Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dwaalweg van het ”Ontjodingsinstituut”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dwaalweg van het ”Ontjodingsinstituut”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niets was er tot voor kort dat aan het weinig verheffende verleden van het gebouw aan de Bornstrasse 11 in het Duitse Eisenach herinnerde. In mei dit jaar veranderde dat. „Wij zijn een dwaalweg ingeslagen..."

Met grote letters staat het op het gedenkteken aan het begin van de Bornstrasse: ”Wir sind in die Irre gegangen...”. Het monument, ontworpen door kunstenaar Marc Pethran uit Leipzig, wil een schuldbelijdenis zijn voor het ”Entjudungsinstitut” dat zich 240 meter verderop bevond. Het object werd op 6 mei onthuld door vertegenwoordigers van acht Duitse evangelische (protestantse) landskerken. Hun voorgangers waren het die tachtig jaar eerder „een dwaalweg ingeslagen” waren.

”Ontjodingsinstituut” heette het centrum kortweg. De officiële naam luidde ”Instituut ter bestudering en verwijdering van de Joodse invloed op het Duitse kerkelijke leven”. Op 4 april 1939 besloten elf evangelische kerken tot de oprichting ervan.

Wieg Reformatie

De naam was een program, bleek op 6 mei 1939. Die zaterdag, ’s middags om half vijf, begon op kasteel de Wartburg het „openingsfeest” ter gelegenheid van de start van het ”Entjudungsinstitut”. „Daar waar de Bijbel vertaald werd en de wieg van de Reformatie stond, predikte men van 1939 tot 1945 de racistische en religieuze minderwaardigheid van de Joden”, schreef de Duitse journaliste Kirsten Serup-Bilfeldt.

Het ”Eröffnungsfeier” zette in met het samen zingen van het lied ”Aan het werk, gij kameraden!”, even later gevolgd door een Adagio van Mozart. Prof. dr. Walter Grundmann, nieuwtestamenticus aan de universiteit van Jena, verzorgde die middag de hoofdlezing, onder de titel ”De ontjoding van het religieuze leven als opgave van de Duitse theologie en kerk”.

Grundmann (1906), lid van de NSDAP, behoorde tot de radicale vleugel van de Duitse Christenen, die streefden naar een „positief christendom”, aangepast aan de nazi-ideologie. Hij zou hét gezicht van het Ontjodingsinstituut worden.

In zijn rede kondigde de nieuwtestamenticus alvast drie „praktische maatregelen” aan. Als eerste wilde hij komen tot een uitgave van de Evangeliën waarin het „Jezusbeeld” niet langer Joodse sporen zou bevatten. Ook zag hij een nieuwe Duitse gezangenbundel voor zich, met een „selectie en bewerking van bestaande liederen.” Als derde wilde Grundmann werken aan een „volksboek” waarin „de stemmen van Duitse vrome mensen” klonken.

Voortvarend gingen de rond de tweehonderd medewerkers van het instituut –bisschoppen, hoogleraren theologie, juristen, politici, dichters, kunstenaars– van start. De meesten op vrijwillige basis: de kerken hadden slechts 15.000 mark voor de werkzaamheden ter beschikking gesteld. Het enthousiasme was echter groot: op deze manier leverde de Duitse religiewetenschap háár aandeel aan de oorlog, jubelde Grundmann.

Voorjaar 1940 presenteerden de Eisenacher onderzoekers de eerste resultaten van hun arbeid op een conferentie in, jawel, Lutherstad Wittenberg. De driedaagse bijeenkomst trok 600 deelnemers. Leden van de ”werkgroep volkstestament”, onder wie Grundmann zelf, presenteerden hun „ontjoodste” Nieuwe Testament. ”Die Botschaft Gottes” luidde de titel van het 296 bladzijden tellende boek. Er was ook een verkorte uitgave, speciaal voor de soldaten aan het front. Deze handzame editie verscheen in een oplage van 200.000 exemplaren.

In een uitvoerig artikel heeft kerkhistoricus Hans Prolingheuer laten zien hoe subtiel de werkgroep soms te werk ging. Zo waren de bekende zinnen uit de kerstgeschiedenis in Lukas 2 nét iets gewijzigd: „...ook Jozef uit Galilea uit de stad Nazareth ging op naar Bethlehem met Maria...” Wie heeft in de gaten dat Bethlehem hier niet meer „de stad Davids” is, „gelegen in Judea”, en Jozef niet langer tot „het huis en geslacht van David” behoort? Want zo was het volgens Grundmann en de zijnen: „Jezus’ ouders zijn geen Joden geweest.” En Hij werd niet geboren in Bethlehem in Judea, maar in een ander Bethlehem, dat in „Galilea der heidenen” lag. Oftewel: Jezus was een raszuivere Ariër.

Ruim een jaar later, in 1941 –de oorlog was in volle gang, Joden werden massaal vermoord–, zagen opnieuw twee publicaties het licht: een ”judenrein” gezangenboek en een ”judenfreie” catechismus. De gezangenbundel, getiteld ”Grote God, wij loven U”, telde 339 geestelijke liederen. Ook hier waren tal van oudtestamentische noties of Hebreeuwse woorden (Amen) verdwenen. De zin „Alles, wat adem heeft, love met Abrahams [kinderen] tezamen” uit Joachim Neanders bekende lied ”Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere” luidde nu: „Alles, wat adem heeft, stemme vol vreugde tezamen.”

Tot het laatste moment, toen de Amerikanen Eisenach veroverden, was het Ontjodingsinstituut actief. Een brochure van de hand van de antisemitische nieuwtestamenticus prof. dr. Georg Bertram uit Giessen, gedateerd 6 mei 1945, was het laatst bekende geschrift.

Geen carrièreknik

En na de oorlog? Voor nauwelijks één medewerker van het instituut hebben deze jaren een „carrièreknik” tot gevolg gehad, stelt kerkhistoricus Prolingheuer vast. Prof. Walter Grundmann, bijvoorbeeld, „werd al snel weer een in Oost en West graag gelezen commentator van het Nieuwe Testament.”

Het instituut zelf raakte, ook omdat Eisenach in de DDR lag, al snel in de vergetelheid. De voorzitter van de Joodse gemeenschap in Thüringen, Reinhard Schramm, sprak in mei dit jaar dan ook zijn erkentelijkheid uit richting de evangelische landsbisschop Ilse Junkermann dat zij zich zó sterk heeft gemaakt voor een gedenkteken dat aan dit tijdvak herinnert. „Dat komt wat mij betreft ook niet te laat.”


„Zwarte bladzijde in geschiedenis Duitse kerk”

„Een goede zaak” noemt ds. C. G. (Kees) Kant het dat er in Eisenach nu een gedenkteken staat dat herinnert aan het ”Entjudungsinstitut”. In 2012 kwam hij er tijdens een vakantie in Duitsland achter dat zich in de stad zo’n instituut had bevonden. „Dat was nieuw voor mij.” Twee dagen bracht de gereformeerde predikant uit Katwijk –sinds vorig jaar directeur van Christians for Israel International– in de archieven ervan door. Wat hij aantrof, schokte hem, ook omdat hij parallellen zag met publicaties van Palestijnse bevrijdingstheologen die de afgelopen jaren het licht zagen. Het bracht ds. Kant tot het schrijven van het boek ”Van Eisenach naar Bethlehem – Deutsche Christen en Palestijnse christenen over Joden en Israël” (uitg. Toetssteen, 2015). „In Eisenach bedacht men dat Jezus een Ariër was en nu wordt Hij voorgesteld als een Palestijn Die lijdt onder de bezetting.”

Wat de predikant destijds al opviel, was dat niets rond het gebouw waar het instituut gevestigd was –aan de Bornstrasse 11– naar de beruchte periode verwees. „Ik vind het daarom toe te juichen dat er nu wel een monument staat. Het gaat hier om een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de Duitse kerk. En dan niet in die van de Katholieke Kerk, dat is altijd nog gemakkelijker, maar in die van de protestantse kerk – mijn kerk dus. Dat geeft toch iets van verlegenheid.”

Ontstaan

Blij is ds. Kant ook met de aandacht die de Evangelische Kerk in Midden-Duitsland de komende maanden aan de geschiedenis van het ”Entjudungsintitut” besteedt. „Waarbij ik hoop dat er ook aandacht is voor de vraag hoe dit heeft kunnen ontstaan. Want steeds weer zie je dat op het moment dat de plaats die het Joodse volk en Israël in Gods heilsplan met de wereld niet langer wordt onderkend, er vijandschap ontstaat en beide moeten verdwijnen. In dat opzicht doet de historie van het instituut wel een appel op ons.”


Expositie in Eisenach

Tachtig jaar na de oprichting van het ”Instituut ter bestudering en verwijdering van de Joodse invloed op het Duitse kerkelijke leven” organiseert de Evangelische Kirche in Mitteldeutschland (EKM) in Eisenach meerdere activiteiten die de herinnering aan het instituut levend moeten houden.

- Misschien wel de belangrijkste –na de onthulling van het gedenkteken op 6 mei dit jaar– is de speciale tentoonstelling in het Lutherhuis, die op 19 september geopend wordt en minstens tot 31 december 2021 loopt. De expositie belicht het ontstaan, de ideologie en de aandachtsgebieden van het ”Entjudungsinstitut”, alsook zijn invloed ná 1945 en de –mogelijke– relatie die er was met de anti-Joodse geschriften van Maarten Luther.

- In het kader van de opening van de tentoonstelling heeft van 18 tot 20 september in het hotel op de Wartburg bij Eisenach –waar het instituut op 6 mei 1939 feestelijk van start ging– een wetenschappelijk congres plaats, met als thema ”Het Eisenacher ”Entjudungsinstitut” – Kerk en antisemitisme in het nazitijdperk”.

- Rond dezelfde datum, van 19 tot en met 22 september, worden er in de stad Joods-christelijke ontmoetingsdagen georganiseerd.

- Onder het motto ”Met Jodenhaat vergiftigd – Poging tot ontgifting in het protestantisme” gaan kunstenaars aan de slag met een kunstproject. Voor het project is 8000 euro uitgetrokken.

>>lutherhaus-eisenach.com en ekmd.de voor meer informatie

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 augustus 2019

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

De dwaalweg van het ”Ontjodingsinstituut”

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 augustus 2019

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's