Dromen van een tweede Orgelpark
„Geweldig fascinerend noemt Hayo Boerema zijn functie als hoofdorganist van de Laurenskerk in Rotterdam. „Ik zou willen dat dit een tweede Orgelpark werd.
Hij is alweer negen jaar de vaste bespeler van het grootste orgel van Nederland. Boerema (1972) is in dienst van de hervormde gemeente en speelt in die hoedanigheid vaak drie of vier diensten per zondag, voor verschillende denominaties: van Gereformeerde Bond tot vrijzinnig. Daarnaast werkt hij voor de stichting die de Laurenskerk beheert. „Op de gekste momenten mag ik opdraven. Soms staan de kookpotten onder het rugwerk te dampen, terwijl ik tussen twee gangen door even mag spelen. Maar het is belangrijk dat dit gebeurt. Mensen horen toch weer even een orgel.”
Rotterdam presenteert zichzelf als orgelstad. „Dat is natuurlijk een beetje pretentieus”, zegt Boerema. „Als je eerlijk bent, is ons orgelbestand lang niet zo rijk als bijvoorbeeld in Leiden of Utrecht. Maar we hebben hier wel een aantal fraaie kleine orgels, zoals in Delfshaven en Charlois en in de Hillegondakerk. Rond die instrumenten wordt veel gedaan.”
Er moet wel hard gewerkt worden om mensen te interesseren, zegt hij. „Rotterdam is akerkelijk én acultureel. In feite nog een arbeidersstad, met bovendien 60 procent mensen van buitenlandse komaf. Sport leeft hier veel meer dan cultuur. Als je er flink aan trekt, kun je bij een cantatedienst 500 mensen in de kerk hebben. Maar doe je geen pr, dan zitten er maar 200.”
Amateurdagen
De Maasstad telt twee echt forse orgels: het Flentroporgel (70 stemmen) in de Doelen en het 85 stemmen tellende instrument van Marcussen in de Laurenskerk. Over het Doelenorgel is Boerema niet positief gestemd. Lachend: „Nu moet ik uitkijken dat ik geen ruzie krijg met mijn collega Geert Bierling. Maar ik vind het Doelenorgel een grote mislukking. Het is een neobarok kerkorgel in een concertzaal. Ik heb er een paar jaar geleden de orgelsymfonie van Saint-Saëns uitgevoerd. Mijn ervaring is dat het geluid bij wijze van spreken niet verder komt dan de orgelbalustrade. Jammer, temeer daar de gezamenlijke orgelprogrammering van de Doelen en de Laurenskerk een succes is.”
Kortom, Rotterdam telt volgens Boerema maar één echt orgel, en dat hangt in de Laurenskerk. Hij noemt het een „geweldig, fantastisch instrument.” Zo staat het ook in den lande bekend, weet hij. „Er wordt minder gemopperd dan vroeger. De klank is milder geworden.”
De organist krijgt tal van aanvragen van mensen die willen spelen. „We zijn begonnen met het organiseren van amateurdagen om niet iedereen te hoeven teleurstellen. Inmiddels hebben we zes dagen per jaar, allemaal helemaal volgeboekt. We moesten zelfs als regel stellen dat mensen zich pas vanaf 1 januari voor het volgende jaar kunnen opgeven. Je gelooft het niet, maar om tien over twaalf ’s nachts komen de eerste mails binnen!”
Mensen maken van ‘hun’ halfuur zelfs een miniconcert, weet Boerema. „Compleet met hun eigen publiek, dat weer opstapt als de volgende aan de beurt is. En alles wordt direct opgenomen en op YouTube gezet.” Spelen op het Laurensorgel is zelfs soms een laatste wens. „Er zijn oude mensen die hun levenseinde zien naderen en graag nog één keer hier willen spelen. Normaal betalen mensen voor een uur een flink bedrag voor het orgelfonds. Voor zulke laatste wensen willen we weleens een uitzondering maken.”
Hoe populair het hoofdorgel ook is, Boerema plaatst ook een paar kanttekeningen. „Alles is mechanisch. Standaard moet je twee registranten bij je hebben. En dan kun je studeren tot je een ons weegt, maar dan nog moet je afwachten of het tijdens het concert gaat lukken. In het buitenland hebben orgels van deze grootte altijd een setzer, waarmee je registraties kunt voorprogrammeren.”
Hij merkt dat gastorganisten last hebben van deze beperking. „Ze hebben heel veel studietijd nodig om een beetje thuis te raken op dit instrument.” Concertgevers mijden de grote stukken daardoor een beetje. „Een grote koraalfantasie van Reger is een hele kluif. Soms moet ik organisten heel gericht vragen om een bepaald stuk eens uit te voeren. Met een setzer zou je dat niet hebben: dan gaat het allemaal veel makkelijker.”
Een andere wens van de Laurensorganist is een tweede speeltafel. „Als je het orgel ook vanuit de kerk zou kunnen bespelen, zou het nog meer ingezet kunnen worden. De mogelijkheden daarvoor zijn we aan het onderzoeken.”
Tweede Orgelpark
In de kerk hangt nog een tweede orgel van Marcussen, het drieklaviers transeptorgel uit 1959, gebouwd in een 16e-eeuwse kas van Niehoff. Het is dringend aan restauratie toe. „Volgend jaar gaat het eruit voor zeer groot onderhoud”, zegt de Laurensorganist. Pels en Van Leeuwen gaat de restauratie uitvoeren. Boerema is enthousiast over het 32 stemmen tellende instrument. „Het klinkt fantastisch. Eigenlijk is het fraaier dan zijn grote broer. Sterker, het mooiste orgel van Rotterdam is het transeptorgel.”
Heeft hij plannen met het instrument als het gerestaureerd is? „Ik zou een aparte serie rond het transeptorgel willen organiseren. Je kunt er prima een volwaardig concert op geven. Dat gebeurde in de jaren 60 ook, toen het grote orgel er nog niet was. Alle grote namen hebben hier geconcerteerd: Marie-Claire Alain, Jeanne Demessieux, Anton Heiller. De laatste speelde zelfs de grote koraalfantasieën van Reger op dat instrument.”
Boerema heeft nog meer wensen. „Ik zou willen dat de Laurens een tweede Orgelpark werd. Niet als concurrent van het Orgelpark in Amsterdam, maar aanvullend. Dat is toch niet gek: de twee grote steden met elk een eigen orgelpark?”
Ook in Rotterdam zou er op die manier een nieuw publiek voor het orgel gewonnen kunnen worden, denkt hij. „Juist hier is er een markt voor. Als we het alleen van het kerkelijk publiek moeten hebben, gaat het echt niet lukken. Natuulijk, als Pieter Heykoop en Marco den Toom hier met nieuwjaar een concert geven, zit de kerk weer afgeladen vol. Maar dat is één keer per jaar. Daar gaan we het niet mee redden.”
Compleet nieuw
Er zou een compleet nieuw koororgel moeten komen, droomt Boerema verder. „Met een zwelkast. Nu merk je bij een evensong dat het ene orgel te klein en het andere te groot is. En als het dan ook nog verplaatsbaar is, kunnen we het zo naar de naastgelegen Markthal rijden. Geweldig!”
Om een nieuw publiek te bereiken, zou de Laurensorganist ook willen experimenteren met een ander gebruik van het orgel. „Reitze Smits heeft hier al eens een concert gegeven waarbij het orgel met dans werd gecombineerd. Dan komen er mensen in de kerk die nooit naar een klassiek orgelconcert zouden gaan.”
Vooralsnog blijft het allemaal bij dromen. „Binnen de Stichting Laurenskerk is er zeker de bereidheid om in de richting van een orgelpark te gaan. Nu alleen het geld nog.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 2014
Reformatorisch Dagblad | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 2014
Reformatorisch Dagblad | 48 Pagina's