„We mogen het mes niet in het leven zetten
Ds. M.C. Tanis onderwijst zwakgelovigen vanuit het Woord en de Drie Formulieren
Zoals een arts zn receptenboek raadpleegt bij de behandeling van een patiënt, zo mag een predikant het Woord van God aanwenden voor mensen die worstelen met de persoonlijke toeëigening van het heil in Christus Jezus. „In een pastoraal gesprek probeer ik eerst de diagnose vast te stellen. Vervolgens gaan we samen in de Schriften op zoek naar onderwijs, zegt ds. M.C. Tanis, emerituspredikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken. „God leidt mensen immers door de dwaasheid der prediking tot een vast, gefundeerd geloof in Christus.
Na een ambtsbediening van ruim veertig jaar is het voor de 70-jarige Werkendamse predikant zonneklaar: het Woord van God, niets anders, is voor zoekende, twijfelende, schuchtere zielen het enige probate middel om zekerheid in het geloofsleven te krijgen. „Ambtsdragers moeten daarom hun eigen bekering niet als toetssteen aanleggen. De Heere werkt door de bediening van Wet en Evangelie.
Tegelijk is het werk van de Heilige Geest onmisbaar, zegt ds. Tanis. „Bij Calvijn las ik: Het woord Gods is als een zon die allen toestraalt aan wie gepredikt wordt, maar het is zonder enige vrucht voor ons, want wij zijn van nature blind. Daarom kan het in onze harten niet doordringen, tenzij de inwendige leermeester, de Geest, door Zijn verlichting de toegang bereidt.
Levensgrond
De predikant, die de gemeenten van Urk, Middelharnis, Barendrecht en Sliedrecht diende, heeft zelf ondervonden dat geloofszekerheid rijpt en groeit onder de verkondiging van het Woord. „Ik groeide tijdens de oorlogsjaren op in Rotterdam en liep met de vraag hoe ik rechtvaardig kon verschijnen voor God. Wat zou er met me gebeuren als ik omkwam bij een bombardement? Ds. W.F. Laman gaf me leiding. Zijn prediking was vertroostend en bemoedigend. Ik ging verstaan dat de Heere in mn leven werkte.
Ds. Tanis wil geen moment in zijn leven aanwijzen waarop hij zekerheid over zijn aandeel in Christus kreeg. „Ik wil niet lokaliseren. Het Woord deed kracht in mn leven. Ik kon me niet in de gemeenschap met God stellen. Toen kwamen er momenten waarop de Heere sprak: Zie het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Wanneer dat opengaat, ervaar je de liefde van God. Maar die ogenblikken wil ik niet omlijsten. Ze waren er, maar er was een verdergaande ontwikkeling nodig.
Voor mij zijn de persoon en het werk van Christus de levensgrond geworden. God is in Hem bevredigd. In Hem heeft God niets meer te eisen. Ik zal niet meer op je toornen, Ik zal niet meer op je schelden. Ik heb geleerd dat ik alleen kan sterven op grond van Christus werk en dat God me aanziet in Christus. Anders is het verloren. Dat weet ik vast.
Aan het einde van mn dienst leven twee zaken sterk bij me: Gods genade en Gods trouw. Dat Hij nu Dezelfde blijft, dat is zon wonder. En als je dat mag ondervinden, wordt je prediking nóg ruimer en rijker. Dan zeg je: Gemeente, het kan voor mij, het kan voor u zeker.
Pijn
„In pastorale gesprekken wil ik niet als een rechercheur te werk gaan. Ik wil een herder zijn. Ook mijn eigen levensweg mag ik niet als normering gebruiken, hoewel die leidingen wel een rol spelen, maar dat komt omdat ik mag zeggen dat ik in het Woord van God mn levensbeeld mag terugvinden.
Natuurlijk maak ik mensen mee die het min of meer vanzelfsprekend vonden om in Jezus te geloven. Hij is je Zaligmaker, dus ik ben een kind van God. In zon mentaliteit proef je gevaar en misleiding. Je voelt zelfverzekerdheid. Vaak merk je dat deze mensen er een gemakkelijke levenswandel op na houden.
In zulke gevallen probeer ik dan te wijzen op de merktekenen van de ware christenen, zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis die in artikel 29 weergeeft: het geloof in Jezus Christus, het aangrijpen van Hem als de enige Zaligmaker, het vlieden van de zonden, het najagen van de gerechtigheid, het vlees kruisigen en het gestadig de toevlucht nemen tot het bloed, de dood en het lijden van de Heere Jezus Christus.
Soms zeggen mensen tegen me: U kunt het mij niet afnemen. Dan voel je als pastor pijn, hoewel je beseft dat jouw spreken niet het einde van alle tegenspraak is. Je bent zelf ook een mens die het van genade moet hebben. Maar gelukkig gebeurt het ook dat mensen hun inzicht wijzigen: ze worden van rijk arm. Ze komen buiten de zaligheid te staan, maar mogen er dan door de genade van God ín worden geplaatst.
Achtergronden
„Als je bij iemand op bezoek komt, merk je al gauw of iemand met zielsvragen loopt. Je probeert belangstellend te informeren, niet nieuwsgierig. Het is goed om te laten merken dat je de tijd ervoor wilt nemen. Dat voelt iemand aan, dat neemt drempels weg. Mensen zijn soms bang om verkeerde woorden te gebruiken. Die vrees moet je ook ontnemen. Al zegt u het nog zo kreupel, dat geeft niet.
De vragen bereiken mij in allerlei bewoordingen. Ik ben met de Heere bezig, dominee, maar is er voor mij ook genade? Soms vertelt iemand over zijn leven en stelt hij daarna de vraag: Kan dit nu met genade gepaard gaan? Een ander zegt: Ik ben zo koud, ik heb zon stenen hart. Is de Heere Jezus ook voor mij gestorven?
Ik heb de achterliggende jaren ervaren dat een melancholisch, onzeker karakter van invloed kan zijn op het geloofsleven. Anderen hebben een moeilijke jeugd gehad en kampen met minderwaardigheidsgevoelens. Voor een dominee is het van belang om iemands achtergronden te kennen.
Onzekerheid ontstaat ook gemakkelijk bij een belerende en beschrijvende prediking. Het accent ligt op het moeten: dit moet je kennen, dat moet je ervaren. Ik geloof zeker dat de Heere een weg met Zijn kinderen houdt, maar als je die al te eenvormig weergeeft en geen oog hebt voor de veelkleurigheid van Gods werk, dan gaat het onderwijs verschralen. Dan is er geen ontdekking, aansporing en uitlokking meer.
„Aan twijfelaars vraag ik weleens of ze onder de prediking iets van de Heere mogen opdoen. Calvijn wijst er immers op dat de weldaden die God aan een ieder in het bijzonder heeft bewezen, dienstig zijn tot versterking van het geloof in later tijden. Wanneer de Heere ons schijnt verlaten te hebben, kunnen de vroegere weldaden ons weer oprichten, zegt hij.
Volgens Calvijn moeten we zwakgelovigen schragen door de beloften der zaligheid die de Heere uit eigen beweging en milddadigheid ter wille van onze ellendigheid geeft. Er is niets meer dat het geloof kan stutten dan die weldadige boodschap dat God de wereld met Zichzelf verzoent. Dat zegt Calvijn mooi, vind ik.
Iemand kan zich verschuilen achter zijn ongeloof. Hoe gaat u daarmee om?
„Dan moet het mes ook weleens gehanteerd worden. Dat kan nodig zijn, ook als iemand zegt: Ik geloof hoor, en ja, wat Hij begon, voleindigt Hij ook. Daar ga ik tegenin. Dat eist de Schrift.
Maar als ik iemand ontmoet die zijn verlorenheid inleeft, spreek ik niet scherp. Als je iemand kent van wie het bedrijf door drank failliet is gegaan, dan ben je toch blij als hij tot inkeer komt? Zeg je dan: Eigen schuld? Nee, dan zeg je: Er is nog doen aan, man. Zo mag je ook in geestelijk opzicht handelen. We mogen het mes niet in het leven zetten.
Mannen als Thomas Hooker en Thomas Sheppard stuurden aan op een heilzame wanhoop. Deed u dat ook?
„Ik ken deze uitdrukking, ik begrijp ze ook, maar zelf zou ik ze niet gebruiken. Liever wijs ik op de pinksterlingen. Petrus zei tot hen dat de gekruisigde en opgestane Christus de schriftuurlijke Christus is. Zijn spits is: Zo wete dan zekerlijk het ganse huis van Israël dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft. Dan komt er een vaste overtuiging, een verslagenheid in het hart. Wat moeten wij doen, mannenbroeders? Dat is geen wanhoopsklacht, dat is een levensklacht. En tegenover die uitroep komt de rijkdom in Christus te staan.
Ik stuur nergens op aan, ik onderwijs vanuit de Wet en het Evangelie. Daardoor ontstaat de overtuiging dat we tegen God hebben gezondigd. Die overtuiging blijft, maar wordt telkens dieper. Ik leer zien dat de Heere mij voorbij moet gaan, maar door Zijn leiding word ik toch tot God getrokken. En als iemand de verzoening Gods in Christus kent, blijft geldig wat het Avondmaalsformulier zegt: dat ik verdoemeniswaardig ben tot het eind van mn leven en dat alleen Christus mijn enige gerechtigheid voor God is.
Ik houd me liever aan hetgeen de Heere Jezus zegt over de tollenaar in de tempel. Toen Nathanaël onder de vijgeboom zat, was er al leven, ja, natuurlijk. Kijk eens naar Nicodemus. Die wist tijdens het tweegesprek ook niet dat de Heere Jezus al met hem bezig was.
Het leven begint met de opzoekende liefde Gods. Waar Hij trekt, wordt in het leven de overtuiging geboren: Hoe kan ik een genadig God ontmoeten? En dan maakt de Heilige Geest plaats voor en behoefte aan de persoon en het werk van de Heere Jezus. En dan is er ook sprake van geloof.
Betekent dat dat er geloof is dat zich niet richt op de Heere Jezus?
„Als de Heere werkt, komt er een gerichtheid op de Eerste Persoon. Het gaat over de verzoening met God, tegen Wie we hebben gezondigd. Het begint niet bij de Heere Jezus. Het begint bij God. De Heere Jezus zegt: Gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.
Een klein kind weet feilloos wie zijn vader is. Het heeft zn vader lief, want die zorgt immers voor hem. Maar weet jouw zoontje waaróm jij zn vader bent? Nee, daar heeft hij nog geen inzicht in. Voor het antwoord op die vraag is hij nog niet rijp. Zo is het in het geestelijke leven ook.
Wanneer mag een prediker wijzen op de beloften van de Heere? Moet hij wachten op het zien van een genoegzame overtuiging van zonden?
„De beloften van de Heere mogen altijd worden gepredikt. Wat zegt de Heere niet tegen Kaïn? 'Waarom is uw aangezicht vervallen? Is er niet, indien ge weldoet , verhoging? 'In Ezechiël zegt God: 'Ik heb geen lust in de dood van een goddeloze. ' Jezus zegt: 'Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaren tot bekering. ' Er staan ook beloften voor ontdekking in het Woord. 'Ik zal het stenen hart wegnemen en een vlezen hart geven.' "
Wat zegt u tegen iemand die zucht onder een stenen hart?
„Dan zeg ik: ‘Weet je nu wat de Heere zegt? Kom bij Mij, hè? Wat doe je als je je niet in orde voelt? Waarom ga je naar een dokter? Die man vraagt wat je komt doen. Hij is bereid je te helpen.’ Op die manier stop je niet iets in handen, maar zo ga je zielen heenwijzen. Als een mens begeert tot Christus te vluchten, hoeft hij zich niet af te vragen of hij wel genoeg ellendekennis heeft. Zijn begeerte laat zien dat dat het geval is. Anders zou hij niet vluchten tot de Zaligmaker. Met minder kan het niet, maar meer is niet nodig.”
Hoe handelt u met iemand die niet kan geloven?
„Dan probeer ik te informeren waarin het onvermogen bestaat. Vertelt u daar eens iets van? Dan zou je eraan kunnen verbinden: Zou u willen geloven? En als men dan zegt: Dat is onmogelijk. Maar zou je dat willen? Echt willen? Soms kun je het antwoord aan de uitdrukking van het gezicht zien.
Wat ziet u dan?
„Dan zie ik dat iemand zou willen geloven. Waarom wil hij dat? Omdat hij toch in zijn hart God heeft liefgekregen, maar hij kan er niet toe komen. Wel moet je erop wijzen dat die onvolkomenheid en dat onvermogen zonde is. Maar je mag de Heere Jezus naspreken. Hij zegt tegen een vader die bij hem om raad komt: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk die gelooft. Dan barst die man in tranen uit, en dan zegt hij: Ik geloof Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp. Dat is de zwakgelovige. Die wordt niet bestraft!
Luther raadt twijfelmoedigen aan om hun situatie aan de predikant voor te leggen en zijn oordeel te aanvaarden als het oordeel van de Heere Zelf.
„Daar ben ik het mee eens. In het Formulier tot bevestiging van ambtsdragers staat in de aanspraak tot de gemeente: Gedenk dat God Zelf door hem spreekt, en neem het woord dat hij volgens de Heilige Schrift u verkondigt, niet aan als der mensen woord, maar -gelijk het in waarheid is als Gods Woord.
Als ik iemand zeg dat de Heere in zijn leven werkt, zou ik er tegelijk aan willen toevoegen: Dat is mijn overtuiging, en vraag nu aan de Heere of jij dat ook vast mag geloven, opdat je de gemeenschap van het huwelijksleven met Christus mag leren kennen.
De kritiek die dan oprijst, is dat het werk van de Heilige Geest wordt gehinderd.
„Als je kentekenen van genade ontdekt, mag je dat zeggen. Vorige week vroeg ik aan mijn kleinkinderen: Hoe is jullie tussenrapport? Mooi hoor, zo doorgaan, hoor. Dan stel je het ene vast, en je bemoedigt tegelijk om in die lijn voort te gaan. Zo lees ik ook psalm 69: Gij die God zoekt in al uw zielsverdriet, houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven. Als ik tegen een jongen zeg: Ja, je zit wel in de tweede klas van de havo, maar je zit nog niet in de vijfde, dan ga ik verlammend werken. Dan ben ik geen leidsman tot Christus.
Tegen twijfelaars zeg ik altijd: Aanhouden. Waarom hield ik als kind bij mn moeder aan? Omdat ik zag dat moeder had wat ik nodig had. Dan ligt er in het zoeken geen grond, welnee, anders is zoeken geen zoeken.
De Dordtse Leerregels zeggen dat gelovigen in dit leven twijfelingen des vleses ervaren, in zware aanvechting kunnen komen en het volle vertrouwen des geloofs en de zekerheid der volharding niet altijd gevoelen. En wanneer men die zekerheid niet krachtig in zich gevoelt, moet men nochtans de middelen waarnemen, door welke de Heere heeft beloofd deze dingen te werken. Zwakgelovigen moeten niet mismoedig worden wanneer ze van de verwerping horen gewagen, noch zichzelf onder de verworpenen rekenen, maar ze moeten in het waarnemen van de middelen vlijtig voortgaan, naar de tijd van de overvloedige genade vuriglijk verlangen en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten.
Dat is toch mooi onderwijs? Het geloof groeit. Het is net als met de ogen van een man. Toen hij kind was, had hij dezelfde ogen. Hij kijkt nog steeds op dezelfde manier. Maar toch heeft hij meer leren zien en kennen. En zo wordt het geloof gevoed en gesterkt door het Woord en de sacramenten.
Zijn er ook mensen die het lampje op de rug blijven dragen, ondanks alle mooie woorden?
„O ja, ik heb zulke mensen wel gekend. Vaak had het karakter er ook iets mee te maken. Toch straalden zij iets uit, waarvoor anderen diep respect koesterden. Zij hadden veel strijd, veel worstelingen, veel vragen. Eén ding wisten ze echter zeker: God is goed voor slechte mensen. Ook mocht het pastorale werk er soms aan meewerken dat ze zich toch tijdens het Avondmaal wierpen op de Heere Jezus Christus. Dat ze schuiling wilden zoeken achter Zijn bloed. Maar telkens kwam de vraag weer boven: Is Hij nu wel voor mij gestorven? Is Hij wel mijn Borg en Middelaar? Zo heb ik er zien heengaan die de belofte in dit leven niet verkregen hebben.
Bij anderen gebeurde het dat het genadelicht aan het eind van hun leven zo helder mocht stralen bij de Heere vandaan, dat zij de vaste overtuiging hadden: de Heere is van alles de werkmeester en de onderhouder geweest. Dan volgden ook de klachten: Och, wat heeft de Heere me toch verdragen, ik ben veel ongelovig geweest. En dat is me tot smart. En nu is het maar steeds mijn vraag: Vergeef en vermeerder mn geloof. Dan rijst er droefheid over het ongeloof. Want ongeloof verdenkt God, hè? Zelfverdenking is goed, maar Hem te verdenken, o, dat is niet goed.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 november 1999
Terdege | 92 Pagina's