Kerk, School, Vereeniging
beroepingswerk e.d
Nederlandsche Hervormde Kerk.
Beroepen te Hengelo (Ov.) (3de pred. plaats) K. Strijd te Oisterwijk — te Broek op Langendijk P. W. Spruijt te Mijnsheerenland — te Brak el (toez.) cand. J. Zwijnenburg te Reeuwijk — te Otterlo cand. H. Abma te Ede.
Aangenomen naar Vleuten (bij Utrecht) cand. D. Harteveld, hulppred. te Vlaardingen — naar Meerkerk E. Schroten te Wouterswoude — naar Winschoten (Evangel.) P. Dijkstra, cand. te Huizum (Fr.) — naar Culemborg (toez.) G. Oldeman te Terwispel (Fr.)
Bedankt voor Groot-Ammers (toez.) L. Blok te Middelharnis.
Gereformeerde Kerken.
Tweetal te 's-Gravenhage-West (6e pred. plaats) J. C. J. Kuiper te Arnhem en Dr K. Sietsma te Amsterdam-Zuid.
Beroepen te Onnen (Gr.) M. J. C. Blok, cand. en hulppred. te Maasslius — te Pesse R. Ypma, cand. en hulppred. aldaar — te Papendrecht J. B. Welmers, cand. en hulppred. aldaar — te Drachten (vac. G. Staal) Ch. W. J. Teeuwen te Heerde — te 's-Gravenzande (2de pred. plaats) D. W. van der Laan te Sleen.
Christelijke Gereformeerde Kerk.
Beroepen te Oud-Beijerland J. C. Maris te Sneek.
Gereformeerde Gemeenten.
Beroepen te Lisse A. de Blois te Gouda.
Afscheid en intrede.
Het afscheid van Ds E. E. de Looze, Ned. Herv. pred. te Gouda, is bepaald op 15 Juni; de intrede te Hilversum op 22 Juni, na bevestiging door zijn vader. Ds P. de Looze, Ned. Herv. pred. te IJsselmuiden, eveneens op 22 Juni.
Vereeniging van Kerkvoogdijen.
De afdeeling Zeeland van de Vereeniging van Kerkvoogdijen in de Ned. Hervormde Kerk kwam Zaterdag 24 Mei te Goes in algemeene vergadering bijeen. Na afdoening der huishoudelijke zaken refereerde Mr A. van der Hoop, te Middelburg, lid van het Hoofdbestuur, over : „De taak der Kerkvoogdijen".
Gift.
Ten bate van de Suriname Zending van de Evangelische Broedergemeente te Zeist kwam onder letters N. N. uit Amsterdam een gift in, groot ƒ 500.—.
Zendingsmiddag.
2de Pinksterdag zal D.v. te Huizen de 13de Zendingsmiddag ten bate van den Gereformeerden Zendingsbond in 't Sparrebosch gehouden worden. Als sprekers hopen op te treden : ds. G. J. Koolhaas te Huizen, Ds D. B. van Lokhorst te Papendrecht, Zendeling J. Tanis te Zeist, Ds P. P. J. Monster te Amersfoort en Ds J. Vermaas te Huizen.
Pinkster-Boodschap.
Het Hoofdbestuur der Evangelische Alliantie gaf de volgende Pinksterboodschap in het licht:
Nu het Pinksterfeest voor de deur staat, komen wij tot u. Het eerste wat wij lezen in het Oude verhaal, dat wij wellicht reeds als kinderen kenden, is, dat op den morgen, toen het voor de eerste maal in den vollen zin des woords Pinksteren werd, de jongeren eendrachtig bijeen waren. Ongetwijfeld waren ze het niet allen met elkander eens; en ook over den Geest, die beloofd was en de wijze waarop Hij komen zou, zullen ze wel ieder hun eigen en onderling verschillende gedachten gehad hebben. Maar sterker dan al dat verschil, was het verlangen, de Goddelijke gave te ontvangen ; was de volhardende smeeking te mogen deelen in den overvloed des heils.
Toen kwam de Geest, ineens, wonderbaar ! Het was hun toen een wonder ; ons is het dat nu nóg.
De Geest vervulde hen. Wat dit beteekent, vernemen we wel uit het vervolg van het Pinksterverhaal. Zij werden blijde, zóo blijde als een mensch het zich nauwelijks denken kan. Zij werden vrijmoedig; de Geest drong hen tot levende getuigenissen.
Ze werden onbevreesd ; Gods kracht stroomde door hunne zielen. Zij leefden hier in 't nauw der wereld, maar niettemin in de ruimte des hemels. Zij kregen het paradijs tot hun ziele-erfenis. Zij zagen als in een open heerlijkheid. Een heilige uitzinnigheid deed hun wezen beven, zoodat de spotters zeiden : zij zijn vol zoeten wijn. Maar tegelijk doorvoer hen een hemelsche schuchterheid, een realiteitsgevoel, waarbij alle tijd verdween. En zij werden getuigen, ja, getuigen.
Wij lezen het in het Heilige Boek, en een weemoedig gevoel: roert zich in ons binnenste. Er schreit in ons hart iets naar die ure, naar dien tijd, naar die Geestesbedeeling, naar dat vuur, naar dat getuigenis, naar die macht, naar die glorie, naar dat gebed en.... naar die eendracht. Ja, vooral naar die eendracht!
Want wij hebben een taak in dezen tijd, en de wereld om ons heen maakt die niet licht. Wij kunnen alleen van die taak iets terecht brengen, als er van den echten Geest ons wezen bezielt en ons leven drijft.
Wij gelooven, dat die Geest de wereld wil vernieuwen en dat ook kan; maar wij weten ook, dat wij Hem ten dienste moeten staan. Wij moeten getuigen zijn; in eendracht, in geloof, hoop en liefde moeten wij getuigen van God, van Christus Jezus, onzen verrezenen verheerlijkten Heer.
Zijn wijl bereid? Zijn wij verlangende, vurig begeerende Hem te dienen ? Dan is de Geest er ook voor ons en dan kan Hij en wil Hij, door ons. Zijn heilig werk doen.
O, Geest des Heeren, kom van boven ! Kom in ons dor en vreesachtig gemoed! Kom in Uw lauwe en verdeelde Kerk ! Maak ons getuigen, vol geloof en liefde !
Veni Creator Spiritus !
Algem. Synodale Commissie.
De president opende de 6de zitting en ging voor in gebed. De notulen werden gelezen en vastgesteld. Ingekomen was een brief van, kerkvisitatoren, wijzende op de moeilijkheden om in West-Brabant de persoonlijke kerkvisitatie te houden, zoodat niet elke gemeente binnen den wettelijken termijn van 5 jaren zal kunnen worden bekocht. Aan de Synode zal het verzoek worden overgebracht om die gemeenten over te brengen in een volgende vijf-jarige periode.
Met belangstelling werd kennis genomen van de verslagen van het pensioenfonds, de kas tot aanvulling van het rijkspensioen en- de suppletiebeurs. Zij zullen aan de Synode worden overgebracht.
Ter tafel was het jaarverslag van den Herv. Schippersraad, waaruit duidelijk bleek de gewichtige en zegenrijke arbeid, door dezen raad verricht. Ook met dit verslag zal de voorgeschreven weg. worden gevolgd. Kennis werd genomen van de verschillende aanvragen om toepassing van art. 10 Regl. op 't Godsdienstonderwijs en de adviezen, door de kerkelijke besturen hierover uitgebracht. De beslissing hierover werd aan het moderamen overgelaten.
Ook in deze zitting kwamen verschillende gewichtige punten in verband met de tijdsomstandigheden aan de orde.
De president opende de 7de zitting en ging voor in gebed. Daarna voorlezing en goedkeuring der notulen en aanvulling der agenda. Van den kerkeraad van Hengelo was bericht ingekomen, dat hij wenschte over te gaan tot stichting van een 3de predikantsplaats, met verzoek om toekenning van het recht ingevolge art. 23 Regl. Predikantstractementen. Wanneer alle op deze zaak betrekking hebbende stukken in orde zullen zijn, kan de zaak ter afdoening aan de Synode worden overgegeven. Met belangstelling werd kennis genomen van de provinciale weduwen- en weezenbeurs Drente over het jaar 1940.
Een brief van de kerkvoogden te Hasselt die bezwaar maken tegen verhooging van het quotum, werd naar de besturen verwezen ter nadere inlichting. Behandeld werd een verzoek van de Ned. Zeemanscentrale om een afgevaardigde der Synode in haar bestuur te benoemen. Met gunstig advies werd deze brief naar de Synode doorgezonden. Ter tafel kwam een verslag van de commissie van bijstand van de weduwenen weezenhulpbeurs. Verzocht werd dit verslag goed te keuren, eveneens goedkeuring te verleenen aan de gedane uitkeeringen en een secretaris te benoemen. De stukken zullen worden overgebracht naar de Synode. Een verzoek van den kerkeraad te Nieuw-Dordrecht om inlichtingen aangaande gemeente-stichting, zal ter informatie worden doorgezonden naar de commissie voor kerkelijk overleg. Een voordracht tot herbenoeming van leden in den Herv. Schippersraad, ingezonden door den kerkeraad van Groningen, werd met gunstig advies overgebracht bij de Synode.
Namens de commissie voor godsdienstonderwijs op de openbare scholen bracht Prof. Dr J. de Zwaan een voorloopig rapport uit. Daar ze nog niet gereed had kunnen komen met haar onderzoek betreffende deze zeer belangrijke materie, wenschte ze diligent te blijven. Voorgesteld werd een opwekkende brief te richten aan de kerkeraden van de gemeenten, die tot nu toe nalatig waren gebleven. Namens de Synode zou ze haar onderzoek voortzetten. De hoop werd uitgesproken, dat een volledig rapport op de zomer-Synode ter tafel zal kunnen zijn.
Tot leden van de spoed-commissie en tot gecommitteerden voor het toezicht op de administratie van den quaestor-generaal werden benoemd Dr J. de Zwaan en Ds J. W. Dippel.
Resumptie der notulen vond daarna plaats. Aan het einde der vergadering gekomen, sprak de president een woord van afscheid tot Ds J. P. van Bruggen en Mr J. H. Bybau, die een volgende vergadering niet meer zullen bijwonen.
Hij was heel dankbaar, dat zij ondanks hun drukken arbeid hun kracht in dienst der Kerk en van het Hoofd der Kerk hadgen steld. Hij dankte voorts den secretaris, den vice-president en de perscommissie voor hun arbeid. Hij sprak den wensch uit, dat alle leden den troost en de bekrachtiging mochten kennen, die gelegen is in 't woord van den apostel Petrus : „Hij gaf het over aan dien, die rechtvaardiglijk oordeelt".
De vice-president dankte den president voor zijn goede leiding. De heeren Bybau en Van Bruggen spraken een hartelijk afscheidswoord. Daarna sloot de president de vergadering en ging in dankzegging voor.
De grootte van een gemeente.
Prof. Dr V. Hepp heeft onlangs de opmerking gemaakt, dat een gemeente niet meer dan 800 zielen moest tellen. Hij schrijft daarover in het weekblad „Credo" o.m.:
„Nauwkeurige statistische gegevens staan ons hierover niet ten dienste. Men kan uit ons jaarboek nagaan, dat ongeveer de helft van alle leden eener kerk belijdende leden zijn. Hier iets meer, daar iets minder. Op grond van informaties, die wij gedurende onderscheiden jaren hebben ingewonnen, meenen we in een gemeente van 800 zielen de adressen op 250 te moeten stellen. Ook hierbij moet eenige schommeling worden aangenomen. De eene kerk verschilt daar in wel wat van de ander.
Het dunkt ons een ideaal, dat een predikant eenmaal per jaar de gemeente in de huizen bezoekt. Trekken wij extra drukke en vacantie-weken er af, dan zal hij 6 gewone bezoeken per week moeten afleggen.
Van het getal zieken en ouden van dagen hangt het af, of dit kan. Hij zal voor elk bezoek eenigen tijd moeten nemen en mag zich hierbij niet door haast laten drijven.
Hieruit ziet men, dat een gemeente van 800 zielen nog altijd wat aan den hoogen kant blijft. Het jaar voor huisbezoek zal allicht tot anderhalf jaar uitdijen. Gewenscht is dit niet. Het echte herderlijke contact stelt meer eischen. Maar met het oog op de werkelijkheid durven wij op de 800 niet verder afdingen.
In zulk een gemeente schatten wij het cijfer der catechisanten op 150. Veel hangt er hierbij van af, op welken leeftijd de jeugd de catechisatie begint te bezoeken.
Maar houden wij eens aan de 150 vast. Een catechisatieklas mag de 25 niet te boven gaan. Dit komt dus neer op de 6 catechisatie-uren per week. Voegt men daarbij nog een belijdenis-catechisatie en een samenkomst met belijdende leden, waarop, althans gedurende de wintermaanden, een onderwerp uit de geloofsbelijdenis of iets dergelijks wordt behandeld, dan wordt ook voor dezen tak van arbeid op den predikant geen gering beslag gelegd.
Zeer wenschelijk is het ook, dat de dominee zijn belangstelling voor het vereenigingsleven toont door met niet al te lange tusschenpoozen vergaderingen bij te wonen.
Telt men hierbij den tijd, dien hij noodig heeft voor degelijke voorbereidingen voor zijn preeken, voor het bijhouden van zijn studie, voor de vervulling van opdrachten, hem door het kerkverband opgelegd, dan kan het wel moeilijk worden ontkend, dat hiermee zijn werkweek geheel is gevuld.
Naar onze overtuiging kan een gemeente van 800 zielen door een predikant nog net behoorlijk worden bewerkt. Is zij grooter, dan moet hij een deel van den toch zoo noodzakelijken arbeid laten liggen.
Ook voor de leden zelf is een gemeente van deze grootte nog te overzien. Men kan de geschikte krachten voor het ouderlingen diakenambt toetsen; zoo wordt de verkiezing niet een keus op geluk, maar een met oordeel des onderscheids. Gaat een gemeente boven dit getal uit, dan kan eigenlijk van een verantwoorde verkiezing nauwelijks meer sprake zijn.
Voor een gemeente van 800 zielen kan men met een kerkgebouw van 500 a 600 zitplaatsen volstaan. De bouwkosten behoeven niet hoog op te loopen om een schoon kerkje te bezitten. De ouderlingen kunnen opzicht houden over het kerkgaan.
De samenkomsten kunnen nog een intiem karakter dragen, wat voor het geestelijk leven zoo bevorderlijk is.
Wij verwachten daarvan, dat de gemeente meer zal worden gebouwd, dat onkerkelijkheid en afval, voor zoover dit binnen menschelijk vermogen ligt, zal worden ingeperkt, dat de secten, die dikwijls trekken door het intimiteitsgevoel, minder vat op de kerk zullen hebben. Een kathedraal, die duizenden kerkgangers kan bevatten, die tot de laatste plaats is ingenomen en waaruit het kerkgezang krachtig opklinkt, moge veel aantrekkelijks hebben, in de geestelijke behoefte der gemeente kan toch het best door de kleine kerk worden voorzien. Het laatste behoort den doorslag te geven.
Het Psalmgezang.
Ds F. Guillaume, Geref. pred. te Sneek, schrijft in „Onze boodschapper'', weekblad van den Centralen Jeugdraad te Sneek, naar aanleiding van het werk der stichting tot verbetering van het Psalmgezang in de Gereformeerde Kerken in Nederland o.m. :
„Het is voor geen tegenspraak vatbaar, dat we met ons Psalmgezang nog niet zijn, waar we wezen moeten. Uit zoo nu en dan opgemaakte statistieken is wel gebleken, hoe weinig Psalmen in onze godsdienstoefeningen practisch worden gebruikt, terwijl het van die Psalmen weer een bepaald aantal verzen is, dat met eenvoudige negeering van de andere, regelmatig wordt gezongen. De oorzaak, dat een zoo groot deel van ons psalmboek onbenut blijft, ligt eenerzijds in ongelukkige berijming, anderzijds in onmogelijke zangwijzen. Eigenlijk weten we daar alles van. Men heeft wel getracht de Gezangen te bestrijden met de opmerking, dat we eerst maar de Psalmen moesten leeren kennen en leeren zingen, maar men zag het onredelijke in dat betoog geheel over het hoofd, omdat een groot deel der berijmde Psalmen eenvoudig niet te zingen is.
Nu kan men zich daarbij neerleggen, zooals we vele jaren gedaan hebben. Maar dat bevredigt natuurlijk niet. Hoe de verbetering metterdaad kan komen, is nog niet duidelijk, maar ernstige pogingen in die richting verdienen aandacht niet alleen, maar ook hartelijke belangstelhng. Indertijd heeft Ds H. Hasper een krachtige stap in de goede richting gedaan met de uitgave van „de Psalmen van Israël op de oorspronkelijke melodieën uit de 16de eeuw", waarin hij de Psalmen opnieuw berijmde, niet de oude berijming zooveel mogelijk corrigeerde, maar oorspronkelijk werk leverde.
De uitgave heeft heel wat pennen in beweging gebracht; er is groote waardeering uitgesproken voor deze machtige prestatie en juist vanwege die waardeering is er zoowel op de woorden als de melodieën critiek geoefend. Intusschen heeft men gevoeld, dat het niet aangaat, ook na de verschijning van dit werk, zonder meer bij 't oude te blijven. In elk geval zou getracht kunnen worden naar aanleiding van dit werk meer belangstelling voor het Psalmgezang te wekken".
De Preek.
Een preek kost tijd. Op onderhoudende, eenvoudige wijze, moet de dominee den vollen inhoud, voor zoover hij het na ernstige studie heeft gezien, aan de gemeente brengen. Zoo schrijft Ds S. Wouters, van Soestdijk, in „Bouwen en Bewaren', orgaan van den Gereformeerden Meisjesbond.
Duurt de dienst anderhalf uur, dan zal de predikant zijn preek moeten doen in drie kwartier, omdat al het andere de helft van den tijd in beslag neemt. In drie kwartier, voor geleerd en ongeleerd, voor gevorderden in het Koninkrijk Gods en voor kinderen zóó het Woord te bedienen, dat ieder het meeneemt. Waarlijk, dat is een zware taak. Want, uitleggen is niet voldoende. Het Woord moet ook toegepast worden. Hier is de Heere ook streng in.
Die toepassing mag niet zóó zijn, dat ze bij elke preek kan worden gehouden. Neen. De toepassing moet, zeer concreet, afgeleid zijn uit dien bepaalden tekst, die aan de orde is, en zij moet het Woord concreet maken voor het heden, het nu en voor die bepaalde gemeente, waarin men zich bevindt.
De toepassing kost daarom niet minder voorbereiding dan de uitlegging. Ze eischt van de hoorders alle aandacht op. Niemand mag de toepassing van de uitlegging scheiden.
U zult echter na dit alles begrijpen, dat een preek inspannend is voor den predikant, zoowel als voor de hoorders. Het Woord spreekt. God spreekt. De Heilige Geest worstelt in de kerk om de stem des Heeren diep tot alle hoorders te doen doordringen.
Zoo rnoet het. God wil het geloofsleven werken en sterken door de bediening des Woords. Hij heeft daar in Goddelijke souvereiniteit den regel voor gesteld. Daarom mogen wij niet zeggen : ik belief het niet. Of, ik wil liever een gemoedelijk toespraakje. Of, ik houd van een dominee met mooie verhaaltjes op den preekstoel, waarbij ik me niet behoef in te spannen. God zegt tegen u : in uw kerkgang zult gij Mij hooren, zooals Ik heden in Christus tot u spreken wil.
Daarom is 't waarlijk goed gemotiveerd, waarom wij in onze kerken zulk een sobere liturgie hebben. We zouden het niet graag anders zien. We meenen, dat aldus de 1 1/2 uur kerkgang het beste wordt besteed. In een kleine kerk kan b.v. ook. de Avondmaalsbediening zooveel beter tot haar recht komen.
Grijpen dan onze kerken de beste middelen aan. Dan mogen wij op den rijksten zegen van den God des heils hopen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1941
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1941
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's