Jodocus van Lodenstein
Een gereformeerde mysticus
Hij was een geleerde, een theoloog, een dichter, apologeet van een geheiligd leven. Een gereformeerde mysticus, die zich het liefst terugtrok voor stille overpeinzing, eenzaam, met God gemeenzaam. Maar ook een man die het sociale onrecht hekelde, die zich actief inzette voor de vervolgde Waldenzen, die tijdens een pestepidemie van bed tot bed trok. Jodocus van Lodenstein, de man van het Hoog omhoog! mijn ziel, naar boven! Hier beneden is het niet.
Jodocus van Lodenstein komt uit een oud en aanzienlijk geslacht en werd in een vroom gezin opgevoed. Door zijn afkomst en opvoeding is hij altijd een aristocraat gebleven. In 1636 begint zijn studie theologie in Utrecht. Met een praktisch bezwaar: Jodocus is niet vlot in het spreken. Blijkbaar is de spraakstoornis een jeugdkwaal, want later horen we er niets meer van.
Een hoogleraar in Utrecht die veel invloed op hem heeft, is Voetius. Na Utrecht volgt een periode aan de academie te Franeker, waar hij zich bekwaamt in de Oosterse talen. Hier woont student Van Lodenstein bij professor Coccejus. Zijn gaven vielen op. Hij sprak vlot Latijn, kende ook Frans, Duits en Engels. Ook zijn muzikale kennis mag vermeld worden.
Zwakke gezondheid
Zoetermeer wordt in 1644 de eerste gemeente. Hier heeft Van Lodenstein het niet gemakkelijk gehad. Er zijn malcontenten, die hem ongesont in de leere vinden. In 1650 komt een beroep uit Sluis, dat Van Lodenstein aanneemt. Daar hebben ze meer waardering voor zijn preken. Vanaf 1653 is hij predikant in Utrecht.
Van Lodenstein woont buiten de stad. Daar vindt hij de rust voor meditatie en huisgodsdienstoefening. Zijn gezondheid is zwak, zijn dagindeling gedisciplineerd. Hij staat vroeg op, zijn maaltijden zijn sober, in kleding en huisraad zoekt hij geen luxe. Van zijn rijkdom deelt hij uit onder de armen. Als in 1664 in Utrecht de pest woedt, gaat hij van bed tot bed.
Hoewel Van Lodenstein het huwelijk prijst als een goddelijke instelling, kiest hij zelf vrijwillig voor het celibaat. Ongehinderd door de zorgen voor een vrouw en kinderen kan hij zich geheel wijden aan zijn ambtelijk werk. In 1677 overlijdt
hij zoals hij heeft geleefd: kalm en waardig, buigend onder de wil van God. Een man met een bijzondere vroomheid. Tijdgenoten kenden zijn soberheid, diepe ernst, grote eenvoud en zelfverloochening.
Geesteloze predikanten
Hoewel de zeventiende eeuw de Gouden Eeuw genoemd wordt, waren er in de samenleving grote verschillen. Van Lodenstein hekelde het sociale onrecht. Hij beschuldigde de overheid, het volk en de kerk er bovendien van dat zij niets of te weinig deden voor de zending. Zelf leefde hij mee met de vervolgde kerk in Frankrijk en spande hij zich in om haar te helpen. Zeer verdienstelijk heeft hij zich gemaakt voor de gruwelijk vervolgde Waldenzen in Piemont. Hij organiseerde in Utrecht collecten en maakte aanzienlijke bedragen over.
Van Lodenstein heeft verder kritiek op geesteloze predikanten. Zijn hoofdwerk, de Beschouwinge van Zion, geeft ons een inzicht in de treurige toestand van de Gereformeerde Kerk in zijn dagen. Veel predikanten zijn lauw, vreesachtig en hoogmoedig. De heersende zelfgenoegzaamheid leidt tot verstarring, de verstarring tot sleur, de sleur tot onverschilligheid. Als reactie daarop gaat een aantal predikanten de nadruk leggen op de persoonlijke toeëigening van het heil en de noodzaak van voortgaande reformatie.
Nadere Reformatie
Van Lodenstein is één van de duidelijkste vertegenwoordigers van die Nadere Reformatie. Hij ijvert voor de doorwerking van de reformatorische beginselen in het volksleven en bestrijdt daarom allerlei volkszonden van zijn tijd, zoals luxe, dronkenschap, kermisbezoek, dobbelspel, zondagsontheiliging, huwelijksontrouw en andere inbreuken op de christelijke levensstijl. Zijn protest is ook tegen lippengeloof en paapse stoutigheden. Tijdgenoten konden zijn vlijmscherpe analyses van misstanden in de kerk niet waarderen. Ze gaven de boeteprediker de titel Lodesteen.
Den liefdeloozen Lode-steen
Van Liefde koud als lood en steen.
Letterkennis ziet Van Lodenstein als de grootste bedreiging van het gereformeerde geloofsleven. Men bezit wel de woorden van de Waarheid, maar niet de Waarheid van de woorden. De kern van de praktijk van de godzaligheid is de persoonlijke gemeenschap met God in Christus. Het bevindelijk leven wordt niet door studie, maar door Gods Geest verkregen.
Vriendenkring
Van Lodenstein voelde zich hecht verbonden met Gisbertus Voetius. Hij wordt wel de zuiverste vertolker van Voetius bedoelingen genoemd, al is hij in zijn prediking minder schematisch dan zijn leermeester. Ook Jean de Labadie heeft grote indruk op hem gemaakt. Maar hoe scherp hij ook de gereformeerde volkskerk heeft bekritiseerd, van een afscheiding van haar wil Van Lodenstein niet weten. Hij voelt zich medeschuldig aan de nood van zijn kerk en kan haar daarom niet verlaten. Wel beschouwt hij De Labadie, ondanks diens breuk met de kerk, als een broeder en deelt hij zijn visie op het Heilig Avondmaal.
De boezemvriend van Van Lodenstein was Justus van den Bogaard, bij uitstek een bevindelijke prediker. Ook ds. Abraham van de Velde en ds. Johannes Teellinck maakten deel uit van de vriendenkring. Met zijn vriend Jakobus Koelman deelde Van Lodenstein het verzet tegen de formulierendwang. Hij vatte de formulieren als voorbeelden op, ter vrije navolging. Het letterlijk naspreken ervan zag hij als één van de oorzaken van de heersende dodigheid in de kerk. Ook keurde Van Lodenstein met Koelman het houden van christelijke feestdagen af.
Prediking
De preken van Van Lodenstein zijn eenvoudig, actueel en levendig.
We kunnen hem een boeteprediker noemen, maar het Evangelie ontbreekt niet. Hij moedigt onbekeerden aan om werk van hun bekering te maken, roept twijfelenden op gebruik te maken van Gods beloften en bekommerden om de Heere te verwachten. Tot op zijn sterfbed getuigt hij van het nochtans van het geloof. „Men moet geloven dat God goed en algenoegzaam is; ik gevoel niet, maar weet dat in de Heere Jezus een volheid van genade is, en ik leg mij neer op dit zoutverbond, dat onveranderlijk is. Op Uw zaligheid wacht ik, o Heere.
Van Lodenstein hield de relatie met de Middeleeuwse mystiek vast, zij het kritisch. Door het overnemen van elementen uit de Middeleeuwse mystiek heeft hij aanleiding gegeven tot verwarring over zijn persoon. Alle ervaringen moeten volgens Van Lodenstein echter worden getoetst aan de gereformeerde belijdenisgeschriften. Hij zoekt een mystiek die met de gereformeerde leer overeenstemt. Er zijn uitdrukkingen die de indruk wekken dat hij heel dicht bij een mystieke eenwording van God en mens komt, maar Van Lodenstein is te veel calvinist om die grens te overschrijden. Hij kent de oneindige afstand tussen God en mens. God blijft God. Het schepsel blijft schepsel.
Heiliging
Mysthiek is nauw met levensheiliging verbonden. Niemand van de mannen van de Nadere Reformatie heeft zo hartstochtelijk op een heilig leven aangedrongen als Van Lodenstein. Zijn liefste wens is in de navolging van Christus te mogen delen in Diens heiligheid.
Heilig mij, heilig mij,
Ik moet Jesu, zijn als Gij.
Heilig mij, heilig mij:
Ik moet heilig zijn als Gij.
De verzoening en de rechtvaardiging hebben bij Van Lodenstein niet het laatste woord. Het gaat om de heiliging, die voortvloeit uit de persoonlijke vereniging met Christus, door de werking van de Heilige Geest. Van Lodenstein ziet de rechtvaardiging als het middel om tot de heiliging te komen. Naar zijn overtuiging is dit geheel in overeenstemming met wat Paulus leert in de brief aan de Romeinen en de Galaten. We kunnen zeggen dat hij de christelijke levenswandel beschouwt als een onderscheidingsteken van de kinderen van God.
Met zijn levensheiliging leert Van Lodenstein geen perfectionisme. Gods kinderen zijn niet volmaakt. Deze kwestie komt aan de orde in zijn boek Weeg-schale der onvol-maacktheden. Hij legt het leven van Gods kinderen in de zuivere weegschaal van Gods Woord. Wie van de gelovigen kan dan zeggen dat hij niet afvalt ter rechter of ter linker zijde? God het al, het schepsel nietsmetal is een kernpunt in zijn theologie.
Sacramenten
Met zijn visie op rechtvaardiging en heiliging hangt samen, dat Van Lodenstein moeite kreeg met het bedienen van de sacramenten. Evenals Jacobus Koelman gevoelde hij zich bezwaard de doop aan kinderen van niet-gelovige ouders te bedienen.
In zijn laatste levensjaren paste hij een doopvraag aan. De doopouders beleden dat hun kinderen, hoewel ze in zonden ontvangen en geboren zijn, in Christus geheiligd worden, in plaats van zijn. Overeenkomstig het denken van Van Lodenstein is men slechts geheiligd, wanneer de wedergeboorte uit een aan God toegewijd leven blijkt. Bij pasgeboren kinderen is dat onmogelijk.
Ook de deelname aan het Avondmaal door geesteloze gemeenteleden bracht hem in gewetensnood. De Avondmaalspraktijk verwoordt hij met de klacht:
De onreyne dieren komen daar in/ en het stinkter van vuyligheyd/soo dat
Gods kinderen daar nauwelijks duren komen. Tenslotte kwam Van Lodenstein zelf niet meer en weigerde hij nog langer het Avondmaal te bedienen. Zijn gewetensbezwaar werd stilzwijgend gerespecteerd.
Dichter
Van Lodenstein was dichterlijk aangelegd en neemt onder de religieuze dichters een belangrijke plaats in. De grote vaderlandse dichters van zijn tijd blijkt hij te kennen. Hij imiteert Vondels Kinder-Lijck en gebruikt de melodie van O Kerstnacht, schoner dan de daegen. Hij dicht zijn liederen niet met het oog op de eredienst in de kerk. Volgens de bepaling van de Nationale Synode van Dordrecht werden in de Gereformeerde Kerk bijna uitsluitend psalmen gezongen. Gezangen zong men tijdens de huissamenkomsten, waar gelijkgezinden elkaar ontmoetten en stichting zochten voor hun persoonlijk geloofsleven. Van Lodenstein was een voorstander van zulke gezelschappen.
Zijn gedichten vertolken de verborgen omgang met God (O! heilig eenzaam! met God gemeenzaam) en een uitzien naar de hemelse volmaaktheid. In het boek Uytspanningen zijn Van Lodensteins gedichten en liederen bijeengebracht. Gods kinderen van alle eeuwen herkennen de inhoud en worden erdoor gesterkt en opgevoed.
Eén van de meest bekende liederen is Lof der heerlijkheid. Van Lodenstein overtuigt in dit gedicht dat aardse schatten slechts schijn zijn.
Hoog! omhoog! mijn ziel, naar boven!
Hier beneden is het niet:
t rechte leven, lieven, loven,
is maar daar men Jezus ziet.
al wat gij ziet op aard,
al wat gij hoort op aard,
is uw kostlijk leven, lieven, loven,
al wat gij wenst op aard,
is uw kostlijk hert niet waard.
Invloed
Er loopt een lijn van Van Lodenstein via de mystieke schrijver en dichter Gerhard Tersteeghen naar de christelijke ervaringstheologie van de 19e eeuw. Voor ons land moeten we dan denken aan de ethische richting, speciaal
aan J.H.Gunning jr. Voor Duitsland aan de Erlanger-school. Voor Zwitserland aan A. Vinet, de vader van de ethische richting in ons land.
In de tijd van de Afscheiding heeft H.P. Scholte de Beschouwinge van Zion opnieuw uitgegeven. Van Lodenstein behoort tot de oude schrijvers die in de dagen van de Afscheiding graag gelezen werden. In de officiële, zelfs nieuwere dichtkunst is Van Lodenstein ontdekt en erkent als een inspirerend dichter. Ook Geerten Gossaert heeft zich door Van Lodenstein laten inspireren.
Ik heb geprobeerd de hele Van Lodenstein voor u te tekenen. Niet om hem na te doen. We vereren Van Lodenstein niet als een heilige. Het dwepen met een oudvader is fout. Deze navolger van Christus wijst ons op Christus. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. Door Hem worden we nieuwe schepselen, die de Heere volgen op alle terreinen van het leven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 september 1999
Terdege | 96 Pagina's