie Formulieren) zullen buigen. Het antwoord van prof. Visscher op het betreffende verzoek luidt: 'Het in elkaar zetten van eene belijdenis voor eene missiegemeente kan toch niet geschieden buiten die gemeente om... Het komt mij voor dat dit alleen kan gebeuren op het zendingsveld zelf en dan onder leiding der zendelingen.' In een ander schrijven (aan ds. W. Bieshaar) stelde prof. Visscher voor het voorlopig te laten bij een korte 'doopbelijdenis'. Het boek van dr. Van den End beschrijft slechts de periode tot 1961. Niet meer aan de orde komt dus de voltooiing van inderdaad een eigen belijdenis van en voor de Torajakerk.

Een rijk boek

In het bovenstaande heb ik slechts enkele wezenlijke aspecten genoemd uit het rijke boek van dr. Van den End. Uiteraard ligt door het hele boek heen de niet aflatende strijd op het zendingsveld tegen de oude adat van het Torajavolk. Wanneer een volk gekerstend wordt komt het niet zó maar van z'n feesten, gebruiken en diep ingewortelde rituelen af. In een brief van zendeling H. Pol lezen we zelfs dat een jong meisje een 'gezicht' ontving, waarin de 'Heer der schepping "Poeang Matoea" haar toonde dat Hij vertoornd was over de tegenwoordige verwording van de vroegere adat'. 'Haar werd opgedragen de mensen te zeggen, dat zo hier geen verandering in kwam, zij zich blootstelden aan allerlei rampen en onheilen.'

Het ging op het zendingsveld dan ook om directe antwoorden vanuit het Woord Gods op heel concrete, cultuur-bepaalde kwesties. Aan de doordenking van die vragen hebben zendingsarbeiders hun gaven en krachten mogen geven.

Het boek van dr. Van den End laat zien hoe de jaren door geworsteld is om recht zicht op de wijze, waarop wij vanuit het Westen aan het kerkelijk leven daar gestalte moesten geven. Het belangrijkste is intussen dat door al die arbeid van mensen — gebrekkig en met vallen en opstaan — het kerkvergaderende werk van de Heilige Geest ook in Torajaland gestalte kreeg. Dat werk mag ook vandaag voortgaan. Moge de GZB kracht en wijsheid ontvangen om in het spoor der vaderen verder te gaan in de wetenschap dat de kerk 'des Heeren' is.

En wat het betreffende boek betreft, neem en lees!

N.a.v. dr. Th. van den End, De Gereformeerde Zendingsbond, 1901-1961, Uitgave Raad voor de Zending der Ned. Herv. Kerk, de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland en de Gereformeerde Zendingsbond in de Ned. Herv. Kerk, 782 pag., ƒ 50, - .

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Leren van de geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's